Nicolaas Johannes van Suchtelen
Geslacht: | Man | |
Vader: | Ferdinand Antonius van Suchtelen | |
Moeder: | Josina Paulina Adriana Beversen | |
Geboren: | 25 OKT 1878 | Amsterdam |
Overleden: | 27 Aug 1949 | Ermelo |
Aantekeningen: | Van Suchtelens vroege jeugd speelde zich af in de Amsterdamse Jordaan. In 1890 kocht zijn vader een kalkfabriek in het Duitse Letter en verhuisde het gezin naar het naburige Hannover. Hij bezocht er een zogenaamd Realgymnasium, waar zijn literaire belangstelling ontlook, en ontwikkelde in de landelijke omgeving kennis van de natuur. Na liquidatie van de fabriek volgde in 1893 de terugkeer naar Amsterdam. Wegens zorgelijke financiële omstandigheden en langdurige ziekte van zijn moeder was een normaal gezinsleven niet meer mogelijk. Wonend bij een tante in Haarlem schreef de teruggetrokken, eenzame Hoogere Burger School-leerling zijn eerste, niet gepubliceerde proza en poëzie en verdiepte zich in klassieke schrijvers en filosofen. Hier werd de basis gelegd voor een levenslange verbondenheid met het werk en de denkwereld van B. de Spinoza. Kort na zijn eindexamen in 1897 zond Van Suchtelen enkele verzen aan Frederik van Eeden en maakte hij kennis met hem. Van Eeden wijdde zich in deze periode aan het oprichten van de produktiecoöperatie Walden te Bussum (die van 1898 tot 1907 zou bestaan) en wist zijn achttien jaar jongere bewonderaar hiervoor te interesseren. In 1898 deed Van Suchtelen staatsexamen en van juli 1899 tot september 1900 leefde hij afwisselend als student chemie in Amsterdam en als kolonist in Walden. De socialistische, artistiek-intellectuele kring rond Van Eeden en diens eerste vrouw Martha van Vloten heeft ongetwijfeld invloed gehad op Van Suchtelens literaire ontwikkeling, evenals het contact met kunstenaars buiten Walden, zoals W. Kloos, H. Gorter en H. Roland Holst. Zijn verzen werden gepubliceerd in tijdschriften als De Gids, Groot Nederland en De Beweging en onder de titel Verzen (Haarlem 1905) gebundeld. Ondanks zijn vriendschappelijke gevoelens voor Van Eeden bekritiseerde Van Suchtelen diens idealistische, volgens hem onvoldoende op de realiteit gebaseerde sociaal-politieke houding. Ook de ongelukkige liefde waaraan hij ten prooi viel leidde tot het besluit om Walden te verlaten. Na een louterende reis door Italië en hervatting van zijn studie behaalde hij in 1901 het kandidaatsexamen chemie. Inmiddels getrouwd, vestigde hij zich het jaar daarna in Bentveld. Al in Haarlem had Van Suchtelen zich bij de SDAP aangesloten. Waarom hij dit lidmaatschap na enige jaren beëindigde, en wanneer precies, is niet bekend. Geïnspireerd door zijn toenemende sociale belangstelling nam hij in 1903 deel aan de organisatie van de spoorwegstakingen en gaf hij een nieuwe wending aan zijn studie door zich op sociologie en economie te richten. In 1904 deed hij echter, nogmaals van faculteit veranderd, kandidaatsexamen rechten, waarna hij voor twee jaar naar Zürich vertrok, gedreven door de hem typerende brede belangstelling, talenkennis en studiezin. Aan de universiteit aldaar volgde hij colleges filosofie, psychologie en volkenrecht en een Italiaans college over Dante. Zijn meeverhuisde gefortuneerde schoonmoeder onderhield tijdelijk het gezin. In Zwitserland ontstond Van Suchtelens eerste roman, Quia Absurdum. Deze ironische, fictieve weerslag van zijn verblijf op Walden, vol heftige emoties, natuurliefde en gedachten over een betere wereld, gold in zijn tijd als kenmerkend voor het gedachtengoed van een nieuwe generatie en vond in de vrije jeugdbeweging een enthousiast publiek. Eerst gepubliceerd in De Beweging werd het in 1906 als boek uitgegeven door de firma Maas en Van Suchtelen. Deze uitgeverij, gevestigd in Amsterdam en beschikkend over een postbus in Leipzig, werd opgericht in samenwerking met P.J. Troelstra's secretaris Simon A. Maas. Zij specialiseerde zich naast bellettrie (onder andere een Duitse uitgave van Gorters Mei) in sociaal en politiek geëngageerde werken, zoals Het jaar van de vrouw van