Gerhard Rijnders
Geslacht: | Man | |
Vader: | Petrus Wilhelmus Rijnders | |
Moeder: | Johanna Wilhelmina Valck | |
Geboren: | 21 Juli 1876 | Amsterdam |
Overleden: | 29 Nov 1950 | Heemstede |
Beroep: | bankwerker | |
Aantekeningen: | Rijnders, die aanvankelijk gas- en waterleidingen repareerde en 'electrische schellen' monteerde waarvoor hij regelmatig adverteerde in De Vrije Socialist, trad rond 1900 tot de anarchistische gelederen toe. Na de spoorwegstaking van 1903 kwam hij als opvolger van de vrije socialist H. Alkema in het Comité van Verweer. Hier pleitte Rijnders voor een nieuwe staking, terwijl J. Oudegeest en W.H. Vliegen hiervoor terugschrokken en G. van Erkel en A.C. Wessels een tussenpositie innamen. In 1903-1904 leverde Rijnders bijdragen aan Het Volksdagblad. Ook was hij redacteur van het in Amsterdam uitgegeven Naar de Vrijheid, Weekblaadje tot opwekking van verdrukten en onwetenden, waarvan de ondertitel vanaf nummer 31 gewijzigd werd in Weekblaadje tot verbreiding der eerste beginselen van het anarchistisch socialisme. Het blad, dat tot 1923 bestond, was een privé-initiatief van Rijnders die alle (propagandistische) artikelen zelf schreef. Hij woonde de besprekingen bij voor de voorbereiding van het eerste internationale anti-militaristische congres dat van 26 tot 28 juni 1904 in Amsterdam werd gehouden. Hij was aanwezig en maakte op de laatste dag van het congres de officiële oprichting mee van de Internationale Anti-Militarische Vereeniging (IAMV). Op het tweede congres van de vereniging, op 30 en 31 augustus 1907, dat samenviel met het eveneens in Amsterdam plaatsvindende Internationaal Libertair en Kommunistisch Arbeiderscongres, voerde Rijnders het woord namens een aantal vrij socialistische groepen. Op het internationale congres, dat van 24 tot 31 augustus duurde, zou Rijnders een referaat houden over anarchisme en godsdienst. Wegens tijdgebrek ging dit niet door. Over het onderwerp werd zelfs geen resolutie aangenomen. Als volgeling van F. Domela Nieuwenhuis verklaarde Rijnders zich niet tegen organisaties op zich, maar wel tegen een permanente organisatie van anarchisten. Daarmee plaatste hij zich tegenover de organisatoren van het Nederlandse congres, die zich in 1905 verenigd hadden in de Federatie van Vrijheidlievende Communisten. Deze Federatie werd vanaf haar oprichting tegengewerkt door Domela Nieuwenhuis en andere vrije socialisten. Van 15 oktober 1910 tot 24 januari 1914 redigeerde Rijnders De Vrijheids-vaan, Sociaal-anarchistisch weekblad voor Noord Holland, een blad met een overwegend propagandistisch karakter. Daarnaast was hij technisch en propagandistisch leider van De Roode Bioscoop, die haar eerste film vertoonde in september 1913. Verdere bestuursleden van het weinig florerende bedrijf waren de in anarchistische kringen bekende C. Berkhout, J. Kruis, J.W. Smit en J. Mesman. Op voorstel van Vrije groepen in Haarlem werd Rijnders aangewezen als reserve-kandidaat voor het internationaal anarchistencongres in Londen. Dit zou eind augustus, begin september 1914 plaatsvinden maar kon als gevolg van de wereldoorlog geen doorgang vinden. Het uitbreken van de oorlog bracht de IAMV ertoe contact te zoeken met andere linkse arbeidersgroepen en -partijen. Er kwam samenwerking in de vorm van de Samenwerkende Arbeiders Vereenigingen (SAV), die voortgezet werd als Revolutionair Socialistisch Comité (RSC). Het voornaamste doel van de organisatie, waarin D. Wijnkoop een belangrijke rol speelde en waarvoor Rijnders herhaaldelijk toespraken hield, was een scherpere bestrijding van militarisme en imperialisme. Als overtuigd anti-militarist ondertekende Rijnders het Internationale Manifest