Jan Sevenster

Geslacht: Man
Vader: Gerard van der Tuuk Sevenster
Moeder: Aafke van der Goot
Geboren: 23 Sept 1869 Schingen
Overleden: 2 Jan 1949 Epe
Beroep: predikant
Aantekeningen: SEVENSTER, JAN, * Schingen 23 sept. 1869, t Epe 2 jan. 1949. Zn. van Gerhard van der Tuuk Sevenster, herv. pred., en Aafke Synes van der Goot. Stud. theol. Leiden 1890. Herv. pred. Beets 1894, Drachtster-Compagnie 1899, Nieuweschans 1909, Beetgum 1911, Kollum 1918, Donkerbroek 1925, Hogebeintum 1928-1937 (em.). Hij huwde op 15 nov. 1894 met Johanna Wilhelmina Adolphina Bogtstra. Uit dit huwelijk werden twee zonen geboren, Gerhard Sevenster (1895-1985) en Jan Nicolaas Sevenster (1900-1991), beiden later hoogl. theologie.
Welbewust brak S. met de (predikanten-)gewoonte om familienamen uit te breiden en liet hij in zijn naam Van der Tuuk weg.
S. behoorde tot de groep van theol. studenten, die het oude modernisme wilden vernieuwen en later werden aangeduid als 'jongeren'. Het modernisme was hun te eenzijdig kritisch op theol. gebied; de jongeren richtten hun kritiek op de hele cultuur, met al haar traditionele kunst-, maatschappij-en levensvormen. S.s voornaamste inspiratiebron daarbij was L . N . Tolstoj, van wie hij een groot bewonderaar was. Hij rekende zich tot de christen-anarchisten en publiceerde regelmatig in hun organen als Vrede en De vrije mensch. Evenals bij Tolstoj lag voor hem het hart van de Bijbel in de Bergrede en de daarin vervatte gedachte van het niet wederstaan van de boze en van universele liefde. Zijn opvattingen deden hem twee maal in de gevangenis belanden: in 1907, omdat hij als getuige opgeroepen bij een rechtszaak de eed weigerde af te leggen, en in 1916 wegens medewerking bij het opstellen, ondertekenen en verspreiden van het Dienstweigeringsmanifest.
S. was principieel voorstander van geweldloosheid, ook wat betreft revolutionair geweld. De staat verwierp hij als een boze, op dwang gebaseerde macht. Vooral door mentaliteitsverandering wilde S. werken aan een nieuwe samenleving. Tevens was S. een overtuigd propagandist voor geheelonthouding. Hij was lid van het Comité voor de openluchtbijeenkomsten van vrijz. -godsdienstigen in de Noordwesthoek van Friesland, het Vrije-Menschen-Verbond (dat een vernieuwing van het religieus-anarchisme beoogde), „Kerk en vrede" en het Religieus-socialistisch verbond.
S. was een zachtmoedig mens, die zijn absolute opvattingen met de nodige zelfkritiek naar voren bracht en zich ook ten volle gaf aan het gemeenteleven. Tot op het laatst bleef hij overtuigd christen-anarchist. Na zijn emeritaat bleef hij tot zijn overlijden werkzaam in Epe.
G e s c h r . : De nood opgelegd. Leeuw. 1915 (Blijde Wereldpreekjes, V/2). - Pro lustitia. Drachten 1916 [hierin S.s verdedigingsrede voor de Rechtbank te Leeuwarden].
Hij vertaalde: L.N. Tolstoj, Wat is kunst? Amst. 1899.
L i t. : H. Noordegraaf, Tussen anarchist en pacifist. J. S. (1869-1949); uit het leven van een christen-pacifist, Amersf. 1988.
H.NOORDEGRAAF
Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, Deel 4 (1998)

Gezin 1

Huwelijkspartner: Johanna Wilhelmina Adolphina Bogtstra geb. 14 Nov 1871 overl. 17 Feb 1934
Huwelijk: 15 Nov 1894 Leeuwarderadeel
Kinderen:
  Gerhard Sevenster Male geb. 13 Nov 1895 overl. 10 Aug 1985
  Jan Nicolaas Sevenster Male geb. 27 Apr 1900 overl. 1991