Jan Hendrik Frederik Grönloh
Geslacht: | Man | |
Vader: | Jan Hendrik Frederik Grönloh | |
Moeder: | Martha Maria van der Reijden | |
Geboren: | 22 Juni 1882 | Amsterdam |
Overleden: | 25 Juli 1961 | Hilversum |
Aantekeningen: | De levenswandel en -handel van J.H.F. Grönloh, roepnaam Frits, is heel wat minder opwindend dan zijn literair oeuvre. Hij is geboren en getogen in Amsterdam, waar hij, op enkele onderbrekingen na, zijn hele leven is blijven wonen; hij ging er naar de driejarige HBS en vervolgens nog twee jaar naar de Openbare Handelsschool aan de Keizersgracht. In juni 1899 doet hij eindexamen en een week later zit hij op de kantoorkruk te Hengelo bij de Twentsche Bontweverij. Na enige maanden is hij weer in Amsterdam om als kantoorbediende achtereenvolgens bij verschillende handelskantoren werkzaam te zijn. Zijn hobby is tochten in de omgeving maken: Muiderberg, Kortenhoef, Durgerdam, kijken naar de Zuiderzee, de knotwilgen en de wolken. Hij maakte notities van zijn dikwijls langdurige eenzame wandeltochten, waarvoor zijn vader weinig waardering had; ter verkrijging van meer sociale contacten stuurde hij zijn zoon naar de gemengde zangvereniging 'Sweelinck' en naar dansles. Van die zangvereniging hield hij een aantal goede vrienden over en een vriendin, Aagje Tiket, die in 1906 de metgezellin voor het leven werd. Met die vrienden, die we later in Nescio's werk zullen tegenkomen, sprak hij over idealen die jongens van om en bij de twintig rondom 1900 hadden. Idealen over een ommekeer in de maatschappij, over de talloze éénkamerwoningen in de grauwe stadswijken en de kapitale villa's van de 'bazen' in Het Gooi; over marxisme en anarchisme en vooral over Frederik van Eeden en diens 'commune' Walden. Grönloh komt in contact met mensen die in 1900 de Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit (GGB) oprichten, hij neemt deel aan de stichting van de kolonie 'Thames' bij Huizen, naar het voorbeeld van 'Walden'. Hij brengt er de weekenden door, schiet er geld bij in en moet met zijn vrienden in 1903 de opheffing van de kolonie meemaken; de bruto-opbrengsten (24,75 5) waren aanzienlijk lager dan de kosten. Wel wordt Grönloh in 1906 administrateur van het tijdschrift van de GGB De Pionier. We zijn dan echter al weer een paar jaar verder, en erg gelukkig met dat administrateurschap schijnt hij niet geweest te zijn, wat vooral te wijten is aan zijn scepsis over de inhoud van De Pionier: vaagheden en slechte stijl. Het spreekt hem niet meer zo aan, die GGB. We lezen daar iets van in een van zijn eerste schetsen, uit 1907, nl. Mei 1907, eerst in 1962 in druk verschenen. Toch is Grönloh geen teleurgestelde socialist of iets van dien aard, de tegenstelling ligt bij hem anders: tegenover het burgerlijke, geregelde, het 'beter en alles-weten', zowel van 's lands ambtenaren als van mensen die de mond vol hebben van klassenstrijd en maatschappijhervorming, komt bij Grönloh het bewustzijn van het 'niet-weten', nescio, van het absolute onbereikbare, dat tegengesteld is aan het domme en zinloze gedoe om hem heen; je kunt daar iets van beleven in een natuurervaring, in de liefde: een soort religieus gevoel. Daarover gaat hij schrijven! Ondertussen gaat het hem maatschappelijk niet slecht. In 1904 komt hij bij de exportfirma Holland Bombay Trading Comp., waar hij in de loop van ruim twintig jaar zal opklimmen tot directeur. Zijn échte leven ligt echter elders, nl. in zijn schrijverschap; als auteur is hij Nescio en niet de als kantoorman bekend staande Grönloh: twee gescheiden werelden. Hij wil publiceren, maar dat valt voor een onbekende niet mee; niet zonder moeite wordt in januari 1911 'De Uitvreter' geplaatst in het tijdschrift De Gids en in juni 1915 'Titaantjes' in Groot-Nederland. De tijd bleek echter nog niet rijp voor Nescio's proza, handelend over idealistische jongens van toen (1900), die urenlang wereldhervormend praatten bij het hek van 't Oosterpark, geschreven in een zeer ironische en directe stijl, vol zelfspot en onvrede, en vooral met oog voor iets van het 'andere, het goddelijke, in een rivierenlandschap, de Ringdijk, bij de Waalbrug in Nijmegen, of