C. Veth (ter gelegenheid van het Internationaal Kongres voor Vrouwenkiesrecht van 12 juni 1908) en de Revue voor Internationalisme, waarin onder andere verbetering van arbeidsomstandigheden werd bepleit, bij voorbeeld door middel van een achturige werkdag. Van Suchtelens deelname aan de Vredesconferentie van 1907 te Den Haag was het begin van zijn intensieve betrokkenheid bij de vredesbeweging, zoals blijkt uit brochures en artikelen als 'De hoofdstad der wereld' (Groot Nederland, 1907), 'Organisatie en taak ener internationale politie en het programma der derde Vredesconferentie' (De Gids, 1912), en 'Het volkenrecht en de Tripoli-oorlog' (Het Vaderland, 1912). Na het faillissement van Maas en Van Suchtelen in 1909 voltooide hij, sinds 1906 in Blaricum wonend, zijn studie. Hij werkte enige tijd als nachtredacteur bij Het Vaderland en werd vervolgens gedurende een jaar particulier secretaris van de Schiedamse industrieel M.C.M. de Groot, die zich inzette voor sociale gerechtigheid en het welzijn van de arbeiders in de branderijen en aanverwante bedrijven. In de jaren 1910-1911 publiceerde Van Suchtelen een aantal artikelen over het internationalisme, die in 1911 werden gebundeld onder de titel Het belang van Nederland bij het Internationalisme. Op 6 februari van dat jaar promoveerde hij te Amsterdam bij D. van Embden tot doctor in de staatswetenschappen op het socialistisch getinte, eigenzinnige proefschrift De waarde als psychisch verschijnsel. Een studie over de gronden der waardeering, in het bijzonder met betrekking tot de economie en haar plaats in het kultuursysteem. In 1913 begon zijn loopbaan bij de uitgeverij waar zijn werk al sinds 1909 verscheen. Met L. Simons, die de Wereldbibliotheek (WB) in 1905 als Maatschappij tot Verspreiding van Goede en Goedkoope lectuur had opgericht, was Van Suchtelen in contact gekomen via De Groot, die aandeelhouder was van de WB. Van meet af aan was de WB gericht op volksontwikkeling. Van Suchtelen klom op van redactiesecretaris tot onderdirecteur (1917), mededirecteur (1925) en, na het overlijden van Simons, directeur met naast zich P. Endt (1932). Naast de praktisch-socialistische leiding van Simons was de beschouwelijke academicus Van Suchtelen vooral gericht op inhoudelijke taken. Ook bleef hij als letterkundige actief. De dreiging en voltrekking van de Eerste Wereldoorlog hebben Van Suchtelens pacifistisch denken sterk beïnvloed. In 1914 richtte hij na publikatie in het Algemeen Handelsblad van zijn artikel 'Het eenige redmiddel' samen met Van Eeden, G. Heymans, Aletta Jacobs en B. de Jong van Beek en Donk het comité De Europeesche Statenbond op. Dit comité beriep zich op de gedachte dat vrede alleen kan worden gewaarborgd als de Europese staten een rechtsgemeenschap vormden. In artikelen, lezingen en brochures voerde Van Suchtelen een pleidooi voor wereldvrede, zoals in het manifest De voorwaarden voor een duurzame vrede (1917). Ook in zijn bellettristisch werk wist hij dit element te integreren. Zijn epistolaire roman De stille lach uit 1916 - gedeeltelijk in samenwerking met Annie Salomons geschreven - eindigt met 'Het testament van de schoolmeester', een felle aanklacht tegen de oorlog. In dit boek toont hij tevens zijn interesse voor de vrouwenbeweging. Vanaf 1921 tot zijn dood woonde Van Suchtelen met zijn tweede vrouw naast het gebouw van de WB te Sloterdijk. Tegen de achtergrond van een levendig gezin en een gastvrij huishouden wist hij dankzij grote werkdiscipline zijn taak als uitgever te combineren met een gestaag groeiend literair oeuvre. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren uitgave en verkoop van zijn werk verboden wegens de antifascistische en antimilitaristische strekking van zijn publikaties Tat Tvam Asi (1933), Het recht tot dienstweigering, Open brief aan Zijne Exc. den minister van Justitie (1934), Oorlog, Feestgelag ter herdenking en huldiging van Desiderius Erasmus (1936) en Het spiegeltje van Venus (1939). In deze jaren legde hij zich toe op het vertalen van werk van onder anderen W. Shakespeare, H. von Kleist, Michelangelo en E.T.A. Hoffmann en het voorbereiden van de brochure Het eerst nodige. Gedachten over de grondslagen der toekomstige samenleving, die onmiddellijk na de bevrijding zou verschijnen. De veranderingen die zich na 1945 onder invloed van nieuwe generaties en nieuwe maatschappelijke verhoudingen voltrokken veroorzaakten een breuk in de belangstelling voor zijn werk. Van Suchtelen was een harmonieus, fijnbesnaard en zwijgzaam mens met een mild gevoel voor humor, geliefd in zijn nabije omgeving, bewonderd door zijn lezerspubliek en in zijn rijpe jaren gerespecteerd als 'éminence grise'. Typerend was zijn levensmotto 'aequa mente' (gelijkmoedig). Zijn kracht lag in het optimisme dat hij onvermoeibaar uitdroeg en in de universaliteit van zijn eruditie, zijn sociale bewogenheid en de veelzijdigheid van zijn literaire produktie. Behalve romans, poëzie, toneelstukken en essays schreef hij een door S. Freud beïnvloede studie over psychologische droomverklaringen Uit de diepten der ziel (1917) en een filosofisch werk Tot het Al-ene (1927). Hij vertaalde meer dan veertig titels, onder andere van Spinoza, J.W. Goethe, H. Heine, Dante, Homerus, Marcus Aurelius en Freud. Rond 1910 was hij een pionier op het gebied van kamperen in de vrije natuur. Hij deed daarvan verslag in diverse schetsen (in 1918 gebundeld als Zwerftochten met de tent door Nederlanden in 1932 als Zwerftochten). Van Suchtelens oeuvre, eind jaren veertig samengevat in twaalf delen Verzamelde Werken (uitgegeven bij de WB) kenmerkt zich door het streven naar zingeving, of, in de woorden van de mannelijke hoofdpersoon uit De Stille Lach: 'Tendensloze kunst is geen kunst. Kunst moet getuigen.' Archief: Collectie Nico van Suchtelen in Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (Den Haag); Dossier Nico van Suchtelen in Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (Antwerpen); diverse collecties in familiebezit. Publicaties: Keuze (behalve de genoemde): 'La question religieuse' in: Mercure de France, 1907; Een pedagoog (Amsterdam 1910); 'Arbitrage-verdragen' in: Het Vaderland, 28.1.1912; 'De wordende wereldkultuur' in: De Ploeg, 1913; Brief aan H.M de Koningin. 16 Augustus. Voorstel tot vorming van een Europeesche Stalenbond (Amsterdam 1914); Europa eendrachtig (Amsterdam 1915); 'Een beetje geloof, hoop en liefde' in: De Avondpost, 28.2.1915; Aan de grote strijdende naties (Amsterdam 1915); 'Inleiding tot Dante's Het Nieuwe Leven' in: Onze Eeuw, 1915; 'Inleiding tot Spinoza's Ethica' (gevoegd bij de vertaling, Amsterdam 1915); (vertaling) H. Heine, Ideeën. Het Boek Le Grand (Amsterdam 1918); 'Het dag het in het westen. Kluchtspel in twee bedrijven' in: Leven en Werken, 1918; 'Nederland en de Volkerenbond' in: Het Nieuws van den Dag, 26.6.1918; 'Sociale psychosynthese' in: De Nieuwe Amsterdammer, 1919, februari; 'Misdaad, schuld en straf in het licht der psychoanalyse' in: De Nieuwe Amsterdammer 15.3.1920; Demonen (Amsterdam 1920); (vertaling) J.W. Goethe, Faust. Het tweede deel (Amsterdam 1920); 'Metapsychica' in: Wil en Weg, 1922-1923; Eva's jeugd (Amsterdam 1925); 'Jacob Wassermann en zijn werk' in: Boekennieuws der WB, 1925, februari; boekbesprekingen en artikelen in Wil en Weg, 1925-1929; Droomspel des Levens. Dramatisch gedicht in negen tonelen (Amsterdam 1930); 'Frederik van Eeden' in: Liber Amicorum. Dr. F van Eeden aangeboden ter gelegenheid van diens zeventigste verjaardag (Amsterdam 1930); 'Inleiding bij Odysseus' Dooi' in: Leven en Werken, 1930; boekbesprekingen en artikelen in: Leven en Werken, 1931-1939; 'Dirk Schaefer, in memoriam' in: Gedenkboek ter herinnering aan Dirk Schaefer (Amsterdam 1932); 'Leo Simons' in: Gedenkboek ter herinnering aan Leo Simons (Amsterdam 1933); 'Herinnering aan Albert Verwey' in: De Stem, 1937; 'Marcus Aurelius Antoninus' in: Hermeneus, 1937; (vertaling) Marcus Aurelius Antoninus, Zelfbespiegelingen (Amsterdam 1938); interview (Amsterdam 1938); Uit zijn