Jan Hendrik de Waal Malefijt
Geslacht: | Man | |
Vader: | Johannes Jacobus de Waal Malefijt | |
Moeder: | Louisa Wilhelmina Retel | |
Geboren: | 31 Jan 1852 | Overveen, gem. Bloemendaal |
Overleden: | 14 MRT 1931 | Katwijk a/d Rijn |
Religie: | Ger. Kerk | |
Beroep: | zeepzieder, burgemeester | |
Aantekeningen: | De Waal Malefijt heeft tweemaal in zijn leven een diploma behaald: in 1870 dat van hulponderwijzer, in 1871 de akte Frans. Die bescheiden opleiding belette hem niet, later tal van ambten en functies te bekleden, doch voor het beroep waartoe ze hem moest uitrusten, bleek hij niet geschapen. Wel begon Malefijt zijn loopbaan in april 1871 als schoolmeester te Amsterdam, doch reeds in 1873 verliet hij het onderwijs - wegens een keelaandoening, die later ten dele genas - om zich als volontair aan de gemeentesecretarie te Overveen in een andere richting te bekwamen. Lang bleef zijn toekomst onzeker, tot hij in 1876 naar Zeist verhuisde en compagnon werd in een zeepziederij, die hij niet tot bloei heeft vermogen te brengen. In zijn nieuwe woonplaats sloot hij zich dadelijk aan bij het Anti-Schoolwetverbond, de voorloper van de Anti-Revolutionaire Partij. Malefijts toewijding aan deze organisatie bepaalde verder zijn carrière. Overtuigd volgeling van Abraham Kuyper in kerk en politiek, werd hij achtereenvolgens lid van de gemeenteraad (1884-1890), burgemeester van Westbroek en Achttienhoven (1890-1903), voor het kiesdistrict Breukelen lid van de Provinciale Staten (1892-1909) en van de Gedeputeerde Staten (1903-1909). Het district bracht hem in 1897, 1901 en 1905 tevens in de Tweede Kamer. De Waal Malefijt beschikte niet over buitengewone oratorische of intellectuele gaven. Zijn opgang was de erkenning van onvoorwaardelijke trouw aan de antirevolutionaire beginselen, die hij met een ook voor buitenstaanders herkenbare zuiverheid tot uitdrukking bracht. In de antirevolutionaire kamerclub nam hij weldra een vooraanstaande plaats in. Toen Th. Heemskerk in 1908 een opdracht ontving tot kabinetsformatie, behoorde De Waal Malefijt met M.J.C.M. Kolkman, J.A. Loeff en A.S. Talma tot de rechtse kerngroep, die voortdurend in het overleg betrokken werd. De Waal Malefijt bleef zelf buiten het kabinet, maar volgde Heemskerk op als voorzitter van de kamerclub. Tot de verkiezingen van 1909 hem een meerderheid bezorgden, stond Heemskerk aan het hoofd van een minderheidskabinet. Zijn grootste probleem was echter niet de verhouding tot het parlement, maar het ongenoegen van zijn partijvoorzitter, Kuyper, die slechts node een rechts kabinet onder andere leiding dan de zijne zag optreden. Als hoofdredacteur van De Standaard plaatste Kuyper telkens kritische kanttekeningen bij het regeringsbeleid, dat naar zijn voorstelling te veel was afgestemd op de wensen van de linkerzijde. De Waal Malefijt raakte rechtstreeks bij deze controverse betrokken, toen Heemskerk zijn minister van Koloniën, A.W.F. Idenburg, in 1909 tot gouverneur-generaal wilde benoemen, en Malefijt aanzocht voor de opvolging van Idenburg. Malefljt aarzelde lang. Hij kende Indië alleen uit de kamerstukken. Ten slotte gaf hij aan de sterke aandrang van Heemskerk en Idenburg gehoor, in de vaste overtuiging dat deze taak hem van Godswege was opgelegd. In pers, kamer en partij riep deze benoeming weinig geestdrift wakker, doch Idenburg was De Waal Malefijt dankbaar voor zijn bereidwilligheid, en kwam met hem tot vruchtbare samenwerking. De Standaard echter gaf herhaaldelijk blijk van bezorgdheid: de minister was vol van ijver en goede wil, maar was hij niet gedwongen te veel aan zijn ambtenaren over te laten? In december 1911 botsten Kuyper en De Waal Malefijt ook in de Kamer. De minister sprak uit dat de antirevolutionaire leuze 'bijzonder onderwijs regel, openbaar onderwijs uitzondering' in Nederlands-Indië moeilijk toegepast kon worden, en dat de zending niet als zodanig, doch alleen als instituut van sociale zorg op steun van de overheid aanspraak kon maken. Kuyper zag hierin een al te conciliante tegemoetkoming aan links, en vond de zaak belangrijk genoeg om er in 1912 een brochure aan te wijden: Afgeperst. Naar aanleiding van het kamerdebat van 6 December 1911 (Kampen, 1912). De Waal Malefijt gaf over dit geschrift wel zijn oordeel prijs aan Idenburg - 'een echt onoprecht en valsch stuk' - doch niet aan Kuyper, die zich maar bleef verbazen dat zijn opponent hem geen excuses aanbood. Op Malefijts beleid had dit conflict verder geen invloed. Wel droeg het er zeker toe bij dat hij na het