Jakob Maarten van Bemmelen
Geslacht: | Man | |
Vader: | Jan Franciscus van Bemmelen | |
Moeder: | Antoinetta Adriana de Kempenaer | |
Geboren: | 3 Nov 1830 | Almelo |
Overleden: | 13 MRT 1911 | Leiden |
Beroep: | chemicus | |
Aantekeningen: | Het gezin Van Bemmelen vertrok, na het overlijden van de vader op 26 december 1830, naar Leiden. Hier volgde Jakob Maarten lager onderwijs en de Latijnse school. Vervolgens studeerde hij vanaf 13 september 1847 scheikunde aan de Universiteit daar en werd in 1852 assistent van P.J. van Kerckhoff aan de Universiteit van Groningen. Van Bemmelen promoveerde magna cum laude op 16 oktober 1854 te Leiden bij A.H. van der Boon Mesch op Dissertatio chymica inauguralis de Cibotio Cumingii. Hij bleef assistent tot 1860, maar was vanaf 1856 tevens leraar in schei- en natuurkunde aan de 'Akademia Minerva', een industrieschool, en de Landhuishoudkundige School te Groningen. In deze tijd ging zijn belangstelling vooral uit naar de landbouwscheikunde. Al voor zijn benoeming tot hoogleraar, publiceerde hij een aantal belangrijke studies over dit onderwerp, waaronder samen met J. Boeke 'De verbetering der zure gronden in den Haarlemmermeer' (1859). Verder verschenen van zijn hand 'Bouwstoffen tot de kennis van de kleigronden in de provincie Groningen' (1863), 'Over de zamenstelling en den aard der grondsoorten, die voor de meekrapcultuur geschikt zijn' (1864) en 'Scheikundig onderzoek van terpaarde' (1868). Uit deze onderzoekingen blijkt dat Van Bemmelen steeds een open oog had voor de praktische toepassingen van de scheikunde t.b.v. de ontwikkeling van de Nederlandse landbouw. Inmiddels was hij in 1864 benoemd tot directeur van de Rijkshogereburgerschool te Groningen. Een soortgelijke functie werd vijf jaar later door hem te Arnhem vervuld, waar hij tevens in 1870 mededirecteur van de middelbare meisjesschool werd. In februari 1874 volgde Van Bemmelens benoeming tot hoogleraar in de anorganische scheikunde te Leiden, waar hij op 25 april zijn inaugurele oratie hield over De scheikunde als leer der stofwisseling. Inmiddels had reeds op 10 mei 1873 zijn benoeming tot lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen plaatsgehad. In Leiden analyseerde hij o.m. de samenstelling van monsters aarde die afkomstig waren uit de Zuiderzee (1867, 1877) en uit de drooggemalen Legmeerpolder (1877), de Wieringermeer (1880), de Vinkeveen-Proosdijpolder (1886) en de IJpolders (1873-1878). Dit bracht hem tot de beoefening van de geologie, niet vanuit geologisch, maar vanuit bodem- en landbouwkundig gezichtspunt. In 1886 verschenen zijn 'Bijdragen tot de kennis van den alluvialen bodem in Nederland'. Daarnaast bestudeerde hij de vulkanische bodem van Deli (Sumatra) en Malang (Java) en het rivierslib in Rembang (Java) in verband met de tabakscultuur in de Oost (1890). Voor de Atlas van Nederland van N.W. Posthumus (Amsterdam, 1881) werden bovendien door hem de grondsoortenkaarten samengesteld. Gedurende zijn hoogleraarschap stimuleerde hij zijn leerlingen en hield hij zich naast genoemde activiteiten intensief bezig met o.a. onderzoekingen de luchtverversing in schoolgebouwen betreffende (1871, 1877). Vanuit wetenschappelijk standpunt ligt het belangrijkste werk van Van Bemmelen, die met ingang van 16 september 1901 met emeritaat ging, op het gebied van de colloïdchemie. Hij schreef terecht het vermogen van de akkeraarde om zuren, basen en zouten uit een oplossing vast te leggen toe aan in de aarde aanwezige colloïdale stoffen. Zijn vele experimentele studies over de colloïden werden in 1910 door Wo. Ostwald gebundeld uitgegeven. P: Volledige bibliografie, in Gedenkboek aangeboden aan J.M. van Bemmelen (Helder, 1910) XXI-XXIX. Zijn colloïdchemische publikaties zijn gebundeld, in Die Absorption. Gesammelte Abhandlungen über Kolloide und Absorption... Herausg. von Wo. Ostwald (Dresden, 1910). L: W.P. Jorissen, in Gedenkboek aangeboden aan J.M. van Bemmelen (Helder, 1910) IX-XX; H.A. Lorentz, in Verslag van de gewone vergadering van 25 maart 1911 der wis- en natuurkundige afdeeling Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Afd. Natuurk. 19:2, 1217-1221. I: Gedenkboek aangeboden aan J.M. van Bemmelen (Helder, 1910) afbeelding tegenover titelblad, naar een schilderij van M. Kamerlingh Onnes. H.A.M. Snelders Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L). Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Maria Boeke | geb. 1 Jan 1833 overl. 28 Sept 1905 |
Huwelijk: | 31 Aug 1858 | Maarsseveen |
Kinderen: | ||
Johan Frans van Bemmelen | geb. 26 Dec 1859 overl. 6 Aug 1956 | |
Anna Françoise van Bemmelen | geb. 10 Aug 1861 | |
Jennij Jacoba van Bemmelen | geb. 10 Aug 1861 |