Sara Cato Meijer
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Moritz Meyer | |
Moeder: | Sophia Philips | |
Geboren: | 6 Juli 1890 | Amsterdam |
Overleden: | 11 Feb 1941 | Berlijn |
Beroep: | directrice type-, kopieer-, en vertaalbureau, vredesactiviste en antifasciste | |
Aantekeningen: | Sara Cato Meyer, die al snel Selma werd genoemd, kwam ter wereld als het eerste kind van de uit Keulen afkomstige Moritz (Max) Meyer en de Amsterdamse Sophia Philips. Haar moeder was familie van de Philipsen van de gloeilampenfabriek in Eindhoven. In een geassimileerd Joods milieu groeide Selma op met twee jongere broers, de in 1893 geboren tweeling Justus en Herman. Rond 1900 verhuisde het gezin naar Watergraafsmeer. Na de lagere school volgde Selma de driejarige hbs en vervolgens de tweejarige Openbare Handelsschool aan het Raamplein. In februari 1906 Selma was vijftien pleegde haar vader zelfmoord, zijn gezin in financiële moeilijkheden achterlatend. Gesteund door een vriend van de familie konden de kinderen Meyer toch hun opleiding afmaken, maar erna moesten ze meteen aan het werk. Zo begon Selma in 1908 als stenotypiste. Ze was niet religieus, maar werd in 1919 wel lid van de Theosofische Vereniging. Rond deze tijd kwam de vertaalster Annette Monasch (1883-1945) inwonen bij de familie Meyer. De twee jonge vrouwen raakten bevriend: van maart 1921 tot september 1922 reisden ze samen door Europa. Holland Typing office Selma Meyer en Annette Monasch kenden elkaar vermoedelijk al langer. Ze werkten beiden bij Holland Typing Office (HTO), waar Selma in 1920 in dienst was gekomen. Deze firma stond onder leiding van twee Joodse vrouwen: Rosine Henriëtte de Jong-Benjamins en Sarita Eastwood-Levie. Al gauw breidde de firma, gevestigd aan de Nieuwendijk (nr. 162), zijn werkzaamheden uit naar het kopiëren, vertalen, en stenograferen in alle talen, én de verkoop van kantoorbenodigdheden. Rond 1923 had stenografe Selma Meyer zich opgewerkt tot chef de bureau. In 1926 kwam HTO in handen van Annette Monasch en een jaar later werd Selma Meyer medevennoot. Het bedrijf groeide snel: in 1928 verhuisde het naar het Damrak (nr. 44), waar het drie etages betrok. Een van de kernactiviteiten van HTO was de tijdelijke verhuur van (steno)typistes en ander kantoorpersoneel aan bedrijven. Daarmee was het waarschijnlijk een van de eerste uitzendbureaus van Nederland. Vredesacties en antifascisme Selma Meyer was bijzonder maatschappelijk betrokken. Haar lidmaatschap van de Theosofische Vereniging zegde ze rond 1923 op en ze werd actief in de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid (IVVV), een internationale organisatie die voortkwam uit het Haagse Vredescongres van Vrouwen van 1915. Als secretaris ontplooide Meyer allerlei initiatieven en bezocht ze internationale conferenties. Intussen was ze van 1933 tot de opheffing twee jaar later ook actief in het Neutraal Vrouwencomité voor Vluchtelingen, een organisatie die vrouwelijke vluchtelingen uit Duitsland opving. Ook was ze lid van de SDAP. In 1936 werd Meyer voorzitter van het Centraal Wuppertal Comité (CWC), opgericht na de massa-arrestatie van politiek andersdenkenden in Wuppertal. Het bulletin dat het comité in vier talen uitgaf, werd door het Holland Typing Office opgemaakt en gedistribueerd over heel Europa. Vanwege de grote invloed van communisten op het CWC zag de Nederlandse veiligheidsdienst het als een communistische mantelorganisatie. Meyer was aanwezig op diverse internationale bijeenkomsten van volksfrontorganisaties in Parijs, maar naar het proces in Wuppertal zelf ging ze niet. Eveneens in 1936 zegde Selma Meyer haar SDAP-lidmaatschap op en eind 1937 verliet ze de IVVV. Ze raakte steeds nauwer betrokken bij acties van internationale antifascisten. Zo was ze in contact gekomen met de Duitse publicist Hans Ebeling (1897-1968), die samen met andere gevluchte landgenoten het tijdschrift Kameradschaft uitgaf, een blad voor