Titia Klasina Elisabeth van der Tuuk

Geslacht: Vrouw
Vader: Nicolaus van der Tuuk
Moeder: Petronella Helena Clasina Lenting
Geboren: 27 Nov 1854 't Zandt
Overleden: 7 MEI 1939 Zeist
Aantekeningen: Titia van der Tuuk werd geboren als vierde in een gezin dat uiteindelijk zeven kinderen zou tellen. Haar vader stamde uit een geslacht van Nederlands-hervormde plattelandspredikanten, haar moeder, die onder de naam ‘Helena’ kinderboeken en -verhalen publiceerde, kwam als dochter van een hoogleraar klassieke talen en een moeder van adel uit een vrijzinniger milieu. Titia groeide op in de pastorie van Nieuwolda (Groningen), waar haar vader kort na haar geboorte beroepen was. Ondanks een aangeboren mankheid leefde ze er een vrijbuitersleven. Na de dood van haar vader in 1867 verhuisde de weduwe Van der Tuuk met de nog thuiswonende kinderen naar Groningen, waar zij kostmeisjes in huis nam en haar dochters een opleiding tot onderwijzeres konden volgen. Titia volgde deze opleiding met succes, en haalde met behulp van zelfstudie en extra lessen aan de hbs voor meisjes ook de MO-aktes Frans, Duits en wiskunde. In 1874 begon zij als onderwijzeres aan de lagere school in Borculo. Via een meisjeskostschool in Baarn en de mulo in Borculo liep haar carrière in het onderwijs uiteindelijk dood op de meisjes-ulo in Deventer, waar zij in 1882 ontslag nam en haar leven een nieuwe wending gaf.
Vrijdenkster en feministe
Een reden voor Van der Tuuk om het onderwijs te verlaten was haar slechthorendheid, maar doorslaggevend was dat zij vanwege haar lidmaatschap van vrijdenkersvereniging De Dageraad achtergesteld werd bij haar collega’s. Al enige jaren tevoren was zij mede door lezing van Multatuli atheïste geworden, een ontwikkeling waarvan zij in 1877 in het vrijdenkerstijdschrift De Tolk van den Vooruitgang getuigenis had afgelegd. Via De Dageraad maakte zij kennis met de politicus Carel Victor Gerritsen, de werkliedenvoorman Bernardus H. Heldt, de socialist Ferdinand Domela Nieuwenhuis, maar ook met de arts Aletta Jacobs en de schrijfster Elise Haighton, de eerste vrouw in het bestuur van De Dageraad. In dit milieu raakte Van der Tuuk op feministisch spoor. Zo stelde zij in 1882 in het onderwijzerstijdschrift Olympia de ‘gebreken in de opvoeding der vrouw’ aan de kaak. Een jaar later zette ze met Haighton en Jacobs de eerste vrouwenkiesrechtactie op touw die befaamde actie waarbij Jacobs als belastingbetalende burgeres haar kiesrecht opeiste, maar dat niet kreeg. De actie had zelfs het averechtse effect dat er een wetswijziging op volgde waarin het kiesrecht expliciet alleen aan mannen werd voorbehouden. Maar Van der Tuuk was blijvend voor de vrouwenzaak gewonnen. In De Dageraad gaf haar dat duidelijk krediet: in 1885 volgde ze Haighton op in de redactie van De Dageraad, in 1887 werd ze, als tweede vrouw na Haighton, lid van het bestuur.
Schrijfster en vertaalster
Na haar ontslag als onderwijzeres was Van der Tuuk terug naar Groningen verhuisd, waar ze zelfstandig op kamers ging wonen. Korte tijd verdiende ze haar geld met het geven van bijlessen, maar al snel zag ze betere mogelijkheden: schrijven en vertalen werd haar nieuwe beroep. Al als onderwijzeres had Van der Tuuk verhalen voor kinderen gepubliceerd, en aanvankelijk legde zij zich dan ook vooral toe op kinderboeken sprookjes, gedichten, toneelstukken en vertalingen van historische avonturenboeken voor jongens waarmee zij jarenlang veel succes had. Maar allengs vergrootte zij haar markt, in de eerste plaats met vertalingen. Haar eerste grote vertaling was Oorlog en vrede (1887) van Tolstoj (uit het Duits en Frans), die vier drukken zou kennen. Daarnaast werd zij in de jaren 1880, behalve van De Dageraad, medewerkster van bladen als De Huisvrouw, De Leeswijzer, De Vrouw (van Joan Nieuwenhuis en Wilhelmina Drucker) en de kindertijdschriften Jong Nederland en Ons Genoegen. Meer vertalingen volgden, meer tijdschriften waaraan zij zich verbond, terwijl zij haar inkomsten nog vermeerderde met het samenstellen van enkele kinderboekenseries, en zelf twee tijdschriften initieerde Voor onze kleinen (1894) en Excelsior (1896) die het allebei overigens maar een jaar uithielden.
