Theodor Max Chotzen
Geslacht: | Man | |
Vader: | Waldemar Chotzen | |
Moeder: | Elise Mendel | |
Geboren: | 27 Juni 1901 | Amsterdam |
Overleden: | 27 Feb 1945 | Den Haag |
Religie: | Ned. Israelitisch, geen | |
Beroep: | Dr. in de letteren en wijsbegeerte, ass. bibliothecaris Vredespaleis | |
Aantekeningen: | Bibliothecaris Carnegie Stichting. Privaat docent Universiteit Amsterdam. Verleende huisvesting aan officieren en joden. Was medewerker aan illegale bladen. Werd half januari 1945 gearresteerd en op 27 februari 1945 overleden afgeleverd aan den Gem. Ontsmettingsdienst. Verbleef ongeveer zes weken in het 'Oranjehotel'. Theodor Max Chotzen die tijdens de oorlog het leven liet door zijn deelname aan het verzet. Opmerkelijk detail daarbij was dat hij voor de oorlog pacifist was en een vooraanstaand onderzoeker van Keltische studies. Zo verscheen in 1993 nog een boek over hem met de titel 'Dr. Th.M.Th. Chotzen ( 1901-1945). Een biografische schets en een biografie'. Bij het uitbreken van de oorlog zette hij zijn pacifistische ideeën opzij en zette zich als ordonnans op de Grebbeberg meer dan 100% in. Daarna ging hij in het verzet. Vlak voor het einde van de oorlog liet hij het leven. Na de oorlog werd hij postuum onderscheiden met de Bronzen Leeuw. Bronzen Leeuw K.B. no. 23 van 29 mei 1947 (postuum) Dienstplichtig soldaat van het Wapen der Infanterie Saillant detail is dat dr. Chotzen eigenlijk zelf zijn onderscheiding aanvroeg: De ondergeteekende, dpl. soldaat Chotzen, Theodoor, Max, 2-III-8 R.I., moge door dezen vastleggen dat, na het sneuvelen van Majoor Landzaat op de Grebbeberg op 13 Mei j.l., de Kapitein Höping of Höpink, P.A.G.-8 R.I. (thans in krijgsgevangenschap) hem, ondergeteekende, mededeelde, dat hij hem voor een eervolle vermelding had voorgedragen, doch dat deze voordracht wegens ontreddering in de Grebbelinie wel niet doorgegeven zou zijn. De ondergeteekende zou zeer dankbaar zijn en er een aansporing tot verdere plichtbetrachting in zien, als deze voordracht alsnog behandeld zou kunnen worden. Evenwel meent hij te moeten opmerken, dat bij dit laatste verzet in het Paviljoen op den Grebbeberg meer kameraden, behoorende tot verschillende onderdelen (waarvan hem slechts de tamboer W. Roos, 2-III-8 R.I., bij name bekend is) tot het allerlaatste (langer dan ondergeteekende, die voor het sneuvelen van Majoor Landzaat gewond den strijd moest opgeven) hun plicht hebben gedaan, zonder dat dit door hun meerderen kon worden ter kennis gebracht. Ter verduidelijking van het voorafgaande voegt de ondergeteekende hieraan toe, dat hij, toen zijn afdeeling (de 3e sectie van 2-III-8 R.I., Commandant sergeant Pilzecker, vermoedelijk gesneuveld) de witte vlag uitstak, zich aan de overgave heeft onttrokken en zich kunnen voegen bij het kleine groepje (door hem werden opgemerkt de kapitein Höping en Franssen (?) en 3 soldaten, benevens een ongeveer gelijk aantal op de bovenverdieping) dat in een cafeetje (Paviljoentje) op den Grebbeberg een beleg door Duitsche stormtroepen heeft doorstaan totdat de munitie op was. Toen naderden de tegenstanders tot enkele meters van de muren en braken den tegenstand met handgranaten, waardoor ondergeteekende getroffen werd en door den kapitein Höping, die den Majoor zag vallen en verder verzet nutteloos achtte, werd medegetrokken. |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Cornelia Margaretha van Driel | geb. 1 Juni 1902 |
Huwelijk: | 20 Nov 1929 | Amsterdam |