Martina Gezina Kramers
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Johannes Hendrik Kramers | |
Moeder: | Margaretha Anna Hoogklimmer | |
Geboren: | 24 Juni 1862 | Veur |
Overleden: | 15 OKT 1934 | Apeldoorn |
Religie: | Ned. Hervormd | |
Beroep: | huisonderwijzeres | |
Aantekeningen: | Kramers was een bezield organisatrice met een brede maatschappelijke betrokkenheid. De vrouwenbeweging, het nieuw-malthusianisme, de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en de esperantisten konden lange jaren rekenen op haar inzet. Vooral Kramers talenkennis - zij las twaalf talen en sprak er acht - kwam daarbij van pas. Die kennis deed zij voor een deel op in het onderwijzersgezin waarin zij werd geboren. Haar vader was hoofd van Instituut Noorthey, een protestant-christelijke jongenskostschool, waar buitenlandse talen gedoceerd werden door 'native speakers', die intern - dus in de buurt van het gezin Kramers - logeerden. Terwijl haar broers de school regulier bezochten, heeft Kramers zelf waarschijnlijk indirect van die educatieve omgeving geprofiteerd. De progressieve opleidingsmethodes, die op Noorthey in praktijk werden gebracht, klonken door in Kramers' latere propaganda voor buurthuiswerk en onderwijsvernieuwing. Gezien haar komaf was het niet verwonderlijk dat zij, op haar vijftiende, een opleiding voor onderwijzeres ging volgen in Arnhem. Na afloop daarvan, in 1884, ging ze weer bij haar familie wonen, die inmiddels naar Rotterdam was verhuisd. Na korte tijd werkzaam te zijn geweest in het onderwijs, werd zij privé-onderwijzeres, een functie die beter te combineren was met haar vele journalistieke en secretariële werkzaamheden voor maatschappelijke organisaties en met de zorg voor haar familieleden. Haar moeder was al in 1874 overleden. Korte tijd later was haar vader gehuwd met de zus van haar moeder. Na de dood van haar vader in 1896 bleef Kramers bij haar stiefmoeder wonen tot de dood van deze in 1902. In 1918 verhuisde ze samen met haar zuster naar Apeldoorn. De Rotterdamse jaren vormden de meest productieve periode uit Kramers leven. Vanaf omstreeks 1895 was zij betrokken bij een groot aantal organisaties. Samen met Marie Rutgers-Hoitsema richtte zij in 1895 de Rotterdamse Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw op. Aanleiding hiertoe vormde de afwijzing van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht om behalve voor kiesrecht voor de verbetering van de maatschappelijke toestand van vrouwen te strijden. Kramers zat tussen 1895 en 1913 - meestentijds samen met Rutgers-Hoitsema - in het bestuur van de 'Behartiging'. Beide dames zaten ideologisch op één lijn. Zij stonden sympathiek ten opzichte van de sociaal-democratie maar hadden ook kritiek op de opstelling van de SDAP, vooral inzake het vrouwenkiesrecht en het recht op arbeid voor vrouwen. Dat verklaart waarschijnlijk waarom Kramers pas in 1911 lid van de SDAP werd. Overigens weerhield haar kritiek op de partij haar er niet van om vooraanstaande partijleden uit te nodigen als spreker voor de 'Behartiging'. Tevens bleef zij lid, en van 1903 tot 1919 hoofdbestuurslid, van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Dat ze probeerde een brug te slaan tussen deze twee bewegingen, blijkt uit haar betrokkenheid bij het Algemeen Kiesrecht-Comité, waarin onder meer sociaal-democraten en feministes vertegenwoordigd waren. Samen met Rutgers-Hoitsema was Kramers ook jarenlang pleitbezorger van het nieuw-malthusianisme. Van 1899 tot 1913 zat zij in het hoofdbestuur van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB), waarbij maar weinig feministes waren aangesloten. Veel feministes zagen het door de NMB gepropageerde gebruik van anti-conceptiemiddelen