Een kassucces was haar onkarakteristiek genoeg anonieme vertaling van Anna Fischer-Dückelmanns Het seksueele leven der vrouw, voor het eerst gepubliceerd in 1900, dat in 1929 een dertiende druk haalde. Dit was overigens maar een van de werken met feministische strekking die Van der Tuuk vertaalde; eerder al verscheen Slachtoffers van het oude vooroordeel (1898) van George Paston, een roman met als thema de voor vrouwen zo kleinerende traditionele opvattingen over mannen en vrouwen, later nog De beschadigden (1902) van Eugène Brieux, een toneelstuk over de desastreuze effecten van de dubbele moraal voor vrouwen, en Bekeerd (1908) van Elizabeth Robins, een roman over de Engelse vrouwenkiesrechtstrijd.
Vrouwelijke seksualiteit, de dubbele moraal en vrouwenkiesrecht, dat waren de thema’s waar de feministe Van der Tuuk zich ook op eigen titel over uitsprak en in georganiseerd verband mee bezighield. Zij deed dat bijvoorbeeld in de vele lezingen tegen de reglementering van de prostitutie, die zij vanaf de jaren 1890 voor de Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn hield en die zij als Mensch of voorwerp? (1898) publiceerde. Haar spraakmakende lezing ‘De openbaarheid van onzen strijd een eisch tegenover de verborgen macht des kwaads’ op de ‘Driedaagsche samenkomst tot bevordering der openbare zedelijkheid’ tijdens de 'Nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid' van 1898 (uitgegeven in 1899) is daar een ander voorbeeld van. Zij deed dat voorts door meteen bij oprichting van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in 1894 als lid toe te treden en jarenlang als propagandiste voor vrouwenkiesrecht door het land te trekken; ook was ze bestuurslid van de plaatselijke afdelingen Arnhem (1900-1902), de stad waarnaar zij in 1884 was verhuisd, en Nijmegen (1906-1908), toen zij in Ubbergen woonde. Kort na 1900 werd ze bovendien als propagandiste, publiciste en bestuurslid actief in de Rein Leven Beweging, een groep van Tolstojaanse anarchisten die een seksuele moraal voorstond waarin liefde tussen personen van om het even welke sekse vrij moest zijn van de dwang van de lust. Deze keuze zou haar verdere leven in belangrijke mate bepalen. Ze kwam hiermee in de voorhoede van de bewegingen die voor seksuele hervorming streden zo ondertekende zij in 1912 als een van de weinige vrouwen de oproep voor een gelijke wettelijke behandeling van homoseksuelen en maakte zij in datzelfde jaar deel uit van het Nationale Comité voor Moederbescherming en Sexueele Hervorming, waarvan ook voorstanders van het vrije huwelijk en het moederschap zonder man lid waren. Maar dat niet alleen. Lid zijn van de Rein Leven Beweging was ook een stijl van leven van vegetarisch eten, niet roken, niet drinken, dagelijkse lichaamstrainingen, koude baden, naakt zonnen, en dat alles bij voorkeur in een coöperatieve woongemeenschap.
Dat gezonde leven zou Van der Tuuk de rest van haar leven leiden, samen met haar vriendin Rose Roosegaarde Bisschop, met wie ze sinds 1897 een gemeenschappelijke huishouding voerde, achtereenvolgens in Arnhem, Ede, Ubbergen, gedurende vier jaar op het terrein van de christenanarchistische kolonie Chreestarchia in Soest (1908-1902), in Utrecht en ten slotte in Zeist. Daar overleed Titia van der Tuuk op 84-jarige leeftijd. Als vrijdenker en jarenlang lid van de Vereeniging voor Vrijwillige Lijkverbranding werd zij in Westerveld gecremeerd.
Naslagwerken
BWSA; Frederiks/Van den Branden; Ter Laan; K. ter Laan’s Multatuli encyclopedie (Den Haag 1995); Lexicon van de jeugdliteratuur (okt. 2008); J.M. Wheeler, A biographical dictionary of freethinkers of all ages and nations (Londen 1889).
Publicaties
Afgezien van de in tekst genoemde titels publiceerde Van der Tuuk talloos vele boeken en artikelen, vertaald en van eigen hand. Onder meer:
‘Lieve Aleida’, De Tolk van den Vooruitgang (1877) 262-265.
‘De vrouwenzaak’, Excelsior (1895/1896) 608-612, 671-675, 750-754.
De rol van de vrouw in den drankstrijd (z.p. z.j. [1896]).
De gezondheid in huis. Natuurgeneeskundige raadgever voor het gezin in gezonde en zieke dagen (Almelo 1902) [bewerking van verschillende bronteksten].