antinazistische jeugdgroeperingen. De redactie van Kameradschaft vond onderdak bij HTO. Meyer vertaalde artikelen en corrigeerde drukproeven, en verleende bovendien financiële steun aan het blad. Met Ebeling richtte ze het Comité tot Hulp aan Jonge Duitse Vluchtelingen op, dat hen hielp bij hun vlucht en bovendien zorgde voor werk, onderdak en geld. Intussen was Meyer ook actief in het Comité Hulp aan Spanje, een internationale organisatie die de Spaanse republikeinen steunde. Via de Commissie voor huisvesting van Spaanse kinderen was Selma Meyer betrokken bij het oprichten van een kindertehuis voor Spaanse kinderen in Zuid-Frankrijk. En op verzoek van haar exilvrienden van Kameradschaft zorgde Meyer begin 1940 via het HTO voor de clandestiene verspreiding van vijfduizend pamfletten in Duitsland. Dat Meyer ondanks alle linkse samenwerking weinig op had met het communisme, blijkt uit het feit dat ze zich in 1939 aansloot bij de uitgesproken anticommunistische beweging Eenheid door Democratie. Gevangenschap en dood Toen de oorlog uitbrak, verliet Selma Meyer haar huis aan de Amsterdamse Bronckhorststraat (nr. 18), waar ze sinds 1936 met haar moeder woonde. Ze moet zich bewust zijn geweest van het gevaar dat ze liep en reisde via Zeeland naar het nog onbezette Zuid-Frankrijk. In oktober keerde ze echter terug naar Amsterdam, op verzoek van haar moeder en het personeel van HTO, waar de bezetter een bewindvoerder had aangesteld. Twee dagen later, op 26 oktober, werd ze daar door de Gestapo gearresteerd. Na een week lang in Den Haag te zijn verhoord over Kameradschaft en andere connecties werd ze overgebracht naar de beruchte Polizeigefängnis Berlin-Moabit, waar ze zwaar werd mishandeld. Vanwege een als gevolg van de toegebrachte verwondingen opgelopen buikvliesontsteking werd ze op 16 januari 1941 geopereerd in het Berlijnse Krankenhaus der Jüdische Gemeinde. Op 11 februari bezweek Selma Meyer aan de gevolgen van een dubbele longontsteking. Het Nederlandse consulaat betaalde de kosten van haar teraardebestelling op de joodse begraafplaats aan de Weissensee. Moeder Meyer-Philips, die de oorlog overleefde, meldde zich in 1945 als rechthebbende van het HTO en deed het bedrijf na een half jaar van de hand. De pacifiste Selma Meyer viel als een van de eerste slachtoffers van het geweld waartegen ze haar leven lang had gestreden, aldus Willemijn Posthumus-van der Goot in 1948 in Van moeder op dochter (538). Ze stond al in 1939 op de Sonderfahndungsliste West van de Duitse Sicherheitsdienst: een lijst verdachten die meteen na de inval opgepakt moesten worden. Toch is haar naam nauwelijks bekend. Hierin heeft Bart de Cort verandering proberen te brengen met zijn uitvoerig gedocumenteerde publicatie Van vrouwen, vrede en verzet. Selma Meyer (1890-1941) en haar Holland Typing Office (2013). Hij laat zien hoe Meyer haar bedrijf inzette voor haar pacifistische en antifascistische strijd. De Cort sluit zijn studie af met de mededeling dat men jaren later van plan is geweest de stoffelijke resten van Selma Meyer te herbegraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal. Dit stuitte echter op verzet van de nabestaanden: zij vonden haar eeuwige rust in Berlijn belangrijker dan de eer van Bloemendaal. Sinds 2013 wordt de naam van Selma Meyer vermeld op de websites van Yad Vashem en de Erelijst van Gevallenen. Archivalia Zie overzicht in Bart de Cort, Van vrouwen, vrede en verzet. Selma Meyer (1890-1941) en haar Holland Typing Office (Amsterdam 2013) 66-70. Literatuur Matty Vigelius, Aanleg en arbeid, De Vrouw en haar Huis 25 (1930-31) 676-679 [reportage over Holland Typing office]. W.H. Posthumus-van der Goot red., Van moeder op dochter. Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld (Leiden 1948) 320, 538. Bart de Cort, Van vrouwen, vrede en verzet. Selma Meyer (1890-1941) en haar Holland Typing Office (Amsterdam 2013; 2e herziene druk 2015). Redactie laatst gewijzigd: 04/07/2016 |