op 't Vreelandsche weggetje'; dit alles in een spelling die wél invloed van Nescio's.leraar Nederlands op de HBS, de spellinghervormer R.A. Kollewijn, aantoonde. Het verhaal, of novelle, Dichtertje (1918) behandelt op ironisch ontluisterende wijze het burgerlijk huwelijk, gekoppeld aan de tegenstelling dichter-burger. Ook voor dit - Nescio's beste en meest gave verhaal - is het moeilijk een uitgever te interesseren. Ten slotte verschijnt het in één band, samen met de vorige verhalen, bij de kunsthandelaar J.H. de Bois te Haarlem, in een oplage van 500 exemplaren! Met deze drie verhalen in een band moest men het heel lang doen, gelezen werden ze niet, besproken een enkele keer; niemand wist overigens ook wie Nescio was. In 1929 en 1932 maken respectievelijk de uitgever en Nescio zelf in de NRC bekend wie er achter de schuilnaam Nescio verborgen ging. Er komt in die tijd ook iets meer publiciteit; een herdruk van de drie verhalen, op 26 november 1933 een uitgebreid artikel van Menno ter Braak in Het Vaderland, en in 1935 publiceert Nescio weer twee korte stukken in tijdschriften; het zijn oude stukjes, die nog in portefeuille lagen, maar er was nog (veel) meer. In 1942 bereidt hij uit dat materiaal een uitgave voor onder de titel 'Boven het dal'; mede door oorlogsomstandigheden komt er niets van een uitgave; slechts enkele stukjes kiest Nescio uit, die in 1946 onder de titel Mene Tekel worden uitgegeven. Nog is zijn lezerskring klein, evenals de omvang van zijn tot dan toe gepubliceerde werk (150- 160 pagina's). De waardering groeit echter: in 1954 ontvangt hij de Marianne Philips-prijs, en vlak voor zijn dood verschijnt - mede op aandrang van vrienden - de bundel Boven het dal en andere verhalen (1961). Die 'andere' verhalen waren door zijn vrouw en vrienden gekozen uit het vele ongepubliceerde werk uit zijn jeugd. Sinds 1960 gaat er geen jaar voorbij of er verschijnt een herdruk, een studie over zijn werk, een interview, een nog ongepubliceerd fragment of brief in een tijdschrift, een vertaling van een verhaal en ook nog een nieuwe bundel (oude) fragmenten, 'Heimwee' en andere fragmenten (1967). Wie Nescio gelezen heeft wil meer van hem lezen, er is nog ongepubliceerd materiaal van vroeger. Gelukkig wordt een volledige uitgave van zijn werk voorbereid. De auteur heeft zijn roem slechts ten dele mogen beleven: op 25 juli 1961 overleed hij in het sanatorium Zonnestraal te Hilversum. A: Het archief-Nescio bevindt zich in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. P: Bibliografie waaronder vertalingen in onder L genoemd werk van Bindels, Nescio; Nescio, Titaantjes. Vroege versie, verzorgd en toegel. door Lieneke Frerichs ('s-Gravenhage, 1987). L: Nescio [Samengest. door M.J. Boas-Grönloh et al.] ('s-Gravenhage, [1969]). Schrijversprentenboek: 14; Aandacht voor Nescio. Een bibliografie van de reacties op het werk en de figuur van J.H.F. Grönloh [door R. Bindels et al.] (Amsterdam, 1972); Nescio [Samengest. door Thijs Wierema] in De Engelbewaarder 1 (1975/1976) 2 (januari); Rob Bindels, Nescio (Brugge, 1978). Grote ontmoetingen: literaire monografieën 26; Nescionummer met fragment uit Nescio's natuurdagboek 1951 in Tirade 26 (1982) 276/277 (mei-juni); Over Nescio. Beschouwingen en interviews. Onder red. van Lieneke Frerichs ('s-Gravenhage, 1982); Rob Bindels, 'De man die iets miste', in Vrij Nederland, 5-6-1982; Arno Kramer, Weemoed en verlangen: over Nescio, Bavink en Johannes Zwolsman (Deventer, 1984). Uitg. bij tentoonstelling "Tekeningen van Johannes Zwolsman (Nescio's Bavink)", Deventer, 21-3/ 13-4-1984. I: Nescio. Verzameld werk, bezorgd door Lieneke Frerichs (Amsterdam, 1996) deel 2, afbeelding tegenover titelblad. [Foto: Eddy Posthuma de Boer, juli 1957]. W.A. Ornée Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989) Laatst gewijzigd op 12-02-2012 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Aagje Tiket | geb. 14 Jan 1883 |
Huwelijk: | 2 Aug 1906 | Amsterdam |
Kinderen: | ||
Agathe Maria Grönloh | geb. 11 Apr 1907 | |
Nelly Grönloh | geb. 29 Juli 1908 | |
Maria Jacoba Grönloh | geb. 12 Dec 1909 | |
Jacoba Johanna Grönloh | geb. 9 Apr 1912 |