over de Oorlog (1915). Dit noemde de wereldoorlog een kapitalistische zaak waartegen anarchisten zich anti-militaristisch en internationalistisch teweer moesten stellen. Een reactie op het manifest kwam van P. Kropotkin en anderen in de vorm van het 'Manifeste des Seize', waarin deze zestien zich achter de Entente schaarden. In 1917 vond een scheiding plaats binnen het RSC. De Sociaal-Anarchistische Actie (SAA) ging mede op initiatief van Rijnders zelfstandig voort met het voeren van acties tegen de oorlog. Opzien baarde het debat dat hij met Wijnkoop voerde over de Bolsjewistische machtsgreep in dat jaar in Rusland. Rijnders verklaarde dat de Bolsjewieken bezig waren machtsinstituten te scheppen voor heerschappij en slavernij. Na de oorlog behoorde Rijnders tot de vrije socialisten die zich verzetten tegen de stemplicht die verbonden was met het algemeen kiesrecht uit 1918. Een groep anarchistische bootwerkers, De Veelbelovers, bij wie zich de anarchistische groente- en aardappelbewerkers en de Amsterdamsche Anarchistische Taxichauffeurs hadden aangesloten, kwam met het in De Vrije Socialist ontvouwde plan voor de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen van 1921 een schertskandidaat naar voren te schuiven. Zij kozen voor dit protest de zwerver Cornelis de Gelder, in Amsterdam bekend als Had-je-me-maar. Een groep waarin Erich Wichman en Rijnders een rol speelden - het Comité van Actie - moest de verkiezingsstunt uitvoeren. Verdere initiatiefnemers waren A. Bakels, J. Havermans en H. Eikeboom, die Rijnders opvolgde toen deze terug trad. Rijnders deed dit omdat hij van mening was dat verzet tegen de stemdwang het belangrijkste doel moest zijn. Niet alle anderen deelden die mening. Had-je-me-maar en Bertus Zuurbier verschenen op de kieslijst en werden in 1921 verkozen als behorend tot de Vrije Socialistische Groep. De stunt vond navolging in Rotterdam en raakte landelijk bekend als Rapaille Partij. Zijn grootste bekendheid in de beweging kreeg Rijnders als uitgever van libertaire literatuur. Hij schiep een levenswerk in de vorm van De Roode Bibliotheek, De Rose Bibliotheek voor de Jeugd - een uitgave van de Roode Bibliotheek - en de Bibliotheek voor Ontspanning en Ontwikkeling (BOO). De eerste uitgaven van Rijnders waren brochures (uit 1906), de laatste dateerden uit 1947. In de loop van 41 jaar gaf hij tenminste 380 boeken en brochures uit, zonder dat daarbij de diverse herdrukken werden meegeteld. Zijn eerste boeken en brochures verschenen nog onder de naam Bureau van Uitgave Gerhard Rijnders (Amsterdam). Vanaf 1913 heette de uitgeverij De Roode Bibliotheek, die in april 1924 naar Zandvoort verhuisde. Hoewel Rijnders tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Heemstede verhuisde, bleef de plaatsnaam Zandvoort veelal op de titelpagina gehandhaafd. Vanaf augustus 1916 verschenen er series bij De Roode Bibliotheek onder de toevoeging Bibliotheek voor Ontspanning en Ontwikkeling (met serienummer). In de jaren 1928-1929 (serie XIII) werd alleen nog gesproken over Bibliotheek voor Ontspanning en Ontwikkeling. Naast sociale romans van Ch. Malato, E. Zola en B. Lazare - ongeveer de helft werd gevormd door roofdrukken - verschenen bij de uitgeverij(en) van Rijnders vertalingen van 'klassieke' anarchistische werken. Zo konden de Nederlandse lezers kennis maken met geschriften van Kropotkin, J. Grave, E. Malatesta, J.H. Mackay, M. Stirner en Elie en Elisée Reclus. Van eigen bodem verschenen werken van A. van Emmenes, Domela Nieuwenhuis (± dertig titels), A. Constandse en hemzelf. Veel vertalingen, die niet altijd onberispelijk van kwaliteit waren, verschenen zonder vermelding van de oorspronkelijke