als een bedreiging voor een zedelijk hoogstaande levenshouding met zelfbeheersing als norm voor beide geslachten. Haar talenkennis maakte Kramers tot ideale afgevaardigde naar internationale congressen. Dat begon in 1897, toen Kramers een tiental Nederlandse vrouwenverenigingen vertegenwoordigde op de voorbereidende bijeenkomst van de Internationale Vrouwenraad in Londen. Terug in Nederland pleitte zij op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 voor de oprichting van een Nationale Vrouwenraad als onderdeel van een wereldwijd vrouwennetwerk. In 1899 werd de Nationale Vrouwenraad opgericht met Kramers als eerste secretaresse en Rutgers-Hoitsema als vice-presidente. In de jaren daarna bleef Kramers een belangrijke schakel tussen de Nederlandse en de internationale vrouwenbeweging. In 1904 werd ze gekozen in het bestuur van de Internationale Vrouwenraad. Een jaar later nam ze Johanna Nabers positie in de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht over. Het Engelstalige blad van de Wereldbond, Ius Suffragii, werd onder haar redactie uitgegeven. Soms werd de opeenstapeling van functies en werkzaamheden - ze was meestal 'secretares' - haar te veel en deed ze tijdelijk een stapje terug. Dat gebeurde in 1906 en in 1913. Dat Kramers nu minder bekend is dan bijvoorbeeld Aletta Jacobs of Wilhelmina Drucker is niet zo verwonderlijk. Zij was in de eerste plaats bestuurder en geen prominente, feministische theoretica. Haar invloed op de feministische gedachtenwisseling kreeg vooral vorm in de vertaling van een buitenlandse klassieker als Het ontwaken der Vrouw, De rol der vrouw in de evolutie der menschheid (Almelo z.j.), geschreven door Frances Swiney, net als Kramers feministe en nieuw-malthusiaan. Ze droeg dit werk op aan Mariann Klerk-van Hogendorp, de presidente der Nationale Vrouwenraad. Deze zal de morele lading van het boek wellicht meer hebben kunnen appreciëren dan Kramers zelf, die zich in een woord vooraf distantieerde van de wetenschappelijke en morele inzichten van de theosofe Swiney. Ook al was Kramers geen vooraanstaand theoretica, toch waren het haar onconventionele ideeën en de daarop gebaseerde levenswijze waardoor haar positie binnen de internationale vrouwenbeweging omstreeks 1910 onhoudbaar werd. Kramers verzette zich haar hele leven tegen de dubbele moraal op seksueel gebied en hekelde de leden van haar eigen sekse, die een huwelijk aangingen uit financiële berekening. Het was geen bewuste keuze om een 'vrije' verbintenis aan te gaan met de man van wie zij hield, maar toen diens vrouw niet wilde toestemmen in een scheiding bleef hun geen alternatief. De relatie die zij vanaf 1898 met hem had, hield zij buiten de openbaarheid. Daarom is van deze 'Bobbie' niet veel bekend. Hij was sociaal-democraat, wat voor Kramers niet altijd even gemakkelijk was en voor veel van de vrouwen met wie zij samenwerkte zelfs een doorn in het oog. Zo zocht Jacobs de oorzaak voor Kramers' verminderde inzet in 1906 niet in overbelasting, maar in deze 'verkeerde liefde'. In 1913 leidde Kramers' 'overtreding van de zedelijke orde' ertoe dat de presidente van de Wereldbond haar verzocht op te stappen. In de officiële lezing was ziekte de reden voor terugtreding. Ook Kramers' toetreden tot de SDAP in 1911 maakte haar positie in de vrouwenbeweging moeizaam. Toch bleef ze in de jaren 1910 met beide bewegingen verbonden. Dat blijkt bij voorbeeld uit het feit dat ze bij het 25-jarig bestaan van de SDAP en de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in 1919, als enige vrouw, in beider gedenkboeken schreef. Kort tevoren, in 1918, was ze naar Apeldoorn verhuisd. In diezelfde tijd sloot ze een groot deel van haar bestuurlijke activiteiten voor