‘Het litteken van het dogma’, in: De Dageraad. Geschiedenis, herinneringen en beschouwingen, 1856-1906 (Amsterdam 1906) 232-236.
‘Feminisme en Rein Leven’, Levenskracht. Maandblad voor Reiner Leven (1911) 166-167.
‘Evolutie en seksueele ethiek’, in: Evolutie. Register op den inhoud der eerste 20 jaargangen (z.p. [1913]) 41-46.
‘Gezinsbouw’, in: M. Cohen Tervaert-Israels e.a., Moederschap. Sexueele ethiek (Almelo z.j. [1914]) 105-115.
- De vrouw in haar seksueele leven. Een physiologisch-maatschappelijke studie met geneeskundige en hygiënische wenken (Almelo 1915).
- ‘Twee geschiedenissen van vrede’, in: Gedenkboek ter gelegenheid van den 70sten verjaardag van F. Domela Nieuwenhuis 31 december 1916 (Amsterdam 1916) 139-142.
‘Het wetsontwerp op den burgerdienstplicht voor de vierschaar van het feminisme’, in: Protest tegen den burgerdienstplicht (z.p. z.j. [1918]) 4-7.
Het gulden boek van het huwelijk. Een raadgever in bange en gelukkige uren, een gids door den doolhof van liefde en huwelijk (Zeist 1923) [bewerking].
Literatuur
Behalve necrologieën in De Vrijdenker (20-5-1939) en de Vegetarische Bode (10-6-1939):
Chris Bosman, ‘Titia van der Tuuk’, De Vrijdenker (26-3-1932) [interview].
Joan A. Nieuwenhuis, ‘De Vrouw’, in: idem, Een halve eeuw onder socialisten. Bijdrage tot de geschiedenis van het socialisme in Nederland (Zeist 1933) 135-143.
Myriam Everard, ‘Vier feministen en het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee’, Socialisties-Feministiese Teksten 8 (1984) 149-175.
René van Leeuwenhoek, ‘Mens voor de mensheid. Titia van der Tuuk als vrijdenkster’, Maandblad De Vrije Gedachte 173 (febr. 1987) 21-26, 174 (maart 1987) 19-22, 175 (april 1987) 18-22.
A.J. Derking, ‘Titia van der Tuuk’, Jaarboek voor de Achterhoek en Liemers (1988) 127-132.
Myriam Everard, ‘Drie geschiedenissen van liefde. Enige grepen uit het leven van Titia van der Tuuk’, in: Mieke Aerts e.a. red., Naar het leven. Feminisme & biografisch onderzoek (Amsterdam 1988) 103-116.
Myriam Everard, ‘De bibliotheek van Titia van der Tuuk als venster op de wereldvrouwenboekerij’, Lust& Gratie 32 (winter 1991) 50-62.
Dorothée Buur, Indische jeugdliteratuur. Geannoteerde bibliografie van jeugdboeken over Nederlands-Indië en Indonesië, 1825-1991 (Leiden 1993).
Marjoke Rietveld-van Wingerden, Jeugdtijdschriften in Nederland & Vlaanderen 1757-1942. Bibliografie (Leiden 1995).
Ulla Jansz, ‘Feministen en feministes in de vrijdenkersbeweging. De periode 1855-1895’, in: B. Gasenbeek e.a. red., God noch autoriteit. Geschiedenis van de vrijdenkersbeweging in Nederland (Amsterdam 2006) 171-191.
Sophie Levie, ‘Een vergeten vertaalster: Titia van der Tuuk’, Filter 14 (oktober 2007) nr. 3, 13-21.
Ulla Jansz, ‘De ergste vijand. Levensbeschouwing en feminisme in Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw’, Tijdschrift voor Genderstudies 11 (2008) nr. 3, 19-32.
Myriam Everard, ‘De Arnhemse jaren van Titia van der Tuuk (1884-1902), vrijdenkster, schrijfster, feministe’, Arnhem de Genoeglijkste 27 (2007) 214-243.
Myriam Everard, ‘De waarheid te bevorderen, altijd en overal. Titia van der Tuuk en het vrije denken als feministisch program’, in: Myriam Everard en Ulla Jansz red., De minotaurus onzer zeden. Multatuli als heraut van het feminisme (Amsterdam 2010) 85-106.
Myriam Everard en Mieke Aerts, ‘De dingen van Titia van der Tuuk. Dr. Phelan’s Health Exerciser en de materiële politiek van een feministe’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 31 (2011) 31-53.
Illustratie
Portretfoto, door Emil van den Kerkhoff, 1898, Arnhem (Particuliere collectie).
Auteur: Myriam Everard
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 793
laatst gewijzigd: 15/04/2015
Myriam Everard, Tuuk, Titia Klasina Elisabeth van der, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland