Humanitarisme als woord
Humanitarisme als begrip
H.S. Salt - Het Humanitarianisme
1) Het beschrijven, uit één gezichts-punt, van de talrijke religieus-humanitaire richtingen brengt eigenaardige moeilijkheden met zich. Vooral, omdat er ternauwernood iemand zal gevonden worden, die met in het een of ander opzicht van het door mij aan dit nummer toege-voegde schema verschilt. Toch meende ik het te moeten beproeven. De lezer zal vanzelf wel bespeuren in welke opzichten ik van andere humanitariërs afwijk. Ik mocht slechts over elk der onderdeelen een kleine onvolkomene karakteristiek geven. Moge het me gelukt zijn in deze veelheid inderdaad de hoogere éénheid te doen zien.
2) Androcles, Nov. 1907, vertaald uit Humane Review.
3) vgl. Marie Jungius, Over de onbegrensheid van ons medegevoel.
4) vg1. J. Howard Moore, Universeele verwantschap, vertaal F. Ortt.
5) Androcles, Nov. 1907, blz. 2.
6) Vgl.: Ideaal en Practijk van de Rein-Leven-beweging. Toelichting tot de beginselverklaring. 1908. De Rein-Leven-beweging, kort uiteengezet door Felix Ortt.
Rein-Leven-bibliotheek, uitgave v./d. uitgevers-vereen. Vrede
7) Vgl.: A. Klaver, De Prostitutie, een inleidende studie tot het vraagstuk; Rein-leven-bibl. No. XIX.
8) Camillo Karl Schneider, Die Prostituirte und die Gesellschaft, S. 5-
9) Thoreau, Walden, bladz. 4o; 102- lo4.
10) Vgl.: Felix Ortt, het beginsel der Liefde, bladz. 78-81.
11) V1g.: Kerk en Secte, Serie I No. I, Dr. J. A. Beijerman de Remonstrantsche Broederschap.
12) Vgl.: Felix Ortt, Denkbeelden van een Christen-anarchist.
F. Ortt. De Vrije mensch.
,, ,, Het beginsel der Liefde.
L. van Mierop. Geestelik en Maatschappelik leven.
13) L. van Mierop, Geestelik en Maatschappelik leven, blz. 172.
14) Vgl.: Domela Nieuwenhuis, Nederstemmen.
15) Dr. L. Bilhler, Hoe uit een godsdienstig oogpunt over dienst-
weigering te oordeelen.
16) Vgl. Prof. van Veen, De Stundisten, Kerk en Secte II, 2.
Hesba Stretton, De groote lijdensweg aan 't einde der 19e eeuw
17) Dr. Eugen Schmitt, Catechismus, bladz. 12-13.
18) F. Ortt, Het beginsel der Liefde, bladz. 142 e. v.
19) L. v. Mierop, Geestelik en Maatschappelik leven, blz. 145-154.
20) Dr. H. IJ. Groenewegen, Het onderwijs in de zedekunde
van Prof. Abraham Kuenen, bladz. 7 g-77.
21) Men leze 0.a.: Blihler, Ortt en Van Mierop Eerste Vrede-
bundel; G. F. Haspels: De weerloosheid; Leo. N. Tolstoy : De
wet van het geweld en de wet van de liefde. Vert. Ortt.
22) ,,Terwijl zij over gezondheidsleer de meest eenvoudige be-
grippen missen", Felix Ortt, Brieven over gezondheid, bladz. 7.
23) Vg1: Kerk en Secte III No. 4. S. K. Bakker, het Christen-
Socialisme.
Verder in ,,Christusbeschouwingen onder modernen": J. A.
Bruins Jr., Christen en het Christen-socialisme.
Verder, over de hier te noemen figuren Quack, de Socialisten,
Personen en Stelsels.
24) De Lamennais, woorden van een geloovige, bladz. 43.
Uitgave Vrede).
25) Bakker, t. a. p. bladz. 40.
26) Bakker t. a. p. bladz. 41.
27) ,, ,, ,, ,, ,, 4 I -
28) Christusbeschouwingen onder modernen: Bruins, Christus
en het Christensocialisme, bladz. 219.
29) Enka: Kan een rechtzinnig Christen socialist zijn ?
30) Ortt, Denkbeelden van een Christen-anarchist: ,,Zoo beoogen de sociaal-democraten w61 de afschaffing van het privaat kapitalisme - waarmee ze bevorderlijk zijn aan de socialistische idee, doch stellen als ideaal Staats-Kapitalisme, dat in de oogen van vrijheidlievende anarchisten een bron zal zijn van onduldbare tyrannie, en daarom lijnrecht met de socialistische idee in strijd. (bladz. 27).
31) Felix Ortt, Felicia, een boek van Roeping, bladz. 180-183
32) Felix Ortt. Practisch socialisme, zie voor de hier aaneen-
gevoegde citaten bladz. I, 4, 5, 8, 13, 14.
33) Vgl.: Gids, Oct. 1904. Mijne ervaringen op sociologisch gebied.
Zie ook Fred. van Eeden, de Blijde Wereld, bladz. 253 - 267.
34) L. van Mierop, Geestelik en Maatschappelijk Leven: Tweear-
lei gevolgtrekkingen uit sociologische ervaringen, bladz, 278 - 285*
35) Dr. Louis A. Be'ihler, De waardeering der vrouw, bladz. 20-24'
36) I Corinthe 7: 1-II.
37) Henrik Ibsen, Moderne Dramen. Bnd. II, Seite 93-
38) Lod. van Mierop, de Slavernij van de vrouw.
Von Hoensbroeck, das Pabstthum in seinen sozial-Kulturellen
mitsamkeit, Bnd. 2, XI Das sakrament der Ehe.
39) Fred. vin Eeden, Studies, Iste reeks blz. 246: Vrouwen-
kwestie en socialisme.
40) Laurence Gron1und, De socialistische Maatschappij, vert.
Hugenholz, bladz. 127,
41) Groenewegen, De Ethiek van Abraham Kuenen, bladz. 83.
42) L. van Mierop, De Slavernij van de Vrouw, blz. 41-4"**
43) Hilty, Gliick, III, bladz. 184-85.
44) Lees: Felix Ortt, Brieven over gezondheid. Felix Ortt, Nieuwere beschouwingen over voeding. De opvoedingssystemen van Dr. Lahmann, Dr. Haig en Dr. Bircher-Bermer beknopt uit-
eengezet.
45) Dr. G. Luchtmans, Natuurgeneeskunde, bladz. 3.
46) Dr. Kingsford, De ware voeding, met inleiding van Dr. v
Eeden, bladz. 58.F. Ortt, Propagandageschrift voor het vegetarisme, bladz. I x-13.
47) Men leze voor de geschiedenis der drankbestrijding het uit-
muntende werk: Het boek van den Alcohol, door A. Don en
Th. W. van der Woude, met een voorwoord van Prof. Talma,
F. Ortt, Rein Leven en geheel-onthouding.
48) Vgl. A. Klaver, de Prostitutie, leen inleidende studie tot
het vraagstuk, bladz. 58.
D6ance, la lutte contre la Prostitution pag. 304.
49) Vgl. S. L. Veenstra, het Leger des Heils (Kerk en Secte
IVe Serie No. 3), bladz. 34-35.
Dr. Bronsveld, het Leger des Heils.
50) Jonker, t. a. p., bladz. To-II.
51) Ik cursiveer.
52) Jonker t. a. p. bladz. 3.
53) In dit verband zouden ook de bekende stichtingen van
Heldring en Pierson te Zetten, en die van de Vereeniging tot
Steun te Apeldoorn besproken kunnen worden; verder het werk
van Pro juventute, de tehuizen van Freule Boddaert e.d. die,
zooals in Engeland Dr. Bernardo deed, zich er op toeleggen om
de verwaarloosde jeugd te redden.
54) Marie Jungius, De Ned. Kinderbond en de eenheid van alle
humanitaire streven, bladz. I-2.
55) Jaarverslag Ned. Kinderbond over 1908.
56) 27 Febr. 1909.
57) Edward Peeters: Wat de school zijn kan, vert. F. Ortt
blz. 30-32.
58) J. Howard Moore, Universeele verwantschap, blz. 339.
59) Vgl.: Androcles, October 1905.
60) Vgl.: Androcles, Juli 1908.
61) Vgl.: Androcles, April 1908.
62) Vgl.: Androcles, Mei 1908, verder over het van den bok
rijden van paarden, ezels enz.
63) Van Eeden, Studies, 3de reeks, bladz. 177.
64) Vgl. Felix Ortt, Propagandageschrift voor het Vegetarisme,
bladz. 18-19.
Dr. Kingsford, bladz. 19 c. v.
Pro en contra, serie I, No. 3.
65) Zie: Felix Ortt, de verdediging van ons standpunt (een
uitmuntende studie van 220 bladz.).
Pro en contra (serie I No. 7). Pro: Dr. H. L. Struyken, Contra:
Felix Ortt; verder: Pro en contra vivisectie, een kritiek door Dr.
G. Luchtmans; Apen en menschen, door F. Ortt; Stephen Smith,
Scientific Research, a view from within.
Marie Jungius: De vivisectie is een kwaad en moet dus ver-
dwijnen.
66) Van Eeden, Studies, IIIde reeks bladz. 177.
67) Vg1.: Smith, Scientific Research p. 15-
Ortt en Luchtmans passim.
68) Tijdschrift v. Geneeskunde. 1901, No. 21.
Kerk en Secte, Serie IV, no. 6
DE RELIGIEUS-HUMANITAIRE
STROOMING
DOOR
A. KLAVER
Remonstrantsch Predikant te Hoorn
Het is misschien eenigzins gewaagd, om dit boekje den titel te geven van ,,de Religieus-humanitaire strooming" in ons land. Want het kan zijn dat de lezer al aanstonds mij tegenwerpt: van één strooming is geen sprake, hoogstens van allerlei stroompjes. Geen eenheid dus - maar een veelheid. Toch meen ik dat het mogelijk is hier van een veel-eenheid te spreken, m.a.w. een religieus-humanitaire levensbeschouwing te geven, waarin zich al die stroomen en stroompjes vereenigen 1). Het is met die strooming zooals het is met een rivier. Op het gebergte valt regen en sneeuw; in verschillende dalen, en uit verschillende gletschers ontspringen beekjes en stroompjes, eerst woest, in toomelooze vaart alles meesleurend; eerst volmaakt onafhankelijk van elkander. Maar langzamerhand vereenigen zij zich, en door die vereeniging worden ze breeder, de bedding wordt dieper, ze vloeien samen tot een machtige hoofdrivier. Wie stond aan de bronnen der tallooze beekjes - of een daarvan, voor hem is 't een ongelooflijke gedachte dat deze kleine, bruisende, smalle beekjes, in hun eindelooze verscheidenheid van plaats-van-ontstaan, van richting, van loop, samen zouden kunnen vloeien tot een hoofdstroom; maar voor den mensch, die de samenvloeiing zag van al die stroompjes, en toch weet hoe ze alle zijn gevoed door dezelfde sneeuw en regen van boven en neergedaald zijn van het zelfde gebergte, voor hem is de eenheid in wording, de eenheid in samen. vloeiing, de eenheid in einddoel niet meer verborgen. Op deze wijze zou ik de eenheid willen zoeken in het religieus-humanitaire streven van onzen tijd, in ons land.
Wat is humanitarisme? Aan definities is ook hier geen gebrek! Men kan spreken van humanitarisme als de opzettelijke en stelselmatige studie der humane beginselen, de poging om aan te toonen dat humaniteit een wezenlijk deel, zoo niet de grondslag der moraliteit vormt 2), men kan spreken van de leer van - en het geloof in de onbegrensdheid van ons medegevoel 3); of, de leer van, het geloof in de universeele verwantschap 4). ,,Het is de task van het humanitarisme om . het ideaal met den feitelijken toestand te verzoenen,, om medelijden met oordeel te vereenigen en niet alleen te ontdekken hoe wij voelen of behoorden te voelen voor onze mede-schepselen, maar ook tot welke mate en met welke beperkingen wij in den tegen-
woordigen tijd en onder de tegenwoordige voorwaarden, deze gevoelens in de practijk kunnen brengen" 5). Al deze omschrijvingen trachten weer te geven de volheid van willen en streven der humanitariërs, en schieten daardoor te kort. Immers, een zoo gecompliceerd verschijnsel laat zich niet, in alle bijzonderheden, beschrijven in een korte definitie. Het best doen wij, meen ik, met bij onze bepaling de bijzonderheden te laten rusten, en enkel hoofdbeginsel en hoofddoel daarin op te nemen. Humanitarisme dan is het streven om, voor ons zelf, en ten opzichte van onze medeschepselen, te leven overeenkomstig het beginsel der Liefde. Wanneer wij met het woord humanitarisme het woord religieus verbinden, dan is het om er de aandacht op te vestigen dat die neiging, om te leven overeenkomstig dat hoogste Liefdesbeginsel, van Goddelijken oorsprong is. Anders gezegd: religieus-humanitariër is hij, die er naar streeft te begrijpen en te vervullen in al zijn volheid, in al zijn diepte en ernst het woord van Jezus Christus: Heb God lief ... en den naaste.
Wanneer ik nu in de volgende bladzijden de religieus - humanitaire levensbeschouwing zal trachten te schetsen, dan dient men er zich wel rekenschap van te geven dat sommige der stroompjes langen tijd zich zelfstandig hebben voortbewogen, en met volstrektheid het loochenen dat hunne wateren ook ineenvloeien met den zich voortspoedenden humanitairen stroom. Maar des ondanks zal het, naar ik hoop, den lezer duidelijk worden dat werkelijk één zelfde sneeuw en regen ze voedt... dat de richting, hoe ook schijnbaar tegenstrijdig, toch eindelijk voert naar dezelfde bedding, naar dezelfde zee.
We zeiden: de humanitair-religieuse levensbeschouwing sluit in :
1. Plichten jegens zichzelf.
II. Plichten jegens den naaste.
Vestigen we onze aandacht eerst op de eerste rubriek. Slechts de mensch, wiens blik niet verder en niet hooger rijkt dan de dingen van elken dag, kan in zelf-genoegzaamheid meenen ,,het a1 gegrepen te hebben". Slechts wie de goddelijke geboden alleen naar de letter opvat kan meenen ze ,,alle vervuld te hebben van de kindsheid af". Maar wie iets verder ziet, - die bemerkt al spoedig, dat tal van ernstige plichten van den mensch tegenover zijn hooger zelf jammerlijk worden verwaarloosd. Hij ziet, hoe in onze maatschappij de stof heerscht over den geest; ziet hoe brutaal de zonde zich vertoont; ziet hoe onrein is veler denken en voelen; hoort hoe het bestiale wordt aangeprezen als het normale. De mensch die deze dingen ziet en hoort, weet, dat dit alles in strijd is met het levensdoel: volmaakt te worden, hetgeen elken mensch gezet is; strijdt met de beginselen der goddelijke Liefde. Zoo, langzamerhand, komt tot hem de eisch: ge zult streven, temidden van al die heerschappij van zinnen over den geest, naar heerschappij van den geest over de zinnen. M.a.w.: als een der plichten tegenover zichzelf staat voor den mensch de eerste:
1 A. Het streven naar heiligheid
Hoe zal een mensch naar heiligheid streven? Verschillende richtingen en verschillende bewegingen in ons land hebben die vraag op hare wijze beantwoord; van de meest op den voorgrond tredende dezer religieus-humanitaire richtingen en bewegingen geef ik hier een beschrijving en appreciatie.
a. De Rein-Leven-beweging.6)
Indien ergens, dan heerschen op het gebied van het geslachtsleven droevige in ergerlijke toestanden, lijnrecht ingaand tegen het streven naar heiligheid. De prostitutie gaat nog steeds voort, slachtoffer op slachtoffer te maken; altijd weer nieuwe vrouwen vullen de door geslachtsziekten gedunde rijen aan; souteneurs leven ten koste der door hen uitgebuite meisjes; handelaars in vrouwen verkoopen met onbeschaamdheid hun levende koopwaar . . . wel is de prostitutie een droeve, donkere plek in onze maatschappij 7). Nu wordt er - wie zou het trouwens loochenen - veel en heerlijk werk gedaan om deze ziekte in haar gevolgen te bevrijden; de vereenigingen die den vrouwenhandel bestrijden, de stations-dames doen een nobel en nuttig werk; maar toch meenden sommigen in ons land dat de prostitutie slechts een van de zieke plekken was, gevolg van de zieke toestand en onreinheid van het lichaam zelf. Gevolg van het struisvogelspelen - gevolg van het niet- aandurven van de quaestie - gevolg van-zich-rustig-neerleggen bij zinnenoverheersching. Een mensch was nu eenmaal een zinnelijk wezen, niet waar? Tegen die onwetendheid op sexueel gebied, tegen die overheersching van zinnenlust komt de R.-Leven-beweging op. Zij wil inlichten en waarschuwen, zoolang en terwijl het nog tijd is. Wat weten de meeste jonge mannen en jonge vrouwen van de functioneering van het geslachtsleven? Niets. Wie waarschuwt een jongen man die de wereld ingaat? Niemand! Wie geeft den jongen mensch mee de kracht, om in verzoeking staande te blijven, omdat hij heeft leeren kennen de gevaren en de verlokkingen der zonde? Niemand. Een schrijver over de prostitutie zegt: ,,Gibt es doch für den jungen Menschen, der allein im Trudel der Welt steht, nur ein sicheres Mittel, sich rein zu erhalten: sittliche Willenskraft. Dieser aber ermangelte ich damals in zu hohem Grade" 8). Zoo is de zinnelijkheid menig mensch het groote struikelblok op den weg naar Heiligheid, naar Volmaking. En nu komt de Rein-Leven-beweging tot elken mensch - met de bede: sluit u bij ons aan tot u w en anderer heiligheid. Het is niet zoo: dat een groep van reinen en heiligen anderen willen helpen - neen, zelf zwakke menschen, honderd maal uitgegleden, maar telkens weer opgestaan, willen zij de hooge plicht van verreining der gedachten en daden ten opzichte van zichzelf en anderen vervullen. Eerst wanneer, zoo niet ieder mensch, dan toch het meerendeel der menschen den eisch: wees heilig, heeft verstaan, en zichzelf verreind heeft, eerst dan kan men aan de eerste helft van Christus' gebod voldoen. Het zijn immers de reinen van hart, die God zien?
b. Onthouding van Alcohol
Natuurlijk ligt het niet binnen het bestek van dit werkje aan te toonen het belang, het noodzakelijke van de alcoholbestrijding. Maar wel is het mijn taak aan te toonen, dat in de religieus-humanitaire levensbeschouwing de alcoholbestrijding, de onthouding van bedwelmende dranken, een plaats moet innemen. Is er iets, dat den mensch zoozeer verleidt tot onheiligheid als de drank? Wie ooit heeft geluisterd naar de gesprekken aan bitter- tafels, die weet ook, dat nergens ruwer en gemeener taal wordt uitgeschreeuwd dan juist daar. Wanneer slaat de werkman zijne vrouw? Wanneer klinken schorre kreten door de achterbuurten in de nachtstille straten? Wanneer glijdt de hand in den zak om er het mes uit te halen tot een misschien doodelijken steek? Wanneer worden de bordeelen het drukst bezocht? Wanneer wordt aan allerlei tegennatuurlijke hartstochten geofferd? Wanneer verliest menig man voor altijd de gezondheid, waarop hij zich vroeger verhief? Wanneer? ,,Als de drank is in den man". Nu spreek ik niet van de plicht om zich van alle drankgebruik te onthouden ter wille van een ander. Daarop kom ik straks terug. Maar wèl als plicht om me te onthouden ter wille van mij zelf. De alcohol verlaagt ook mij. Onze natuur heeft werkelijk wel krachtige teugels noodig - anders ,,regeeren onze hartstochten en begeerten ons. Zouden we dan onszelf bedwelmen met een vergif, dat, genomen in hoe kleine dosis ook, altijd schaadt? Moet onze wilskracht verslappen? Moet werkelijk de menschelijke wil, het menschelijk doorzettingsvermogen, geprikkeld worden door alcohol om den levensstrijd te kunnen volhouden? leder, die dat meent, doet zichzelf onrecht, en vergeet dat op elk, op deze wijze kunstmatig gewekte actie, te droever en matter reactie volgt. Wie, naar den eisch der religieus-humanitaire levensbeschouwing zelf wil arbeiden aan eigen heiligheid, hij blijft verre van alle bedwelmende middelen.
c. Streven naar eenvoudige levenswijze
De meeste menschen zouden nu wel den weg naar heiligheid willen inslaan . . . als ze niet zooveel lorren en 10mpen met zich meedroegen. Zoo is het met heel wat menschen, met u en met mij. We willen wel omhoog . . . maar we worden vastgehouden door den ballast, die we onszelf aanbonden - of ons door de maatschappij lieten aanbinden. Alles jammert en klaagt tegenwoordig over te lage loonen, waardoor de mensch zijn begeerte naar hooger dingen niet kan voldoen. Ik voor mij geloof, dat er voor het hoogere heel wat meer tijd en geld zou zijn, als het lagere niet zooveel tijd en geld kostte.
THOREAU, in zijn veelgeprezen en veelgesmade boek ,,Walden" zegt: ,,Het zou in sommige opzichten zijn nut hebben, als wij een hoogst eenvoudig leven moesten leiden . . . al ware het slechts om er goed van op de hoogte te komen, welke de grove benoodigdheden des levens zijn". ,,Niemand is zoo arm, dat hij op een pompoen moet zitten" 9). Nu, heel wat menschen hebben er geen flauw besef van hoe weinig er noodig is om gelukkig te zijn, en stellen hunne eischen zóó hoog, dat er niet aan voldaan kan worden. Dan gaan ze werken, sloven, zwoegen; ontzeggen zich voedsel voor lichaam, en geest, en ziel - de arme om een paar lorrige vazen voor 't pronkkamertje, de rijke om een dure plaats in de mode-voorstelling, de allerrijkste om een langbegeerde decoratie. Alles vodderij. Het is nu wel een treurige waarheid dat in onze maatschappij die lorrige vazen, die logeplaats en dat lintje aangeven of men in den ,,stand" waartoe men behooren wil ,,ebenbürtig" is - maar voor 's menschen eigenlijke waarde, gezien ,,sub specie aeternitatis" geeft al die kramerij niets. En daarvoor werkt men... meenend eenmaal, als men niets meer verlangt, te zullen denken aan ziele-ontwikkeling. Doch, áls die tijd nog komt, dan is 't als in de bekende gelijkenis te laat. De krachtige naturen, de groote genieën, de heroën, plegen niet voort te komen uit die kringen en die omgeving, waar men geknield ligt voor ,,mode en stijl", maar uit gezinnen, waar men in al het stijl- en modegedoe slechts ziet kinderspel tegenover het groote, dat elk menschen-leven moet vullen. Onwillekeurig komt Tolstoy's beeld ons voor den geest: de stoere kop met langen grijzen baard, de hand gestoken tusschen den leeren riem, waarmee de werkkiel is saamgetrokken. Zelfs in deze eenvoudige kleeding meer man, meer mensch, dan de modieuze fat in evening dress.
Beteekent dit nu, dat we alle luxe, alle pracht, alle weelde moeten wegdoen en ons bepalen tot het aller-allernoodzakelijkste ? Er zijn er die het beweren, maar ik zie de noodwendigheid er van niet in. Aan ieder mensch is het geoorloofd zich te omringen met voorwerpen van smaak en kunst, mits de neiging om zich dit alles te verwerven geen ziekelijke manie wordt. Want dan - ja - dan gaat de mensch, als zoeker van heiligheid, in plaats van aan eigen ontwikkeling en volmaking te arbeiden, ónder in den hebzuchtige.
1 B. Handhaving van gewetensvrijheid
Naast het streven naar heiligheid volgt als tweede uitvloeisel van de religieus-humanitaire levensbeschouwing de eisch: Handhaving van gewetensvrijheid. Het is hier echter de plaats om nog eens met nadruk te herhalen wat ik boven reeds zeide: elk der stroompjes heeft zich geheel zelfstandig ontwikkeld, en heeft de eigenaardigheden van de landstreek waarom het stroomde. M.a.w. de humanitaire levensbeschouwing in haar onderdeelen uit zich bij den eenen mensch, zoowel naar de mate zijner ontwikkeling als naar zijn geloofsrichting, zijn politieke of religieuse inzichten, anders dan bij den ander. Er zullen zijn, bij wie het streven meer naar binnen op 't eigen ik, anderen bij wie 't meer naar buiten, op de maatschappij is gericht. Wat voor den een hoofd doel en hoofd deel is, zal voor den ander bijzaak zijn. Wat den een geoorloofd voorkomt, zal den ander ongeoorloofd voorkomen.
Voor den Roomsch Katholiek zal het b.v. bevreemdend schijnen dat wij een anti-dogmatische levensbeschouwing als eisch der religieus-humanitaire levensbeschouwing willen - ook al gaat hij volkomen mee in rein-leven werk, vereenvoudigde levenswijze, alcoholbestrijding en tal van nog te noemen punten. De monarchaal aangelegde Christen verwerpt de Christen-anarchistische idee - de sociaal-democraat het anarchisme, terwijl beiden, hoezeer ook somtijds samengaand
in tal van eischen van het humanitarisme, juist hun Christelijk anarchisme, hún socialisme, hun sociaal-democratie, een gewichtig, misschien hèt gewichtigste uitvloeisel achten. M.a.w. de uitingen differentieeren naar de mensch is, naar zijn geloof- zijn levensopvatting - al is het één licht dat in deze veeleenheid van kleuren breekt. Het was noodig dit, aan den ingang van dit nieuwe onderdeel, nog eens met zooveel woorden te zeggen, omdat het zich religieus humanitarier noemen niet insluit dat men met elk der onderdeelen van de levensbeschouwing volmaakt meegaat.
a. Vrijheid van op dogma gegrond Kerkverband
Wat ik zooeven meende te moeten opmerken, wordt al heel duidelijk in verband met dit onderdeel. Immers, er zijn tal van religieuse-humanitariërs, die toch niet zullen toegeven dat inderdaad vrijheid van op dogma gegrond Kerkverband noodig is. Toch komt het mij voor dat deze vrijheid inderdaad gewenscht is. Zeker, er zijn tegenwoordig pogingen gedaan om de eeuwige kern in elk dogma op te sporen, en op grond daarvan te pleiten voor het behoud der dogmen, terwille der waarheden welke er in gekristalliseerd zijn. Maar, het groote gevaar is hier, dat men, terwille van het dogme, poogt of pogen zal de twintigste eeuwsche inzichten en bedoelingen kunstig in te werken in het oude leerstuk. Wat tegenwoordig op het gebied der heilsfeiten - of aangaande de redelijkheid der religie geschiedt, wekt gegronde vrees of vele nieuwbetreden banen inderdaad de veiligste zijn! In elk geval is de kern van elk dogme gekleed in een voorstelling, welke beantwoordde aan het denken en voelen der menschen van den tijd waarin het ontstond - die inkleeding veroudert zeker, de kern dikwijls. Wat voor onze vaderen de grootste geruststelling en steun was, een hulpe voor geloof en leven, is het daarom voor ons nog niet. Wat voor onze vaderen de volheid hunner levensopvatting uitdrukte - schiet voor ons daarin te kort. De religieuse humanitariër heeft, als levenseisch deze: vrijheid. Hij kan nooit een mensch zijn die zich, gebonden, overgeeft aan een leerstelsel. Het: ,,Zelf moet ge 't zoeken en zelf moet ge 't vinden" van de Genestet moge afgezaagd klinken, het is en blijft niet te min waar. Terecht zegt FELIX ORTT: ,,Er zijn tallooze godsdiensten, tallooze kerkgenootschappen. Verreweg de meeste hebben een dogmatisch stelsel, dat zij voor waar houden niet alleen, maar waarvan zij stellig verzekeren dat dit de eenige uitdrukking van de waarheid is. Als men dat alles niet gelooft, of verzuimt die godsdienstplichten na te komen, dan ziet het er treurig uit met zoo iemands toekomst. Dan heeft hij kans eeuwig, niet honderd of duizend of tienduizend jaren, maar eeuwig gepijnigd te worden in het helsche vuur. Dat leeren zij, die volgers zijn van Jezus, den zachtmoedige, die tot de eenvoudigsten uit het volk sprak en hen zijn geboden gaf, voor iedereen begrijpelijk; die zeide: ,,zoo wie het Koninkrijk Gods niet zal ontvangen als een kindeken, die zal geenszins in het zelve komen". Elk kindeke kan weten en voelen wat liefde is; een dier zelfs weet dat. Maar hoeveel kindertjes begrijpen de alleen zaligmakende dogma's van verzoening, wedergeboorte, de sacramenten en de voorbeschikking?" 10) Een kerkgenootschap zonder geloofsbelijdenis, bevattend leerstellingen waaraan elk der1eden moet gelooven, is zeer wel mogelijk. De Remonstrantsche broederschap heeft het aangetoond 11). Zij heeft - naar het woord van Wtenbogaert ,,vrijelijk willen profeteeren tot onderzoek der waarheid en liefde". Daarom meen ik dat de eisch: vrijheid van dogmatisch kerkverband noodwendig uit de religieus-humanitaire levensbeschouwing kan en moet voortvloeien.
b. Christenanarchisme
Een - vrij breede en diepe - zijstroom, welke tenslotte toch in de bedding der religieus-humanitaire levensbeschouwing samenvloeit is die van het Christen-anarchisme. Die naam is eigenlijk al weer verouderd. Want zij, die vroeger als verdedigers en profeten dezer nieuwe leer optraden hebben den naam laten varen om - zooals een hunner mij schreef - los te komen van een ongewenscht etiketje. Toch dient in ons verband dit verschijnsel te worden besproken, al zal waarschijnlijk een ander nummer van deze serie er opzettelijk aan gewijd zijn. Zoo ergens, dan dient echter hier nog eens de volle aandacht gevestigd op het verschil ten opzichte van details, in de beschouwingen van verschillende humanitariers. Bij de uitwerking van het beginsel en doel van het, vroeger dan genoemde Christen-anarchisme zal dit voldoende blijken 12). Gewoonlijk noemt men TOLSTOY als stichter van de Chr. anarch. beweging, en zeker heeft zijn profetisch optreden veel tot de verbreiding der idee bijgedragen. Maar toch is de leer, door TOLSTOY opnieuw gepredikt, niet door hem ontdekt. Anderen voor hem, WILLIAM LLOYD HARRISON, ADIN BALLOU, de Czech KHELTCHITSKY, hebben op hunne wijze reeds in woord en geschrift getracht een betere opvolging van Christus' geboden te bewerken. Want daarop berust héé1 het streven der Chr. anarchisten: op een betere interpretatie en letterlijke opvolging van Jezus' woorden, speciaal in de bergrede. Uit deze woorden volgt voor den Christen-anarchist:
1 o. Verzet tegen de uitoefening van dwingend gezag
Van Mierop zegt in zijn boven aangehaald boek: ,,Toen heb ik het leeren voelen, hoe wreed het gezag is, hoe onuitsprekelijk wreed. Wetten, zoo het heet, om de s1echten te verbeteren; ik merk er niets van. Wetten, wat verzwegen wordt, om de goeden te verslechten; ik weet het uit feiten des levens.
Al wat riekt naar den Staat, wekt mijn afkeer op. Al wat riekt naar gezag, feller haat ik het dan immer te voren.
,,Ik haat het met een levenden haat" 13)
Deze weinige regels zijn mij sympathiek om de echte, heilige warmte die er uit straalt, maar antipathiek om den inhoud zelf!
HUGENHOLTZ heeft, in een beoordeelen van dit boek, met zijn gewone, vriendelijke kalmte gezegd: ,,wat moet ge dan ? Alle gezag, alle Staatsdwang weg doen?" Inderdaad komt mij deze eisch van het Chr. anarchisme onaannemelijk voor. Zeker: Er is een Staatsalmacht, die vernietigt en vertrapt, neerdrukt en vernedert - denk aan Rusland.
Er is een gezag, dwingend met macht van wapenen en ruw geweld - denk aan Rusland. Er zijn wetten, bespotting van recht, van billijkheid - maar is daarom nu alle staatsmacht, zijn daarom alle wetten uit den booze? In dezen kan alleen het gevoelen van den mensch de beslissing geven. Wanneer ik in mijn hart zulk een krachtige, autonome wet voel, zulk een vast richtsnoer heb voor leven en geloof, dat elke andere wet van buiten opgelegd, mij onnoodig, hinderlijk, weerzinwekkend, vernederend voorkomt - dan - ja - dan heb ik te gehoorzamen aan die wet.
Maar hoevelen zijn er zoo? Hoevelen zullen spoedig zoo zijn? Hoevelen kunnen de steun der heteronome wet missen? En is het in waarheid nuttig en meer Christelijk, meer religieus, meer humanitair, zoo de staatsmacht, - zoo het wettelijk gezag te versmaden? ORTT zegt in zijn brochure: Denkbeelden van een Christen-anarchist: ,,In de eerste plaats wil ik niet ontkennen dat in de evolutie der menschheid het gezag van den Staat zijn taak had te vervullen. Al wat is, is volgens den Eeuwigen wil van het absolute, en is goed. De vraag voor ons slechts is wat worden moet". Me dunkt, dat de schildering van een staat, een maatschappij zonder wetsgezag, hoe schoon ook in den droom, eerst dan mogelijk zal zijn als de tijd van het koninkrijk Gods zal zijn gekomen. Wat natuurlijk niet wegneemt dat van harte toegejuicht moet worden elk streven om de menschheid en den enkeling te doen begrijpen dat hooger dan het gehoorzamen, slaafsch en blindelings, aan de heteronome wet, staat het gehoorzamen, met vrijen, rustigen wil, aan de autonome wet.
20. Anti-militairisme 14)
Dr. L. BÄHLER heeft indertijd voor de vergadering van Moderne Theologen, onder weinig bijval der vergaderden, de volgende stellingen verdedigd:
I. God is Liefde.
II. Godsdienst is werkzaam zijn in dienst der Liefde.
III. Krijgsdienst is werkzaam zijn in dienst der vijandschap.
IV. Weigering van krijgsdienst is dus plicht van den godsdienstigen mensch. Zijne conclusie is ,,Godsdienstige ouders behooren aan hunne zonen zoodanige godsdienstige opleiding te geven dat deze, ofschoon nog kinderen naar den leeftijd, wanneer zij in de loting vallen, wel als mannen weten te weigeren en te volharden. 't Is niets, 't beteekent niets: te verongelukken voor de wereld, voor wie gelukkig is in God" 15). Op deze uitspraak kom ik zoo aanstonds terug.
Wat BÄHLER verkondigt is overigens niets nieuws. In verschillende geschriften van TOLSTOY vinden wij deze gedachten terug en onder verschillende secten b.v. de Stundisten 16) is men reeds met de toepassing er van in de practijk begonnen. In zijn catechismus van den geestelijken godsdienst zegt Dr. SCHMITT (44) ,,Zou de een of andere wet of staatsverordening eene zedelijk verwerpelijke handeling - zooals b.v. het dooden van een mensch, op welke wijze dan ook - heiligen en zedelijk geoorloofd maken?" ,,Neen, want de hoogste majesteit boven elke wet en alle geweld is het zedelijk bewustzijn, dat de openbaring der Godheid is in iederen enkeling 17). ORTT 18) en VAN MIEROP 19) geven op hunne wijze dezelfde denkbeelden. Stellen wij nu voorop de eenvoudige waarheid, dat geen enkel Christen den oorlog verlangt. Natuurlijk niet. De vraag is echter of het anti-militairisme zich moet uiten in den vorm van dienstweigering. Ik meen van niet, ja, ik ga verder zelfs en meen dat de uitspraak van BÄHLER : dat de lotelingen ,,kinderen naar den leeftijd nog" zooals hij zelf zegt, moeten weten te handelen als mannen; dat ,,het niets, niets beteekent naar de wereld te mislukken", dat die uitspraak, hoe goed ook gemeend, al te lichtvaardig is. Die kinderen naar den leeftijd acht ik inderdaad te jong, om nu reeds een daad te verrichten waardoor ze, ,,naar de wereld zullen verongelukken", en zij, die optreden als profeten om die kinderen daartoe aan te moedigen mogen wel toezien! Beteekent dit dan dat men zich rustig bij de bestaande toestanden moet neerleggen? Prof. KUENEN zegt in zijn Ethiek: ,,De eenheid van menschen en volkeren wordt steeds meer openbaar. De volken hebben elkaar noodig. Godsdienst, wetenschap, kunst, handel, nijverheid, verkeer, mode, zij dragen wel een nationaalkarakter, maar zijn in sterker mate elementen van internationaal gemeenschapsleven. Zullen die grens1ijnen eenmaal uitgewischt worden? Te verwachten is dat de strijd der natiën meer en meer een wedstrijd zal worden in het vervullen van gemeenschappelijke behoeften. De statenbond zou veel beter aan het ideaal beantwoorden. Is die statenbond een utopie? Men voert tal van theoretische en practische bezwaren aan. De geschiedenis, zegt men, leert de onvermijdelijkheid van den oorlog, en toont hoe deze de beschaving bevordert. Meer dan een feit uit het verleden is dit echter niet. Hetgeen geschied is beslist niet omtrent hetgeen geschieden moet. De eenige levenswet, die in de toekomst zal gelden, is die der verwezenlijking van het zedelijk ideaal. Of is het ideaal van den statenbond verwerpelijk omdat de souvereiniteit van den staat daarbij wordt ingeboet? Als die souvereiniteit het recht insluit om verdragen, ter wille van zedelijke belangen gesloten, te verbreken, dan is zij uit den booze. Bovendien geldt dit bezwaar alleen voor den huidigen toestand, waaruit zich niets laat besluiten omtrent den idealen. Het ideaal van den weraldvrede ligt ver buiten den gezichtskring. Daaruit volgt niet dat het moet worden prijsgegeven, maar dat men zich van practische pogingen om het ,,ontijdig te verwezenlijken . moet onthouden" 20). Ook zonder dienstweigering te propageeren of te bevorderen kan men als religieus-humanitarier het militairisme bestrijden. Door onvermoeid en onverpoosd te laten zien hoe groote sommen leger en vioot verslinden, terwijl voor andere dingen - ouderdomspensioenen, sanatoria - geen geld is te vinden; door te werken voor de verzachting der zeden (in vele streken van ons land is men nog allesbehalve rijp voor de vrede-idee; het mes speelt er hoofdrol). Alle pogingen om op deze wijze de publieke opinie te beworken zullen m.i. meer bijdragen tot bestrijding van het militairisme dan het verongelukken van eenige jonge mannen, kinderen naar de wereld nog 21).
30. Bestrijding Eedsdwang
Als een zonderling overblijfsel uit oude tijden is in onze maatschappij, lijnrecht in strijd met het beginsel des christendoms dat alle zweren verbiedt, overgebleven de eed. Alleen hij, die tot het kerkgenootschap der Doopsgzinden behoort kan vrijgelaten worden met een gelofte - anderen moeten zweren. Of die eed een formule is; of de eedsaflegging een vertooning wordt; of degeen die zweert geloovig is of niet - zweren zult ge. Gelukkig dringen andere denkbeelden - getuige de Haarlemsche uitspraak - in ons rechtswezen door. Elk religieus mensch zal de waarheid willen spreken, ook zonder eed; voor wie God en geweten niet meespreken is de eed een geschikte aanleiding om schuld van zich af te werpen of andere te belasteren. Daarom stellen wij ons met beslistheid aan de zijde dergenen, die den eedsdwang willen zien weggenomen uit ons strafrecht.
c. Tegen vaccinedwang
Voortvloeiend uit alle verzet tegen wettelijken dwang, treedt bij sommige humanitariers verzet tegen vaccine-dwang op den voorgrond. Zij achten het niet geoorloofd dat de menschen, ook tegen hun wil, gedwongen worden om hunne kinderen te laten inenten. Afgezien van de vraag of de inenting steeds geheel schadeloos is, meen ik dat het zeer zeker niet in 't belang der menschheid zou zijn, wanneer de overheid niet het recht had sanitaire en hygienische maatregelen door dwang ten uitvoer te brengen. Immers, het blijkt steeds meer - o.a. tijdens de dreigende Cholera-epidemie in 1901 - hoe bitter weinig inzicht de meeste menschen hebben in de eenvoudigste gezondheidseischen. 22) Hoe de eenvoudigste maatregelen met opzet worden verzuimd.
Voordat de groote menigte zelf al deze dingen inziet en ze uit eigen beweging opvolgt is aan een meerderjarigverklaring der massa geen denken. Dwang zal hier noodig blijven tot dien tijd. Is men echter van meening dat de vaccineering zelf schadelijk is,dan zal, zoolang de meerderheid der medici dit inzicht niet deelt, de meerderheid der menschen zich naar die meerderheid dienen te schikken, zij het dan ook onder protest. Al was het alleen als plicht tegenover zijne medeschepselen. En zoo zijn wij volgens onze indeeling thans gekomen tot II. Plichten jegens den naaste.
II C. Streven naar sociale rechtvaardigheid
De tijd is, gelukkig, al lang voorbij, dat eenigszins ,,rood"denkende en voelende menschen gemeden werden. Integendeel! Tegenwoordig staat het gekleed en vooruitstrevend zich met roode kleuren te sieren. Voor zoover dit sociale gedoe mode-gedoe is, zal het spoorloos en nutteloos verdwijnen; maar waar het voortkomt uit een goed inzicht in de wanverhoudingen van onze maatschappij, waar het uitgaat niet van 't een of ander wijsgeerig of oeconomisch stelsel, maar van verteedering des harten, liefde tot en zorg voor al wat lijdt, zal het zeker vruchten dragen. De religieuse-humanitariër, tot wiens hoogste plichten het behoort te streven naar wat het ware geluk van alle daartoe vatbare medeschepselen bevordert, zal zeker streven naar sociale rechtvaardigheid. Op verschillende wijzen natuurlijk.
a. Christensocialisme 23)
Terecht acht Ds. BAKKER FELICILÉ DE LAMENNAIS een schitterend vertegenwoordiger van het Christen-socialisme; DE LAMENNAlS wiens boekje ,,1ibellum, mole quidem exiguum, pravitate tamen ingentem" door den Paus 24 Juni 1834 voor alle eeuwigheid is verdoemd, maar des ondanks in meer dan honderdduizend exemplaren is verkocht - en in bijna alle talen vertaald. ,,Verstaat het wel hoe men zich vrijmaakt. Om vrij te zijn moet men voor alles God liefhebben, want als gij God liefhebt, zult gij Zijn wil doen, en de wil Gods is de gerechtigheid en de broederliefde zonder welke geen vrijheid mogelijk is" 24).
Wat DE LAMENNAIS zag - en weergaf in dien heerlijken vorm - hebben KINGSLEY en MAURICE trachten te verwezenlijken met hun ,,Politics for the people". Al verschenen van dit weekblad maar weinige nummers - anderen hebben, o.a. in the Christian-socialist, hun werk voortgezet. Was bij deze mannen het sentiment hoofdzaak - MARX heeft getracht hunne theorieën en sympathieën om te zetten in een wel geordend, wel gesmeed systeem, waarmee, helaas saamgekoppeld was de leer van het historisch materialisme waarbij MARX leeraart: ,,niet het bewustzijn bepaalt het zijn, maar het zijn het bewustzijn. De geest wordt hier onder- geschikt gemaakt aan de stof. Van zelfstandig werkende geestelijke krachten is geen sprake. Recht, zede, beschaving zijn spiegelingen van oeconomische werkelijk- heden. Godsdienst is een waan - wel is waar een in de gegeven omstandigheden noodzakelijke en verklaarbare, maar toch een waan. Eenmaal zal hij verdwijnen 25). Het is begrijpelijk dat menig mensch, sympathie gevoelend voor MARX als profeet van een nieuwen tijd, toch allerminst in het historisch-materialisme vrede kon vinden. Zij meenen dat men ,,aanvaarden kan de middelen die MARX noodzakelijk acht om de komst van het socialisme te bespoedigen - en zijn toch van oordeel dat hij in de verklaring van het geestelijk leven heeft gefaald" 26). Deze mannen en vrouwen nu noemen zich Christen-socialisten. Zij leggen den nadruk èn op Christen omdat zij de noodzakelijkheid van Christelijke propaganda voelen. Omdat zij begrijpen dat het eenzijdig naar voren dringen van het materidele, en het verwaarloozen van het geestelijke nog lang geen ideale menschen schept. Maar ook den vollen nadruk leggen ze op het Christen-socialist. ,,Ze aanvaarden ook onomwonden het door MARX aangegeven middel: den proletarischen klassenstrijd; dit is de strijd van het georganiseerde proletariaat tegen de bezittende klasse 27). Zoo heeft een Christendom hun socialisme - hun socialisme hun Christendom noodig. ,,De Christensocialisten zeggen: Zoekt eerst (niet alleen) het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid. Weest socialisten allereerst uit een krachtig rechtsbesef, uit gemeenschapszin, uit liefde tot de verdrukten, uit verontwaardiging over maatschappelijk onrecht" 28)
Volledigheidshalve onderscheiden we hier nog de ,,Blijde Wereld"-groep, meest vrijzinnig-Christelijk, en de orthodox-Christelijke groep. Deze - geleid door ENKA 29), DAAN VAN DER ZEE en J. JANZE - verklaart te staan op den bodem van de apostolische belijdenis. ,,Zijne leden erkennen, dat deze belijdenis verplichtingen oplegt, niet alleen voor het religieuse, maar ook voor het maatschappelijk leven. Daarom, ziende hoe de tegenwoordige maatschappelijke toestand een schande is voor de Christenheid en in strijd met Gods geboden; ziende hoe deze toestand het onafwijsbaar gevolg is van het kapitalistisch stelsel, dat den grond en de productie-middelen in het privaat bezit van enkelen stelt, verbinden de leden van den bond zich, het kapitalistische stelsel te bestrijden, en de overwinning te bevorderen van het socialisme, dat zich de organisatie van arbeid en productie en een betere verdeeling van arbeidsproducten ten doel ste1t, en dit doel wil bereiken door gemeenschappelijk bezit van grond en productie-middelen".
In theorie gescheiden, behooren de ,,Blijde Wereld"- en de ,,0pwaarts"-groep toch theoretisch en practisch bijeen. De Christen-socialisten zijn, juist omdat zij niet het materieele vooropstellen, maar naast het verstand het gevoel, de liefde tot den naaste, total wat lijdt en verdrukt wordt,1aten meespreken, waardige humanitariërs.
Niet ieder religieus-humanitarier is Christen-socialist - maar iedere Christen-socialist is religieus-humanitariër 30).
b. Practisch-socialisme, communisme
,,Er zijn twee manieren van geleidelijkheid. Die van de sociaal-democraten is, dat jaren en jaren besteed moeten worden voor voorbereidingen, en zoo geleidelijk alles gereed wordt gemaakt tot ze de meerderheid hebben en de heele arbeidersklasse als 't ware ineens in beteren toestand komt. Maar de manier van BERGAMO is: dat geleidelijk vandaag één en morgen weer een en 't volgende jaar tien, en het daarop volgende honderd arbeiders van 't kapitalisme bevrijd worden".
,,BERGAMO wil dat de arbeiders die wat gespaard hebben, zoo mogelijk met behulp van kapitaalbezitters die aan hun zij staan, industrie-groepen gaan oprichten op communistischen grondslag en dat al die groepen zich vereenigen tot maatschappijen, waar alle bedrijven worden uitgeoefend, zoodat die maatschappijen als geheel zich onafhankelijk maken van de wereldmarkt. Zulke maatschappijen worden dan organisaties die zelfstandig bestaan kunnen, waar dus geld niet noodig zal zijn, omdat ze met marktprijzen niets te maken zullen hebben, daar ze geheel voor zichzelf en haar leden werken" 31). Op deze wijze laat FELIX ORTT VERBEEK in zijn triptiek (Heidekind, Felicia I en II) getuigen van het communistisch ideaal. Niet alleen in het buitenland (men leze er Quack's standaardwerk op na), ook in ons land heeft men getracht èn op Walden, en te Blaricum, zij het dan op eenigszins verschillende wijze, dat ideaal te verwezenlijken. Het was, zoo meende men, een daad van practisch socialisme. Laat me dit toelichten met de brochure van ORTT over dit onderwerp: ,,Socialisten zijn zij, die de productiemiddelen willen geven in het bezit der gemeenschap, met andere woorden, in vrij gebruik aan de werkers zelven. Zij die dit inderdaad doen, zijn socialisten van de daad. Er is een beweging in ons land, die zulk een socialisme van de daad voorstaat. Zij ijvert daartoe voor ,,Gemeenschappelijk Grondbezit en Binnenlandsche Kolonisatie". ,,Gemeenschappelijk grondbezit" is 't uitvloeisel van het besef, dat ieder mensch in staat behoort te zijn door eigen arbeid behoorlijk in eigen onderhoud te voorzien, en dat het in ieder geval onbillijk is wanneer de één ten zijnen bate den ander daarin belemmert en dien ander een kommervol bestaan oplegt". ,,Nu is het verkeerde in onze tegenwoordige productiewijze dat degene, die wat voortbrengen wil, niet de vrije beschikking heeft over den grond en het kapitaal dat hij daartoe noodig heeft. Zij die dat vragen zijn of sociaal-democraten, die den grond en de productiemiddelen willen brengen aan Staat en Gemeenten, dus onder openbaar gezag, of vrije socialisten, die willen dat grond en productiemiddelen gebruikt worden door degenen die ze noodig hebben om mede te arbeiden, zonder tusschenkomst van het openbaar gezag; of communisten, die hetzelfde willen, maar bovendien ook de opbrengst van den arbeid ten algemeene bate willen gebruikt zien, zoodat ieder daarvan naar behoefte ontvangt".
Nu zijn er die bezwaar hebben tegen Staats-socialisme, en bovendien meenen dat het tijden en tijden zal moeten duren eer de socialistische idealen verwezenlijkt kunnen worden. Zij yragen: ,,waarom niet aan te pakken? Waarom zullen we niet beginnen met, waar wij kunnen, hier een stukje en daar een stukje en ginds een grooter lap grond aan particulier eigendom te onttrekken, en zoodra het onttrokken is, het renteloos aan daarop arbeidende personen en groepen in gebruik te geven?" Van dit ,,Gemeenschappelijk grondbezit" is Binnenlandsche Kolonisatie een uitvioeisel. Bijvoorbeeld: ,,op plaats A. vestigen zich op eigen grond eenige timmerlieden. Op plaats B. schoen- en kleermakers. Op C. land- en tuinbouwers. Op D. letterzetters en boek- drukkers. Elders een houtzagerij en steenfabriek enz. enz. alles staande op 't zelfde beginsel. Ze regelen de prijzen niet naar die van de wereldmarkt, maar naar den standaard van een menschwaardig bestaan. Ze ruilen met elkaar de voortbrengselen die ze vervaardigen, en verrekenen die onderling tegen den prijs zooals die bovengezegd is bepaald. Ze produceeren niet meer en niet minder dan noodig is - overproductie en gebrek komen dus niet meer voor. In elke vestiging maakt ieder zich nuttig - doodeters zijn er niet - behalve ouden, kinderen en zieken, aan wie met liefde het noodige verstrekt wordt". Ziedaar het ideaal. ORTT is echter veel te ruim van blik, veel te veelzijdig om niet zelf terstond hieraan toe te voegen: ,,van Binnenlandsche Kolonisatie is alleen heil te verwachten, als onzelfzuchtige voorstanders dier idee er toemedewerken - als ze zich vast voornemen niet slechts nu zich zelf prettiger en gemakkelijker arbeid te zoeken, maar zich met sober leven en harden arbeid te willen vergenoegen 32).
Bij zijn beschrijving der communiagroep in Felicia II toont hij een open oog te hebben voor de klippen waarop het communisme in onze dagen stranden kan - beter gezegd stranden moet. Wat VAN EEDEN ons meedeelt over zijne ervaringen omtrent zijn kolonie Walden stemt niet optimist 33). VAN EEDEN Zegt: ,,Het experiment leerde mij het tegendeel; het practische instinct is juist, maar de moreele standaard is ondeugdelijk en logisch onhoudbaar. Geen practisch man houdt er zich aan of kan er zich aan houden". VAN MIEROP deze studie besprekend, hoewel grootendeels de zelfde ervaringen hebbend, komt niet tot deze conclusie. Hij acht wel degelijk vasthouden aan de Christelijke moraal verstandig en gelukkig 34)
Hoe het ook zij, we hebben wel degelijk in deze pogingen het streven te zien en te waardeeren on een einde te maken aan de heerschappij van het egoisme; ook het practisch socialisme en het communisme tracht ,,het ware geluk van alle daartoe vatbare medeschepselen te bevorderen". Waar de pogingen falen, is ook hier de wil te loven.
c. Emancipatie der vrouw
OLIVE SCHREINER zegt in haar ,,Dreams": ,,Ik verbeeldde mij, dat ik in den Hemel stond voor Gods troon, en God vroeg mij waarom ik gekomen was. Ik zeide dat ik een beschuldiging kwam inbrengen tegen mijnen broeder, den Man. God zeide: wat heeft hij gedaan? Ik antwoordde: Hij heeft mijne zuster, de vrouw genomen; hij heeft haar geslagen en gewond; hij heeft haar buiten in de straat geworpen; daar ligt zij neder. Zijne handen zijn rood van bloed. Ik sta hier om hem aan te klagen, op dat de macht die hij niet waardig is, hem ontnomen en aan mij gegeven worde. Mijne hand en zijn rein".
Lang - te lang reeds heeft men aan ,,de vrouw" de plaats toegewezen, haar door Paulus aangewezen. Men leze slechts na Efeze 5 : 22: ,,Gij yrouwen, zijt uwen mannen onderdanig, want de man is het hoofd der vrouw".
Men zie I Cor. 11 : 7 ,,de man moet het hoofd (bij het gebed) niet dekken overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans". Terecht zegt Ds. BAKKER ,,men zou hieruit besluiten: God is de god van den man, maar de man is de god van de vrouw" 35)
Die oud-Christelijke beschouwing, waarbij de vrouw de speelpop van den man was, en verplicht was al zijne wenschen, ook in het geslachtsleven, te vervullen 36) kan blijven bestaan, zoolang de vrouw, als gewillige huis-slavin, als ,,moeder-dier", in sloven en kinderen voortbrengen opging, zooals, tot voor weinig jaren, de harem-vrouwen van den oosterschen despoot. Maar met de tijden veranderden de menschen, ook de vrouwen.
JENNY D'HÉRICOURT publiceerde reeds aan 't einde der 18de eeuw haar programma, dat aldus luidde: ,,Wij zullen vragen dat men aan de meisjes een nationale opvoeding geve.
Dat alle betrekkingen voor haar worden opengesteld, en alle diploma's verkrijgbaar.
Dat het burgerrecht haar ten volle worde toegekend.
Dat het huwelijk een gemeenschap zij, gegrond op gelijkheid, onder bescherming van den familieraad.
Dat de reinheid der vrouw voldoende beschermd worde tegen den man en tegen haar zelve". Van dit programma is reeds hier en daar een enkel punt in verwezenlijking gegaan. Maar toch - nog al te veel wordt ook zelfs in onzen tijd de vrouw als een minderwaardig wezen beschouwd. Om dit te veranderen, zal nog heel wat arbeid noodig zijn. Arbeid, in de eerste plaats van de vrouw aan de vrouw zelf.
Zoolang de vrouw, als NORA, in het bekende tooneelstuk van Ibsen, nog speelt en danst, zoolang is zij zich van hare persoonlijkheid, haar recht als vrouw onbewust.
Maar als zij ontwaakt, dan beseft ze dat zij heilige plichten heeft jegens zich zelf: ,,Ich glaube, dass ich vor allen Dingen Mensch bin, ich so gut wie Du - oder viel mehr, ich will versuchen es zu werden. Ich weisz wohl, dass die meisten Leute Dir recht geben werden, und dass dergleichen in den Btichern steht. Aber ich kann mich nicht linger mit dem begntigen was die Mehrzahl der Menschen sagt. Ich musz selbst tiber die Dinge nachsinnen und versuchen, mir tiber dieselben klar zu werden" 37).
De vrouw moet zelf wakker worden en inzien dat zij niet de mindere, maar de gelijke van den man is. Misdadig moet genoemd worden de suprematie die de man in het geslachtsleven uitoefent. Of is het niet misdadig als - zie Levensrecht, Dec. 1904 - in de R.-kath. kerk de getrouwde man recht krijgt over het lichaam der vrouw in dien zin, dat hij haar gebieden kan hem met haar lichaam ten dienste te staan tot het bevredigen van al zijn dierlijke lusten? ,,De vrouw is verplicht haar man te voldoen, al is deze melaatsch" 38). Waar de dingen zelfs in onzen tijd nog zoo zijn; waar de vrouw bitter weinig rechten, maar veel plichten heeft - daar is het nog volkomen waar wat VAN EEDEN zegt: ,,Verdrukten in onze maatschappij zijn de vrouwen". ,,Ze zijn afhankelijk en uitgesloten van allerlei voorrechten. En door uitsluiting zijn ze die voorrechten onwaardig geworden, of liever: onwaardig gemaakt. Ze zijn als uitgehongerden, die door lange onthouding geen brood meer kunnen verdragen. Ze roepen om brood - maar ieder denkt dat ze ziek zullen worden als ze 't krijgen. Nu zeggen sommigen: ze deugen niet om brood te eten, brood is niet goed voor hen. Anderen zeggen: geef het hun bij kleine beetjes, en je zult zien hoe gezond zij worden" 39). De vrouw dient te worden erkend als persoonlijkheid, met vrije beschikking over eigen lichaam, met de rechten in de samenleving die den man - zelfs den gedegenereerde - niet worden onthouden. Dit geldt natuurlijk ook van het kiesrecht - al is het volkomen juist wat GRONLUND zegt: ,,kiesrecht is een van die dingen, die zoo verbazend belangrijk zijn, zoolang men ze niet heeft, en waardeloos wanneer men ze wel heeft" 40). En wie nu mocht meenen, dat de eischen der vrouw te veel omvatten, of, wie terugschrikt voor de excessen van manifesteerende sufragettes, hij luistere naar de woorden van KUENEN : ,,Aanleg en omstandigheden bepalen de beroepskeuze. Dat het huisgezin bijna uitsluitend de levenssfeer der vrouw is, is meer in overeenstemming met onze tegenwoordige gewoonten dan gegrond in den aard der zaak. Men wake hier tegen elk apriorisme. Laat elke levenskring voor de vrouw worden opengesteld dan blijkt vanzelf waarin haar aanleg past. Er is een drang naar emancipatie die ten deele gerechtvaardigd is. Waar deze zich ziekelijk of eenzijdig vertoont, en het onderscheid tusschen man en vrouw lichamelijk zoowel als in gevoelsleven voorbij' wordt gezien, zal ervaring de beste geneesmeester zijn 41).
,,De religieuse mensch, wiens oogen eenmaal open gegaan zijn voor de onzalige leugen van het Overleveringsrecht, dat te dezen opzichte de gansche wereld beheerscht, zal niet rusten, alvorens hij de werkelijkheid van dit alles heeft aanschouwd, en z'n eigen leven zich steeds meer blijken om te zetten in het leven van den Nieuwen Mensch, die méér zal wezen dan alleen Man of Vrouw" 42).
II D. Medegevoel
I. Met de lijdende menschheid
a. Natuurlijke leef- en geneeswijze
Het is natuurlijk dat de religieus humanitaire mensch, wetend hoeveel invloed een lijdend lichaam kan hebben op de psyche van den mensch, zich afvraagt: hoe kan ik mijne medemenschen te bulp komen". HILTY wijdt in zijn boek ,,Glack" een hoofdstuk aan: Krankenheil, waarin hij tot deze conclusie komt: voor menschen die zich zooveel mogelijk tegen ziekte willen vrijwaren gelden deze regels: ,,Maszigkeit in allen Dingen, Gemiitsruhe, die aufreligidsen, oder streng philosophischen Ansichten beruht, und graszere Interessen als das twigliche Leben, ja, im letzter Linie als das Leben selbst" 43).
Den menschen wordt op school allerlei geleerd - heel wat ballast wordt in het hoofd van den leerling opgestapeld - maar hygienisch leven leeren heel weinigen. Gelukkig veranderen met de tijden ook de instampmethodes - we komen daarop straks terug - en wordt het kind meer en meer niet volgens den rooster, maar volgens levend-paedagogische beginselen opgevoed : ,,non schole, sed vite". Maar verreweg de meesten weten nog niet hoe ze moeten leven. Ze weten niet dat het lichaam, even goed als een horloge, schoon moet zijn om goed te kunnen functioneeren; dat frissche lucht een levensbehoefte is voor mensch en dier; dat niet alleen de bloem, maar ook de mensch kwijnt wanneer geen zonnestraal doordringt in het door zware, donkere gordijnen afgesloten vertrek; ze weten niet dat het maar geen onverschillige zaak is wat men eet en drinkt. Heel wat huismoeders koken dag in dag uit hare kostjes, zonder er ook maar eenige notie van te hebben of dit alles nu ook inderdaad voedt. Zoo wordt geld dat aan voedzame spijzen besteed inderdaad het lichaam kan versterken, vermorst aan aardappels en wittebrood 44). Vereischt zijn dus: populaire cursussen voor het volk, om het te leeren kennen de voornaamste hygienische eischen, te leeren kennen de waarde der verschillende voedingsmiddelen. Het is duidelijk dat, waar men deze regelen niet kent heel dikwijls de mensch oorzaak is van erge ziekte.
Dan, plotseling, haalt men den dokter. En - het is nog niet zoo heel lang geleden, dat men in de geneesmiddelen, drankjes, poeders, pillen alle heil zag - zooals ook nu nog menig kind uit het volk en menig plattelandsbewoner de ziekte taxeert naar het aantal ,,flessies" dat gebruikt is. Gelukkig zijn de medici voor 't meerendeel in onze dagen van dat overvloedig verstrekken van medicijnen teruggekomen - al zijn er altijd nog die de waarheid doen uitkomen van het gezegde: ,,de onuitroeibaarste van alle ziekten is de geneesmiddelen-ziekte".
,,Van het heksenkruid tot het wonderzout van Dr. GEAUTER, van het koningswater tot het menschenvet, van het duivelsdrek tot de stinkende Dippelsche dierolie, van het kwikzilver, antimonium en arsenicurn tot petroleum, hout- en steenkoolteer, bestaat geen aardsche zelfstandigheid die niet tegen in- en uitwendige kwalen is voorgeschreven. Stoffen, waarvoor ongedierte, wandjes, luizen, vlooien, ratten en muskieten op de v1ucht gaan, heeft het pronkstuk der schepping op aandrang van geneesheeren, en toen deze zich begonnen te schamen op aanprijzen van oude schaapherders en kaartlegsters, ingenomen" 45).
Niemand zal natuurlijk geneesmiddelen in sommige gevallen geneeskracht ontzeggen. Maar wel is zeker: dat beter dan het inbrengen van allerlei vreemde stoffen in het menschelijk organisme, is: het - door middel van natuurlijke geneeswijze, zonder medicijnen, versterken van de natuurlijke geneeskracht van het lichaam.
6. Hygienisch vegetarisme
Het vegetarisme heeft een hygienische en een ethische zijde. Op de laatste wijzen we straks. Hier vermeld ik dus slechts wat vegetariers uit hygienisch oogpunt aanvoeren tegen het vleeschgebruik. Dr. KINGSFORD zegt: Het v1eesch van het gezonde dier zelfs bevat onreinheden. Hoeveel te meer het vleesch van het zieke dier. Dat wordt voor den verbruiker gevaarlijk door parasiten (lintworm, trichinen); door ziekten waaraan het dier leed toen het geslacht werd (een inspecteur van de Londensche v1eeschmarkt verklaarde dat 800 0 van het daar aangevoerde v1eesch door tuberculose was besmet). Verder deelt Dr. KINGSFORD mee dat vegetarisch dieet voor vele ziekten heelzaam is, b.v. voor tuberculose, Brightsche nierziekte, jicht, rheumatiek, diabetes, epilepsie; terwijl Dr. ALLENS ons zegt: Het vegetarisch dieet is van onschatbare waarde beyonden bij lijders aan jicht, rheumatiek, Chemische lever- nier- hartziekte, en het zal vele kinderen, die anders vóór hun tijd zouden sterven, helpen om tot gezonde menschen op te groeien 46).
Geen medicus zijnde, onthoud ik me in dezen van oordeel.
c. Onthouding van alcohol
Straks sprak ik over onthouding van alcohol ter wille van mij zelf - nu moet ik nog een woord zeggen over alcoholgebruik ten koste van onze medemenschen.
Zal ik me geheel onthouden van het gebruik en van het aanbieden van alcoholbevattende dranken? Die vraag is voor den religieus-humanitairen mensch geen vraag meer. Immers, hij weet zich verantwoordelijk voor het wel en wee van zijne broeders en zusters. Hij weet, dat menige zwakke bezwijkt als hem één glas wordt geboden; weet dat één glas van den weifelende - een dronkaard kan maken; weet ook dat hetgeen hij aanbiedt zelfs in kleine hoeveelheid altijd schadelijk is - nimmer voedt - nooit versterkt. Waarom zou hij, omdat nu eenmaal in onze maatschappij de onzinnige drink- en schenkgewoonte heerscht, daaraan meedoen? Geheel onthouding is het middel om los te worden van den vloek der drank. ,,Geen middel te kras" heeft Prof. PEL eens gezegd - en Prof. VAN HEER nam dit woord tot titel van een rede, waarin hij het goed recht der geheel-onthouding bepleit.
,,Te kras zou een geneesmiddel zijn? Te kras, waar PEL spreekt van duizenden en nog eens duizenden, wier gezondheid en levensgeluk jaarlijks verwoest wordt?
Te kras waar hij spreekt van bitter lijden van de aan den drank verslaafden, die hij bij duizenden kan tellen en wier smart hem onvergetelijk is? Te kras, waar wij de kinderen en de nog ongeborenen in den geest vóór ons zien, bestemd om door de almacht der drinkgewoonten met onverbiddelijkheid hun leven in ellende te slijten, voor 'n deel in gesticht of gevangenis".
Te kras - zou ik willen vervolgen, waar honderden hun lichaams- en zielereinheid verloren door een uur van roes?
Te kras - waar de prostitutie bestaat, voor een groot deel althans, door en met den drank ? Terecht zeide Prof. CHANFLEURY VAN IJSSELSTEIN: ,,De werking der alcohol bewijst wederkeerig diensten aan de ontucht" 48).
Nog eens, niet alleen om ons eigen welzijn moeten wij geheel-onthouders zijn, maar ook ter wille van anderen. Niet ons eigen lichaam, maar de naasten- liefde moet in deze zaak onze houding regelen. In den meer idealen zin des woords is vooral hij gelukkig te prijzen die er voor leeft en er naar streeft anderen gelukkig te maken. En in dit streven blijve onze leus: ,,geen middel te kras".
d. Reddingswerk.
Het is een eisch des Christendoms: te redden wat verloren dreigt te gaan. Al is het beter den val te voorkomen - dit sluit redding na den val niet uit. Dat hebben verschillende vereenigingen begrepen, verschillende groepen van menschen, hoe onderscheiden ook in levens- en wereldbeschouwing, toch één in willen, gedreven door éénzelfden machtigen drang.
I. Het heilsleger.
,,Reeds omstreeks 1880 was een vrouwelijke heils-soldaat van een der Londensche corpsen begonnen jonge vrouwen in haar huis op te nemen, ten einde ze de noodige bescherming te verleenen tegen vijandige bedoelingen der personen uit wier hand ze gered waren". ,,In ons land ging 't even zoo. Niemand die niet door persoonlijke ervaring de lagere volksklassen van nabij kent, heeft eenig denkbeeld van den omvang hunner ellende en van de hulpeloosheid van den toestand der maatschappelijk ondergezonkenen. Een voortdurend werkende maatschappelijke zwaartekracht trekt met versnelde beweging die elementen naar beneden die door onbekwaamheid of wangedrag - helaas Iook door lichaamszwakte of ouderdom - hun plaats hier niet hebben kunnen behouden. ,,Survival of the fittest" is ook hier de wet, die, hoezeer onder invloed van menschelijke macht en herekening, met groote gestrengheid heerscht. En grooter en grooter wordt ieder jaar het aantal der afzonderlijke personen en gezinnen, die, zoodra ze eenmaal vasten grond onder de voeten verloren hebben, onherroe pelijk lager en lager zinken en verloren gaan. Zij, die behooren en wellicht al lang behoord hebben tot de r eddeloos verlorenen, die door hun familie niet meer erkend, door vreemden als gevaarlijk of vies geschuwd worden en, door de gemeenschap nauwelijks geduld, als een hinderlijk en schadelijk element worden beschouwd - zij zijn het, die in het bijzonder door het Leger des Heils voortgeholpen worden" 49).
2. Het werk van Jeruel.
De Zandstraat te Rotterdam heeft een slechten naam. ,,Ieder weet dat het de talrijke bordeelen, tingeltangels en kroegen zijn, welke men hier vindt, die de Zandstraat gemaakt hebben tot wat zij is". Men behoeft slechts het boekje van Brusse ,,Godsdienst in de Zandstraat", of van W. Jonker Jr. ,,Het nachtwerk in de Zandstraat te Rotterdam" te hebben gelezen, om te weten welk een put van zonde en ongerechtigheid deze straat is. Toch waren er onder de vrouwen, die hier heur lichaam veil boden sommigen, die wel gaarne zich zouden losrukken - als ze maar konden. ,,Gode zij dank! Er wordt ook aan deze vrouwen gedacht. 't Is een kleine kring van broeders en zusters die zich hebben opgemaakt om de blijde boodschap des heils in de holen des verderfs te brengen. Jeruel is geboren, niet gemaakt; 't is geen nabootsing van ander werk uit eigen land of van vreemden bodern. De vereeniging van stads-evangelisatie ,,Jeruel" vindt haar ontstaan in, en is een vrucht van de geestelijke opwekking, waarvan ons goede vaderland ruim een kwarteeuw geleden getuige was. 't Was na de dagen van de leerrijke opwekking te Brighton, waar PEARSEL Surra de Christenen uit eigen vaderland en van het continent gewezen had op wat wij in Christus hebben. De vruchten waren heerlijk. Er ontstond een kring van broeders en zusters, die niets liever begeerden dan een zegen te zijn, en de spreuk van hun geestelijk familiewapen werd: Gered om te redden. Zoo werd Jeruel geboren. ,,Men gevoelde vooral dat het de groote massa was, die onbearbeid was gebleven, en tot deze massa gevoelden zij zich aangetrokken" 50)
En - al zegt nu de schrijver van 't geen ik hierboven citeerde: ,,wat dft werk betreft, wordt bedoeld niet alleen in zonden levenden terug te voeren in de maatschappij, maar looral en in de eerste plaats terug te voeren aan Gods liefdehart. Het nachtwerk van Jeruël is geen maatschappelijk werk, geen werk der humaniteit 51) in de eerste plaats. Neen het gaat voor alle dingen om de zielen der diepstgezonkenen, opdat zij komen tot het Nieuwe Leven in Christus Jezus", - daar gelooven wij dat des schrijvers dogmatisme hem hier parten speelt. Met Dr. LAMMERTS VAN BUEREN zeggen we: ,,De broeders van Jeruel werken op hunne wijze. Die wijze van werken zal men misschien niet onvoor waardelijk goedkeuren; maar zij werken. En wie den grooten moed kent verheugt er zich over dat zij werken, overal waar zij dat doen gedreven door de liefde van Christus" 52). Als dan, door Jeruels hulp, naar Brusse's voorspelling: de verworpelingen, na een poos, gesterkt hunne plaatsen in de maatschappij kunnen innemen - dan is, dunkt me, een werk van heerlijke humaniteit verricht 53).
e. Kinderbondswerk
De Nederlandsche Kinderbond wil, op kinderlijke wi , de kinderen doen deelen in de ontwikkelingsbeweging van onzen tijd (of liever van alle tijden) die zich heenricht naar dat heerlijk doel: - kennen, liefhebben, eerbiedigen al wat leeft, en die te niet wil doen het wreede blinde drijven onzer oernatuur - 't misbruiken van macht dat nu nog alom zich openbaart en zoo onzegbaar veel leed veroorzaakt". ,,De ,,Bands of Mercy" in Engeland en in Amerika reeds sinds '68 en '82 bestaande en hier gesticht door GEORGE ANGELL, ginds door de godvruchtige CATHERINE SMITHIES, gaven aan mevr. VAN DER HUCHT-KERKHOVEN het denkbeeld in, of niet ook in ons land een dergelijke vereeniging kon worden gevormd. De ,,Bands of Mercy" daar met hun devies: ,,Vrede op aarde, in menschen een welbehagen" en ,,Barmhartigheid jegens alle levende schepselen" zouden toch in ons land wel een bodem van groei kunnen vinden, terwijl de tweeledige zinspreuk vervloeien kon tot één: ,,Vrede op aarde, in Alle schepselen een welbehagen" 54).
Op initiatief van Mevr. V. D. HUCHT vormde zich in 1891 te 's Hage een damescomité, en 29 Dec. Van dat jaar kwam een dertigtal kinderen bijeen. Dat was het kleine begin van den Nederl. Kinderbond. Zij telt op dit oogenblik, behalve correspondentschappen, 15 afdeelingen. Taak dier sub-Kommissie is: ,,te trachten bij kinderen rechtvaardigheid en medegevoel aan te kweeken jegens al wat leeft" 55). Mevr. VAN DER HUCHT schreef mij: ,,Naar mijn idee is het beste wat men doen kan: invloed trachten te krijgen op de kinderen, omdat zij de toekomst vertegenwoordigen. Menschen te veranderen is heel moeilijk, maar kinderen zijn meer vatbaar voor invioeden en daarom verwacht en hoop ik veel van onzen bond. Het is heerlijk te zien hoe langzamerhand het humanitaire veld wint ! Men ziet dat niet van 't eene jaar op 't andere, maar wel als men 25 jaar tijd terugziet. Het gaat langzaam maar zeker vooruit" 56).
f. Humanitaire School
,,Datgene wat het leven beinvloedt, heeft ook invloed op de zedelijkheid en op het verstand, en het omgekeerde is niet minder waar. Er is slechts één opvoeding: het leven; slechts idn opvoedster: wederom het leven 1" Zoo EDWARD PEETERS, de bekende Belgische paedagoog in zija boekje: Wat de school doen kan. Van zijn boekje, zijn schoolbeschouwing heb ik genoten, en het betreurd dat in onze jeugd ons nog ,,kunstmatige sneedjes van een niet minder kunstmatig leven voor werden gezet". Ons leeren wks geen spelen; de school (het hok) was niet vroolijk en prettig; onze opvoeding was voor leerling en - naar ik vermoed evenmin voor leermeester - een vreugdewerk. Wat was (of moet ik zeggen: is) de instamp-methode onpaedagogisch I Heeft Dr. DOWSE niet gezegd: ,,De hersenen van het kind zijn geheel ongeschikt of moesten in elk geval niet geoefend worden om meer te ontvangen dan hun automatisch wordt bijgebracht door de vermogens van waarneming". Zegt niet Dr. ANGEL-viN: ,,Deze opvoeding moest geevenredigd ziju aan het verstandelijke vermogen van het kind. Echter vindt het tegendeel plaats. De onderwijsprogramma's, zeer overladen, zijn dezelfde voor allen". Maakt niet de kleermaker de jas, de schoenmaker den schoen naar maat ? ,,Daarentegen kleedt, schoeit en dekt de paedagoog alle geesten op dezelfde wijze. Is dat rationeel? Neen, het rooster-onderwijs, slaafsch ,,tagtaglich trabend zur Miihle", moet plaats maken voor rationeel humanitair onderwijs waarin, als een heerlijke driebenheid samen komen: Lichamelijke opvoeding. ,,De opvoeding geschiedt voor het grootste deel in de vrije buitenlucht; men sluit zich op - en hoe dan nog I - alleen dan wanneer de temperatuur de uitstapjes belet. De kinderen zullen voortdurend die beweging hebben welke zoo noodig voor hen is en waar zij zoo gretig naar zijn; hun gezondheid zal er te beter gevolgen van ondervinden naarmate men zich meer werkdadig met de gymnastiek kan bezighouden, welke hun genoegen zal verhoogen, een zeer nuttige tijdpasseering zal vormen, en die geen bedreiging boven het hoofd van den onderwijzer zal doen zweven". Zedelijke opvoeding: ,,De godsdienst, de eenige vaste grondslag van iedere zedelijke opvoeding, zal niet langer uitsluitend een zinledige woordenkramerij zijn, maar levendig en vol1edig het religieus gevoel wekken in tegenwoordigheid der natuur. Volharding, tucht, beslistheid veiligheid van inzicht, kameraadschap. pelijkheid - alle zedelijke deugden in één woord zullen in hunne harten opbloeien, omdat ieder zal weten dat hij zelf de gevolgen zijner daden zal moeten dragen. De alcohol-bestrijding en dierenbescherming, vaderlandsliefde en werelduitbreiding, spaarzin en gavoel van wederkeerigheid, zullen uit de boeken verdwijnen, zullen niet meer in bizondere geschriften worden aangetroffen, maar opbloeien in jonge harten die gevoeliger zijn geworden voor het moreele leven.
Verstandelijke opvoeding. ,,De kinderen zullen niet meer van buiten leer en, wat niet beteekent dat zij niets meer van buiten zullen wete n, zij zullen het verband van alle dingen zien, zonder te weten dat wat zij aldus leeren tot verschillende takken en vakken van onderricht behoort" 57). Veel wat PEETERS hier vraagt, wordt ook in ons land gebischt en toegejuicht in de uitnemende studies van LIGTHART en CASIMIR; gaat ten deele reeds in vervulling in de humanitaire school te Laren.
II D. Medegevoel
II. Met de lijdende dieren
Heeft een mensch verplichting tegenover het dier? Er zijn er werkelijk nog die op deze vraag ontkennend antwoorden. 't Is immers maar een beest1 Een wezen zonder ziel, geschapen enkel en alleen terwille van den mensch-heerscher? ,,Het bedroevendste voorbeeld van een bekrompen zedeleer, door de aardbewoners geleverd, is niet dat wat verschillende soorten menschen ten opzichte van elkander bieden, maar het gedrag van de menschheid als geheel nopens haar behandeling van de wezens, die niet tot de soort ,,mensch" behooren. Nergens doet zich de aard van den mensch zoo afschuwelijk voor, en nergens is het menschelijk geweten zoo diep in slaap, als in zijn onachtzaambeid waar het 't leven en het geluk der dierenwereld geldt". Aldus MOORE in zijn prachtig werk: Universeele Verwantschap, waarin hij, na met tal van voorbeelden de psychische verwantschap tusschen mensch en dier te hebben aangetoond, zija universeele ethiek ontwikkelt, en aantoont welke ethische gevolgtrekkingen uit de evolutieleer moeten getrokken worden. Hij acht het een eisch der humaniteit vriendelijk en rechtschapen te zijn niet alleen jegens menschen, maar jegens allen die het ongeluk hebben te voelen en te lijden. Wie zonneschijn uitstort in donkere zielen van menschen - of andere wezens - handelt in beide gevallen nobel. Het is verwonderlijk dat het Boeddhisme de liefde tot de dieren in veel sterker mate toont dan het Christendom. Een voortdurende zorg en teederheid jegens alle levende schepselen is een eigenaardige karaktertrek bij den Boeddhist. Terwijl ik meermalen heb opgemerkt dat vooral starre orthodoxie gepaard kan gaan met zeldzame ruwheid, hardheid en wreedheid tegenover dieren ,,die immers toch geen ziel bezitten". Van waar die wreedheid ? Uit egoisme. De mensch denkt en zorgt alleen voor zichzelf - en geeft aan de dieren slechts rechten voor zoover hem dit aangenaam en nuttig lijkt. ,,Men neemt aan dat zij behooren tot een gansch verschillende orde van wezens als waartoe de menschen behooren. Hun lichaam is vol zenuwen, herseas en bloedvaten; ze hebben het leven lief ; ze storten bloed, worstelen en schreeuwen wanneer hunne aderen worden geopend - maar al deze dingen en tientallen andere worden door ons over 't hoofd gezien". ,,Wanneer de menschen slechts beseffen konden wat het beduidt in een wereld te leven en dag aan dag om te gaan met andere wezens, die verstandiger en machtiger waren dan zij zelven, en door deze individuen slechts werden beschouwd als handelswaar om gekocht en verkocht te worden of als schijven om op te schieten - dan zouden zij hun schuldige hoofden in schande en afschuw verbergen" 58).
a. Dierenbescherming
Uit het voorgaande vloeit al vanzelf voort dat de humanitaire mensch een voorstander moet zijn van dierenbescherming, een vijand van dierenmishandeling. Gelukkig breekt ook hier, zij het dan ook langzamerhand, de zon der menschelijkheid door. Men begint in te zien dat de vinkenbanen, waar de kleine, schuldelooze beestjes door den vogelaar worden gegrepen, terwijl hun meteen de hersentjes worden ingedrukt, strijden met alle moreele beginselen 59); dat de kleine guineesche biggetjes, de cavias, niet om de wille der proeven geschapen zijn 60); dat de castratie van paarden en runderen een uiterst pijnlijke operatie is; en het coupeeren van staart en ooren een ergerlijke wreedheid 61); dat het gebruiken van opzetteugels en oogkleppen bij paarden den dieren noodelooze pijn- en lichaamsmisvorming bezorgt 62). Men begint in te zien dat er iets gedaan dient te worden voor de trekhonden, de dikwijls zwakke, slechtgevoede, met wonden overdekte beesten die met de kar nog hun meester moeten trekken - en bovendien mishandeld worden. Veetransporten (van ,,nuchtere" kalveren vooral) geschieden niet meer zonder controle. Zoo dringt - den lieden ten spijt die a1 deze eischen sentimenteel gedoe, ,,enfantillage" vinden - meer en meer de humanitaire idee door, naar het woord van BUDDHA: ,,die mensch wordt heilig genoemd die medelijden heeft met alle levende schepselen".
b. Ethisch vegetarisme.
Spraken wij boven over hygianisch vegetarisme, thans dient een woord gezegd over ethisch vegetarisme. Dit stelt zich dus niet de vraag: is vleescheten gezond of ongezond - maar vraagt alleen: is het mij geoorloofd een medeschepsel te dooden ter wille van mij zelf - tot voedsel of tot genot. En - ofschoon zelf om gezondheidsredenen geen vegetarier zijnde - meen ik dat dit standpunt het eenig juiste kan zijn. Volkomen terecht zegt VAN EEDEN : ,,Er wordt te veel getwist over de vraag of v1eescheten nuttig en gezond is, en of het menschelijk organisme voor vleeschvoeding bestemd is. Dit is in 't geheel de vraag niet. Menschen eten is misschien ook gezond en nuttig. Waarom twist niemand daarover?" 63). Zoo is het t Of het is den mensch geoorloofd zijn medeschepsel te dooden en te eten - òf het is ongeoorloofd. In 't laatste geval noch in 't eerste behoeft of mag het eenig gewicht in de schaal leggen of 't nuttig en gezond is. Het komt mij dan ook voor dat ik, om het standpunt der ethische vegetariers, die dus gedreven worden door hun religieus-humanitair medeleven met al wat lijdt, te schilderen, niet beter kan doen dan te herhalen wat ORTT zeide in zijn brochure ter verdediging van het vegetarisme: Aan alle Christenen: Als gij weet, welke dierenmishandeling gepleegd wordt voor gij uw v1eesch op tafel hebt, kunt gij dan God, die liefde is, met een oprecht hart danken?
Aan Theosofen.
Gij bestudeert de Indische Godsdiensten en hebt eerbied voor den edelen Buddha. Gij weet dat de eerste gelofte die de Uphsata afleggen is deze: ,,Ik beloof geen levend wezen te dooden of te kwetsen". Wenscht gij in zedelijke volkomenheid te blijven staan beneden den minst gevorderden leerling van Buddha? Erkent gij nog niet de eenheid van het leven?
Aan socialisten.
Gij wilt de arbeidersklasse verheflen en weerbaar maken in den strijd tegen het kapitaal. Is niet uw eerste plicht dan de arbeiders zoo gezond en krachtig te maken als de bestaande toestand het toelaat? Gij wilt strijden tegen machtsgebruik en uitbuiting van zwakkeren; begint dan met niet langer zelf de zwakkere - en wel voor lijden zoo vatbare - dierenwereld te misbruiken en te martelen. Aan geestverwanten van Tolstoy.
Gij voelt het onzedelijke van geweld en dwang. Zult gij dan zelf voortgaan met doen vetmesten, mishandelen en gewelddadig dooden van dieren, die evenzeer wenschen te leven als gijzelf ?" Aan alle oprechte dierenvrienden. Wat heeft uw werken voor dierenbescherming te beduiden, zoolang gij medeplichtig blijft aan een der grootste oorzaken van dierenlijden: de v1eeschvoederij? Welke kracht gaat uit van uw ijveren om betere slachtmethoden, zoolang gij niet door uw voorbeeld verkondigt dat dit slechts overgang mag zijn tot afschaffing van het slachten ? 64)
c. Vivisectie
ORTT eindigt zijn hierboven geciteerde oproep aldus: ,,Gij bestrijders der vivisectie - gij die de gruwelen veroordeelt in naam der wetenschap gepleegd - wilt gijzelf uw strijd krachteloos maken door 't blijven meewerken aan even groote gruwelen ?" Dit brengt ons van zelf op de bestrijding der vivisectie 65). Met dit woord worden aangeduid alle wetenschappelijke proefnemingen op levende dieren, welke pijn of nadeel veroorzaken en die niet het welzijn van het voorwerp dier proefnemingen ten gevolge hebben. De pr 0- schrijvers gaan
1o. uit van de veronderstelling: indien vivisectie den menschen nuttig is - dan is zij goed.
Dat is weer dezelfde drogrede, die VAN EEDEN reeds afwees bij het vegetariaat. ,,Men schrijft veel om te betoogen hoe nuttig en voordeelig vivisectie is. Maar wat gaan mij nut en voordeel aan als de zaak slecht is ?" 66) Nu gaan de pro-vivisectionisten voort en zeggen: 2o. de gruwelen der vivisectie worden overdreven. Wie echter heeft gelezen COBBE's werkje: ,,the Nine circles of Hell"; wie de experimenten van MANTEGAZZA heeft gevolgd, en weet hoe, dank zij de inspuitingen met syphilisgif der apen vatbaarheid voor die ziekte is gebleken - die zal dit niet zoo grif toegeven. Ik citeer uit de negen hellekringen slechts: Negende kring, Proeven op moreel gebied: A. Beproeven hoe aanhankelijk een kind is, B. uitsnijden van de borstklieren van zoogende moederdieren.
3o. Gewoonlijk wordt chloroform aangewend. Dit moge in theorie juist zijn - de practijk leert heel anders 67).
4o. Het gevoel bij dieren is minder ontwikkeld dan bij menschen. Maar Prof. MANTEGAZZA heeft met zeldzame schaamteloosheid in zijn boek: De physiologie der pijn, vier toestanden gekarakteriseerd als: veel pijn, hevige pijn, ontzettende pijn - afgrijselijke pijn. g0. In de natuur heerscht nu eenmaal wreedheid, bovendien - op jacht sterven en lijden heel wat meer dieren. Terecht zegt echter ORTT: Alsof ooit een kwaad kan goedgepraat worden door op een ander, nog omvangrijker kwaad te wijzen I Net of men moord op één persoon kan verdedigen door te zeggen dat in Mantsjoerije wel duizenden werden doodgeschoten". Verder wijzen de pro-schrijvers op het enorme nut dat de vivisectie de menschheid heeft gebracht. Hier staan twee richtingen tegenover elkander. Terwijl de natuurgeneeskundigen, RAHMAN, PRIESMUTZ, WINTERNITZ voorgingen - is later de officieele medische school gevolgd. En - moet men omtrent medische waarheden niet eenigszins sceptisch denken, als Prof. WERTHEIM SALOMONSON zegt: ,,In 't algemeen overleven wetenschappelijke waarheden zelden een kwarteeuw. Ik heb er zelfs gehoord die het niet tot een decennium brachten" 68).
In elk geval staat vast: dat de vivisectie schadelijk moet werken op degenenen die haar beoefenen; dat zeer dikwijls nuttelooze proeven worden genomen; dat in elk geval voor de duizenden proeven het resultaat - indien het komt - uiterst gering is; dat menschen-proeven soms voorkomen, dat eindelijk volgens sommigen zelfs de ontdekkingen, door middel der vivisectie gedaan (b.v. van het hondsdolheid serum) van veel minder waarde zijn dan -men eerst vermoedde. Doch al deze dingen, waarover men van medische zijde kan discussieeren tot in 't oneindige, gaan buiten de eigenlijke vraag om. Deze is: mag ik, ten mijne behoeve, een schepsel martelen ? Wie deze vraag met ja beantwoorden kan gaat vrijuit - wie meent dat dit zedelijk ongeoorloofd is, veroordeelt daarmee terstond de vivisectie, hoe nuttig overigens deze zou kunnen zijn.
II. S1otsom
Aan het einde van den langen weg dien wij bewandeld hebben, staan we een oogenblik stil. Tal van stroomen en stroompjes heb ik u - met enkele stippellijnen slechts - aangewezen. Al die stroomen komen in de wereld, gevoed door het Goddelijk mededoogen met al wat lijdt... alle komen ten slotte samen in den breeden stroom der humaniteit. Er ziju er die dat loochenen; die zeggen: mijn stroom heeft met al die andere stroompjes niets te maken; die zich niet religieus-humanitair zouden willen noemen. Och - what is a name? Noem het streven gerust Christelijk of wat ge ook wilt, mits ge aan dat woord dan ruimer beteekenis toekent dan gewoonlijk. Elk Christen kan - en moet religieus-humanitair zijn, als hij zijn oog opent ook voor die waarheden die, misschien slechts in kiem, misschien in 't geheel niet in het Nieuwe Testament te vinden, in onze dagen lichtend voor ons staan. leder wordt religieus-humanitair op zijn wijze. Sommigen zijn beinvioed door TOLSTOY, anderen door IBSEN; sommigen door een ethisch reveil, anderen door modern-Christelijke inzichten. Sommigen hadden den stoot noodig van het Boeddhisme; kregen een inzicht in de universeele verwantschap van alle religies door het parlement der godsdiensten; voor anderen was spiritisme, theosofie of wat dan ook de drijfveer, de opwekking. Hoe dan ook ontwaakt - op allerlei gebied en op allerlei wijze wordt gewerkt. Moge de wijze waarop dat geschiedt niet altijd onze sympathie hebben - gewerkt moet er worden, en dat is hoofdzaak. Zeggen wij het dan MARIE JUNGIUS na: ,,Komt dan voor den dag met uw medegevoel, den trouwen, strengen makker, die offers eischt weliswaar, offers van allerlei aangename gewoonten, doch die ook schadeloos stelt op vast onschatbare wijze. En vreezen wij niet het eindoordeel van de rede. Want het medegevoel, en dit ons geloof zien we immers bevestigd door de historie, het medegevoel is niets anders dan haar verhelderd en hooger inzicht, voorgevoeld door het hart"1 M.a.w. gestreefd, met inspanning van al onze krachten, naar de vervulling van Christus' woord: Heb God lief boven alles - en den naaste, d.w.z. e Ik schepse1, ook het lijdende dier, als ons zelf. In deze liefde, die zelfverloochening in zich sluit, ligt het wezen der religieuse humaniteit.