Aantekeningen: |
Vitringa (Annes Johan), zoon van den voorg., geb. 29 September 1827 te Harderwijk, werd, na 't voltooien zijner letterkundige studiën aan de academie te Groningen en Leiden, in 1853 leeraar aan 't gymnasium te Gouda, in 1854 rector te Enkhuizen, in 1861 conrector te Gouda, in 1862 rector te Deventer, waar hij in 1864 den titel van hoogleeraar aan 't athenaeum kreeg. In 1890 legde hij het rectoraat neder en vestigde zich te Utrecht, om verder werkzaam te zijn voor het dagbladwezen in den geest der R.-K. kerk, waartoe hij was overgegaan.
Hij schreef: De wijsbegeerte voorgesteld in hare ontwikkeling, eene geschiedenis der filosofie, (1e deel); De wijsbegeerte vóór Aristoteles, Amst. 1855; Open brief aan Mr. C.W. Opzoomer over het doel en de waarde der bespiegelende wijsbegeerte, Amst. 1855; Tegenwoordige toestand en plan tot hervorming van het middelbaar onderwijs, Arnh. 1860; De emanatie-leer en haar invloed op het Christendom, Amst. 1867; Over opvoeding en emancipatie der vrouw, Deventer 1669; Was de Christelijke liefde een nieuw en oorspronkelijk beginsel? Dev. 1870; De opvoeding des gemoeds, wenken, inzonderheid voor vrouwen over den huiselijken omgang met kinderen, Dev. 1871; De mensch beschouwd als dierlijk en geestelijk wezen, Dev. 1873; Fransche school en burgerschool, Dev. 1873. Sedert de laatste twintig jaren verscheen eene reeks van grootere en kleine geschr. over belangrijke aangelegenheden en in geestigen vorm, onder de psd. Jan Holland en Jochem van Ondere, waarvan Keesje Putbus, Darwinia en vooral Mijn bezoek aan Bismarck in den zomer van 1875, het meest bekend zijn; dit laatste verscheen te Deventer in 1875 en werd eigenaardig opnieuw uitgegeven in 1890. |