de vrouwenbeweging en het nieuw-malthusianisme af en concentreerde ze zich meer op de sociaal-democratische gemeentepolitiek. In Rotterdam had ze korte tijd deel uitgemaakt van het afdelingsbestuur en de federatie. In Apeldoorn werd ze in 1923 gekozen in de gemeenteraad, waar ze onderwijszaken in haar portefeuille had. Maar de meeste energie wijdde ze deze laatste levensjaren aan het esperantisme, als secretaresse van zowel de neutrale als de arbeiders-esperantisten. Aan huis gaf de inmiddels bejaarde Kramers esperanto-les aan jeugdige belangstellenden, die zich haar zwaar-omfloerste stem bleven herinneren. Publicaties: St. Coit, Buurtvereenigingen een middel tot hervorming der maatschappij (Rotterdam 1896; vertaling); 'Die Geschichte der Frauenbewegung in Holland' in: H. Lange, G. Bäumer (red.), Handbuch der Frauenbewegung. I. Teil. Die Geschichte der Frauenbewegung in den Kulturländern (Berlin 1901) 211-24; 'De inrichting van het Nederlandsch Comité voor Algemeen Kiesrecht' in: De Nieuwe Tijd, 1903, 703-7; De plaats der vrouw in maatschappij en staat (z.pl. 1908); De groei der beweging voor vrouwenkiesrecht (z. pl. 1909); 'Het huwelijk als kostwinning' in: Moederschap / seksueele ethiek (Almelo 1913) 117-20; 'Het volkspetitionnement voor grondwettelijke gelijkstelling van man en vrouw' in: De Nieuwe Tijd, 1914, 215-23; Vrouwenbeweging, vrouwenkiesrecht en grondwetsherziening. Studie voor de Rotterdamse Sociaaldemokratiese Studieklub (Rotterdam 1916); '25 jaren vrouwenkiesrechtstrijd' in: Gedenkboek bij het 25-jarig bestaan van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, 1894-1919 (Amsterdam 1919) 26-38; 'Eenige onzer pioniersters die zijn heen gegaan' in: idem, 60-4; Bijdrage aan: Gedenkboek ter gelegenheid van het vijf en twintig-jarig bestaan van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland (Amsterdam 1919) 52; Moeten de vrouwen een eigen partij in de staat vormen? (z.pl. 1919); 'Een nieuwe bijdrage tot de beschouwing van het bevolkingsvraagstuk' in: De Socialistische Gids, 1924, 894-901; Wat wil het nieuw-malthusianisme? (Amsterdam 1925); Bijdragen aan tal van tijdschriften, waaronder De Amsterdammer, Het Gelukkig Huisgezin (orgaan van de NMB), De Gids, Ius Suffragii, Maandblad van de Vereeniging van Staatsburgeressen, Maandblad van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, Sociaal Weekblad en Vragen van den Dag. Literatuur: Vliegen, Kracht II, 263; W.H. Posthumus-van der Goot, A. de Waal (red.), Van moeder op dochter (Leiden 1948); J. Outshoorn, Vrouwenemancipatie en socialisme (Nijmegen 1973); M. Crezee, Martina G. Kramers (1863-1934). Een leven gewijd aan vrouwenemancipatie, socialisme en internationaal contact (eindverhandeling licenciaat sociale wetenschappen, Vrije Universiteit Brussel 1978); G. Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland (Nijmegen 1978); M. Advocaat, T. Moll, J. Niekus, 'Geboortenregeling: een vrouwenzaak? Aktiviteiten van vrouwen en de vrouwenbeweging ten aanzien van geboortenbeperking' in: Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 1, 1980, 111-40; B. Reinalda, Bedienden georganiseerd (Nijmegen 1981); F. Dieteren, 'Van kritisch geestverwante tot vergeten partijlid. Martina Kramers (1863-1934)' in: Rooie Vrouw, 10, 1, 1989, 6-9; M. Bosch en A. Kloosterman, 'Lieve Dr. Jacobs'. Brieven uit de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, 1902-1942 (Amsterdam 1985); U. Jansz, Denken over sekse in de eerste feministische golf (Amsterdam 1990); L.J. Rupp, Worlds of women. The making of an international women's movement (Princeton 1997). Auteur: Fia Dieteren Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 8 (2001), p. 117-120 Laatst gewijzigd: 00-00-2001 |