aftreden van het kabinet in 1913 niet in de Kamer kon terugkeren. Bij zijn aftreden bleek dat hij de oppositiepers niet van zijn kwaliteiten had kunnen overtuigen, getuige de Nieuwe Rotterdamsche Courant, die hem uitluidde onder kop: 'Male fecit'. De oud-minister zelf had zijn ambt zonder spijt neergelegd, maar was wel teleurgesteld dat hem in eigen kring niet meer erkenning gewerd. Daar echter geen enkel lid van de kamerclub zijn zetel opgaf ten behoeve van één van de voormalige ministers, koos De Waal Malefijt voor het burgemeesterschap van Katwijk (1914-1927). Ook kreeg hij zitting in de Provinciale Staten (1916-1922) en in de Eerste Kamer (1917-1925). De Waal Malefijt leefde voor zijn plichten, en toonde zich dus te Katwijk een harde werker, die nooit één raadsvergadering oversloeg, ook niet toen de last der jaren steeds zwaarder ging wegen. Tijdens de oorlog van 1914-1918 deelde hij in de zorgen van de vissersbevolking, die zich in haar bestaansmogelijkheden bedreigd zag. Dat kan De Waal Malefijt versterkt hebben in zijn neiging zich geheel te identificeren met de Centralen. Gewoon zich door beginselen te laten leiden, zag hij ook de wereldoorlog in bijbels perspectief: Duitsland als strijder voor de zaak Gods, Woodrow Wilson, president van de Verenigde Staten, als wegbereider van de antichrist. In de praktische politiek kregen deze gedachten weinig uitdrukking. De Waal Malefijt trad in de Eerste Kamer vooral op als expert voor binnenlands bestuur. Jhr. Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck polste hem in 1919 voor het burgemeesterschap van Haarlem, maar daar zag De Waal Malefijt zijn roeping niet liggen. Tot zijn teleurstelling werd hij in 1919 niet benoemd als lid van de Raad van State; tot zijn opluchting ging men hem voorbij toen Idenburg in dat zelfde jaar wederom de portefeuille van Koloniën opgaf. Ook zelf voelde Malefijt dat hij in 1909 één trede te hoog geklommen was. Toen De Waal Malefijt de zeventig gepasseerd was, begon hij zich geleidelijk terug te trekken uit zijn vele functies in bestuur, politiek en christelijke organisatie. In 1925 trad hij af als lid van de Eerste Kamer en als president-directeur van de Vrije Universiteit, in 1927 als burgemeester. Zijn laatste levensjaren sleet hij ambteloos te Katwijk. De Waal Malefijt was een man die met beperkte middelen tot het uiterste van zijn mogelijkheden is gegaan. Ondanks een wankele gezondheid, een zwakke stem en een schuchtere verschijning wist hij zich ruim vijftig jaar in het politieke leven te handhaven als een voorman in het tweede gelid. Zonder een brede ontwikkeling na te streven vormde hij zijn oordeel met behulp van kranten, van vergaderstukken, en bovenal van de bijbel, die hem steeds tot richtsnoer voor zijn denken en handelen was. In zichzelf gekeerd en afkerig van scherpte, wees hij toch ieder compromis af wanneer naar zijn oordeel de hoogste waarde in het geding was: 'voor zijn beginsel en met zijn beginsel moet men alleen durven staan.' Persoonlijk vervreemd van Kuyper, bleef hij een van de meest karakteristieke kuyperianen van zijn generatie. A: Archief-De Waal Malefijt bevindt zich in het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. P: Gereformeerde praatjes (Utrecht, 1885-1887) 23 losse nummers; De Duitsche Wet op de Ziekteverzekering en de voorgenomen arbeidersverzekering hier te lande (Breukelen , 1898); Vaccinedwang [Utrecht, 1901]. Diverse artikelen in De Stichtsche Courant en De Rotterdammer. L: M. van Geuns en H.H. van Kol, 'J.H. de Waal Malefijt', in De Hollandsche Revue 14 (1909) 748-757; 'Male fecit', in NRC , 31-5-1913 av.; J.W. Kobus, in Jaarboekje voorgeschiedenis en oudheidkunde van Leiden en Rijnland 24 (1931-1932) XLIII - LIV; NRC , 15-3-1931 ocht.; J.A. de Wilde en C. Smeenk, Het volk ten baat. De geschiedenis van de A.R.-partij (Groningen, 1949); J. Voerman, Het conflict Kuyper-Heemskerk (Utrecht, 1954); G. Puchinger, Colijn en het einde van de coalitie I. De geschiedenis van de kabinetsformaties 1918-1924 (Kampen, 1969); Briefwisseling Kuyper-Idenburg. Verzorgd, ingel. en toegel. door J. de Bruijn en G. Puchinger (Franeker, 1985). I: M. van Geuns en H.H. van Kol, 'J.H. de Waal Malefijt', in De Hollandsche Revue 14 (1909) 747. A.Th. van Deursen Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L). Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Frederika Sophia Wilhelmina Couvee | geb. 6 Nov 1845 |
Huwelijk: | 15 Nov 1877 | Leiden |
Kinderen: | ||
Elisabeth Jacomina de Waal Malefijt | geb. 23 Sept 1885 |