titel, jaar van uitgave en dergelijke. Regelmatig maakte hij gebruik van eerder verschenen vertalingen bij andere uitgeverijen, zonder dat hij dat vermeldde. Van het uitgeven van oorspronkelijk werk was nauwelijks sprake. Omdat datering vrijwel altijd ontbrak en een aantal aangekondigde publikaties nooit verscheen ('spooktitels'), is moeilijk vast te stellen hoeveel titels Rijnders precies heeft uitgegeven. Middels het uitgeven van niet alleen boeken en brochures, maar ook van prentbriefkaarten, wandspreuken, portretten van bekende anarchisten en vrijdenkers en anti-militaristische en vredeskalenders wist hij op relatief grote schaal propaganda te maken, hoewel ook oplagecijfers niet expliciet bekend werden gemaakt. Een voorzichtige schatting leert dat boeken en brochures aanvankelijk verschenen in een oplage van 2000 exemplaren. Later daalde dit aantal tot 1500. Nadat Rijnders in de loop van 1935 failliet gegaan was - hij moest leven van de uitgeverij en van De Vrije Socialist - liet hij vervolgens alle inkomsten ook die van de uitgeverij, via zijn vrouw lopen. Na de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 had Rijnders de redactie van het blad De Vrije Socialist op zich genomen, ondanks het feit dat Domela het blad na zijn dood liever had zien verdwijnen. Al tijdens het leven van Domela had Rijnders geprobeerd het blad in handen te krijgen. Domela zou de redactie blijven voeren, terwijl Rijnders voor de exploitatie een salaris zou ontvangen. Op deze eis ging Domela echter niet in. Van 25 januari 1919 tot en met 2 oktober 1920 was Rijnders tevens redacteur van het populair-wetenschappelijk blad Morgenrood, waarvan hij al eerder medewerker was geweest met onder anderen N.J.C. Schermerhorn en Domela. In de loop van 1920 groeiden de moeilijkheden en zorgen Rijnders boven het hoofd. Eikeboom was bereid de redactie op zich te nemen met ingang van 16 oktober. Rijnders bleef medewerker en was waarschijnlijk ook spoedig weer de uitgever, al deelde hij op 5 februari 1921 mee dat het blad wegens geldgebrek ophield te bestaan. Dat de redactie van De Vrije Socialist onder Rijnders niet altijd tot volle tevredenheid verliep, bleek uit een groot aantal incidenten die uitmondden in een poging tot overname. Op 19 juni 1923 verscheen De Vrije Socialist onder redactie van Eikeboom en Bakels, die het slechte beheer en de inferieure inhoud aan de kaak stelden. Tevens namen zij de gehele administratie mee. Doordat zij te weinig steun kregen, verscheen De Vrije Socialist enkele dagen later al weer onder redactie van eigenaar Rijnders. Een door K. Kriller en A.A. de Jong opgesteld rapport bleek vernietigend voor Rijnders, maar verhinderde niet dat deze in zijn eentje De Vrije Socialist en drukkerij Libertas, waar het blad gedrukt werd, bleef exploiteren, zonder enige vorm van controle door de beweging. In De Vrije Socialist werd weinig aandacht besteed aan onderwerpen als de Russische Revolutie en de Spaanse Burgeroorlog, terwijl de opkomst van fascistische en fascistoïde bewegingen in binnen- en buitenland nauwelijks gevolgd werd. Vooral in de jaren dertig bereikte De Vrije Socialist bij tijd en wijle een bedenkelijk niveau. Op 16 mei 1934 verscheen het artikel 'Nieuwe hongerigen rukken op', waarin anti-semitische passages voorkwamen en nog in 1939 verweet Rijnders joden een vijandig volk te zijn dat naar Palestina diende terug te keren. Ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog stelde hij zich op een geweldloos standpunt, hetgeen waarschijnlijk samenhing met zijn kritiek op de syndicalistische en parlementaire denkbeelden. Hierdoor wees hij deelname van de Confederación Nacional del Trabajo (CNT, de anarcho-syndicalistische federatie van Spaanse vakorganisaties) en de Federación Anarquista Ibérica (FAI, de anarchistische federatie voor Spanje en Portugal) aan de Volksfrontregering af. In tegenstelling tot De Arbeider, De Syndicalist en De Wapens Neder verbood de Duitse bezetter De Vrije Socialist in 1940 niet. Wel verbood de Sicherheitspolizei in 1942 de Bibliotheek voor Ontspanning en Ontwikkeling maar Rijnders bleef doorgaan met het uitgeven van brochures. Vanaf 1 september 1945 verscheen De Vrije Socialist opnieuw, en wel twee maal per week. Om drukkerij Libertas draaiende te houden deed Rijnders een beroep op zijn lezers extra steungelden op te sturen. Begin 1946 was hij genoodzaakt de uitgave van het blad tot één maal per week terug te brengen. Wel bracht hij nog een bijlage uit waarin klassieke anarchistische auteurs besproken werden. Tijdens de opheffingsvergadering van de IAMV op 3 maart 1946 werd een commissie ingesteld om te komen tot één landelijk anarchistisch blad. Er bleken nogal wat meningsverschillen te bestaan over zaken als geweld en vakbeweging. Bovendien wilde geen van de groeperingen rond De Vrije Socialist, Socialisme van Onder Op en De Vlam het eigen blad afstaan. Overeenstemming bleef derhalve uit. Exploitatie en redactie van De Vrije Socialist bleven bij Rijnders. Wel kwam er rond het blad een Landelijk Comité van Vrije Socialisten, maar dit slaagde er niet in het isolement van de groep te doorbreken. Op initiatief van het Noordelijk Gewest van Vrije Socialisten, bestaande uit lezers van zowel De Vrije Socialist als Socialisme van Onder Op!, werd in de zomer van 1950 opnieuw een fusiecommissie ingesteld om de anarchisten en hun bladen te bundelen. Deze besprekingen brachten enige vooruitgang maar werden afgebroken door de dood van Rijnders. Terwijl De Vrije Socialist Rijnders prees als een anarchist die de arbeiders door middel van kritische beschouwingen over hun onderdrukking tot verzet tegen de autoritaire maatschappij aanzette, kwam Socialisme van Onder Op! met forse kritiek. Rijnders was er niet in geslaagd het anarchisme geestelijk te vernieuwen. Het blad sprak over een conservatieve figuur die weigerde zijn blad aan de beweging af te staan. Door deze uitlatingen strandde de fusiepoging en besloot de weduwe de drukkerij niet van de hand te doen en zelf voor de verdere uitgave van De Vrije Socialist te zorgen. Redacteur H. Lanooy zette het blad in de geest van Rijnders voort. PUBLIKATIES: De slavernij der toekomst of de zegeningen der sociaal-democratische heilstaat (Amsterdam 1903); Het Anarchisme en wat er van gezegd wordt (Amsterdam 1906); tweede, herziene druk: Amsterdam 1915); Het achtste gebod. Toneelspel in 3 bedr. (Amsterdam 1910); De sociaal democratie 'n gevaar voor de arbeidersbeweging (Amsterdam 1911); Oude en nieuwe socialistische voordrachten, liederen en gedichten (Amsterdam 1911, verzameld door-); Toe, pakt toch aan! (Amsterdam 1911); Het ABC van het antimilitarisme (Amsterdam 1911); Pas op! De anarchisten komen (Amsterdam 1911); Neerlands ondergang beteekent niets, als het internationale proletariaat maar welvaart (Amsterdam 1913); 100 jaar onafhankelijkheid of 100 jaar slavernij (Amsterdam 1913); Moeder, ga voor je kindje staan! (Amsterdam 1913); De wereldoorlog en de sociaal democraten (Amsterdam 1913); Heeft de mensch een ziel? Is de dood het einde? (Amsterdam 1914); Vrijdenkerszangen (Amsterdam 1914, verzameld door-); Zonder God (Amsterdam 1914); De ooievaar brengt de kindertjes niet!... Hoe de menselijke bloem ontluikt (Amsterdam 1914), onder pseudoniem Ami d'Enfant); Geen vaderland, geen grenzen (Amsterdam 1914); Naar de grenzen? Naar het abattoir (Amsterdam 1914); God, de brandkast en de oorlog (Amsterdam 1914); De sociaal democratie, de wereldoorlog en Mr. P.J. Troelstra (Amsterdam 1915), onder pseudoniem Jan Katoen II); Socialistische liederen, gedichten en voordrachten (Amsterdam ± 1915, onder pseudoniem Jan Katoen II); Is het ongeloof onzedelijk (Amsterdam ±1915); Wij leven kort, wij werken lang op Neerlands dierbaren grond (Amsterdam 1916); Van katholiek tot anarchist, van anarchist tot katholiek retour. Een vergeten hoofdstuk uit het dagboekje van Henriëtte Hoogeveen (Amsterdam 1916); Wat willen toch die dienstweigeraars? (Amsterdam 1918); Openbaar debat tusschen de heeren D. Wijnkoop (bolsjewiek) en G. Rijnders (anarchist) (Amsterdam 1919); Van de straat in den Raad. Waarom de anarchisten 'Had-je-me-maar' in den Amsterdamschen Gemeenteraad wilden hebben (Amsterdam 1921); De bom in den strijd tegen het militarisme (Amsterdam 1922); Wie was Domela Nieuwenhuis? (Zandvoort 1931); De nieuwe bijbel, aanhangsel tegenstrijdige teksten (Zandvoort 1931); Domela Nieuwenhuis, voorloper van de N.S.B. Enige citaten uit de werken van D.N., waardoor deze bewering wordt gebrandmerkt als leugen (Zandvoort z.j.); Max Stirner, zijn leven en zijn werken (Zandvoort z.j.); Van leed en waarheid. Een bundel opstellen (Zandvoort z.j.); Rassen en volken. Een populaire beschouwing (Zandvoort z.j.); Vrijheid, arbeid, brood (Zandvoort z.j.); Socialisme? (Zandvoort 1940); Oorlogsdagen (Zandvoort z.j.); Als de oorlog woedt (Zandvoort z.j.); Wat de oorlog teweegbrengt (Zandvoort z.j.); Oorlog en zijn gevolgen (Zandvoort z.j.); Oorlog, steeds maar oorlog (Zandvoort z.j.); Zolang de oorlog duurt (Zandvoort z.j.); De waanzinnige oorlog (Zandvoort z.j.); De mensen en de oorlog (Zandvoort z.j.); In de ban van 't oorlogsgeweld (Zandvoort z.j.); Na twee jaar oorlog (Zandvoort z .j.); In de maalstroom van de oorlog (Zandvoort z.j.); De oorlog houdt aan (Zandvoort z.j.); De oorlogshel brandt door (Zandvoort z.j.); Nog naast de oorlog (Zandvoort z.j.); Als de oorlog de mensheid teistert (Zandvoort z.j.); De massa en de oorlog (Zandvoort z.j.). LITERATUUR: Congrès anarchiste, tenu à Amsterdam Août 1907. Compte rendu analytique des seances et résumé des rapports sur l'état du mouvement dans le monde entier (Parijs 1908); W. van Ravesteyn, De wording van het communisme in Nederland 1907-1925 (Amsterdam 1948); A. de Jong, 'Fragmenten uit mijn leven' in: Buiten de Perken, 26.8.1961-17.7.1965; J.W. Saaltink, Gerhard Rijnders (kandidaats-scriptie politicologie Amsterdam 1973); H. Ramaer, De piramide der tirannie (Amsterdam 1977); H. Dicker Hupkes, R. Teygeler, R. Sanders, '80 jaar De Vrije Socialist' in: De Vrije, nr. 6/7, 1978; H.J. Scheffer, Het Volksdagblad (Den Haag 1981); F. van Burkom, H. Mulder, Erich Wichman 1890-1929 tussen idealisme en rancune (Utrecht 1983); R. de Jong, '85 jaar De Vrije. De Vrije Socialist onder F. Domela Nieuwenhuis' in: De Vrije, nr. 6/7, 1983; G. Heijmans, A. Koster, De IAMV van 1904 tot 1921. Geschiedenis van de internationale anti-militaristische vereeniging (Zwolle 1984); J.L. van der Pauw, Coremans de Rapaljaan. Opkomst en ondergang van L.G.A. Coremans en zijn Rapaille Partij (Rotterdam 1986): H. Sebregts, Anarchisme in Nederland: De Vrije Socialist. Van smalle marge tot brede visie. 1945 - 1971 (scriptie geschiedenis Amstelveen 1986) 11-19; J. van der Laan, 'De Roode Bibliotheek: Anarchisme, literatuur en kommercie' in: De As, nr. 86, april-juni 1989. Auteur: Ruud Uittenhout Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 5 (1992), p. 232-237 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Heintje Dijkstra | geb. 14 OKT 1874 |
Huwelijk: | 25 MEI 1899 | Amsterdam |