werk. Bloemlezing (Amsterdam 1938, samengesteld door C.E. van Suchtelen-van der Werff); 'Muziek op Walden' in: Mededelingen VII van het Frederik van Eeden-Genootschap, 1940; 'August Vermeylen. In memoriam' in: De Nieuwe Ploeg, 1945, oktober; 'Andreas Latzko. In memoriam' in: De Nieuwe Ploeg, 1945, november; 'Martha van Vloten. In memoriam' in: Mededelingen IX van hel Frederik van Eeden- Genootschap, 1946; 'Shakespeare. Opmerkingen over Een Midzomernachtdroom en Hamlet' in: De Nieuwe Ploeg, 1947; zie voor een uitgebreide maar onvolledige bibliografie: V.E. van Vriesland (red.), Het werk en de mens Nico van Suchtelen (Amsterdam 1948) 197-213. Literatuur: C. Scharten, 'Van Marcellus Emants tot Nico van Suchtelen' in: De Gids, 1917 en in: De roeping der kunst (Amsterdam 1917); I. Querido, 'Nico van Suchtelen' in: Over Litteratuur (Amsterdam 1924); D.Th. Jaarsma, 'Nico van Suchtelen' in: Karakteristieken (Amsterdam 1927); M. Schmitz, 'Nico van Suchtelen' in: De Ploeg, 1930, mei; J. de Maegt, 'Een onderhoud met Nico van Suchtelen' in: Het laatste nieuws, 13.6.1933; H.J. Smeding, 'Bij de zestigste verjaardag van Nico van Suchtelen' in: De Stem, 1938, oktober; J.C. Winterink, 'Uit Van Suchtelens omgeving, een gesprek' in: Hollands Weekblad, 12.11.1938; L. Baekelmans, 'Lofrede op Nico van Suchtelen' in: Lof van zee, mensch en tabak (Antwerpen 1939); G.H. Wallagh, 'Gesprek met Nico van Suchtelen' in: De Prins, 8.3.1941; Em. de Bom, 'De Nederlandse auteur Nico van Suchtelen' in: Verslag der Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (Gent 1942); V.E. van Vriesland (red.), Het werkende mens Nico van Suchtelen (Amsterdam 1948); A. Donker, 'Défilé der generaties' in: Critisch Bulletin, 1949; 'Nico van Suchtelen overleden' in: Socialisme van onderop!, 19.9.1949; W.J.M.A. Asselbergs, 'Nico van Suchtelen' in Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, 1951, deel 9); P.H. Ritter Jr., Ontmoetingen met schrijvers (z.pl. 1956); A. Salomons, Herinneringen uit den ouden tijd (Amsterdam 1957); H.P.L.Wiessing, Bewegend portret (Amsterdam 1960); H. Mooy, Gisteren leeft. Deel 2 (Drachten 1967); R. Henrard, 'Zwerftocht tot het Al-ene: Nico van Suchtelen' in: Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 1977, nr. 1 en in: Wijsheidsgestalten in Dichterwoord. Onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur (Assen 1977); L. Heyting, 'Nico van Suchtelen, een vooroorlogse optimist' in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 30.12.1978; P. Knolle, 'SUCHTELEN, jhr. Nicolaas Johannes van' in: BWN II, 548-550; T. Anbeek, 'Het boek van een generatie. "Quia Absurdum" of de vreugden van de literatuurgeschiedschrijver' in: Literatuur, 1986; F. de Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek. De Wereldbibliotheek en 'Ontwikkeling '/De Arbeiderspers vóór 1940 (Amsterdam 1989); J. Fontijn, Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (Amsterdam 1990); L. Heyting, De wereld in een dorp. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum 1880-1920 (Amsterdam 1994); F. Ruiter, W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 (Amsterdam 1996); E. Mulder, Weerspiegelingen van Tat tvam asi. Een studie naar de aanteekeningen van een kristalkyker (Utrecht 1998); E. Blom, De vlam van het menselijk denken. Nico van Suchtelen (1878-1949) (Amsterdam 1999); M. Kemperink, Het verloren paradijs. De literatuur en de cultuur van het Nederlandse fin de siècle (Amsterdam 2001). Auteur: Esther Blom Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 6 (1995), p. 213-218 Laatst gewijzigd: 13-02-2003 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Carolina Jacoba van Hoogstraten | geb. 29 Juli 1876 overl. 27 Jan 1956 |
Huwelijk: | 26 MRT 1902 | Overveen |
Scheiding: | 7 Jan 1921 | |
Kinderen: | ||
Hans van Suchtelen | geb. 13 Nov 1907 |
Gezin 2
Huwelijkspartner: | Catharina Elisabeth van der Werff | geb. 1884 |
Huwelijk: | 11 Aug 1921 | Naarden |
Kinderen: | ||
Guido Joost van Suchtelen | geb. 6 Dec 1920 overl. 21 Juli 2006 |