Edo Johannes Bergsma
Geslacht: | Man | |
Vader: | Petrus Adrianus Bergsma | |
Moeder: | Doetje Offerhaus | |
Geboren: | 6 Juni 1862 | Makkinga, Ooststellingwerf |
Overleden: | 1 Nov 1948 | Arnhem |
Religie: | Ned. Hervormd, geen | |
Beroep: | burgemeester | |
Aantekeningen: | Edo Johannes Bergsma werd op 6 juni 1862 te Makkinga, gemeente Ooststellingwerf, geboren als zoon van mr. Petrus Adrianus Bergsma (1830-1915) - burgemeester van Oost-stellingwerf en daarna gemeentesecretaris te Leeuwarden -en Doetje Offerhaus (1832-1918). Hij trouwde in 1893 met Cornelia Johanna van de Moer (1865-1952), dochter van dr. Johannes van de Moer en Hillegonda Ida van de Stadt. Uit hun huwelijk werd één kind geboren, hun dochter Anna (1894). Bergsma overleed te Arnhem op 1 november 1948 en werd op 5 november 1948 begraven op de Oosterbegraafplaats te Enschede. Bergsma raakte al in zijn jonge jaren zeer vertrouwd met de gemeentelijke overheid. Hij begon zijn carrière als stagiair bij zijn vader op de gemeentesecretarie van Leeuwarden. Na de lagere rangen te hebben doorlopen, werd hij in 1886 benoemd tot gemeentesecretaris van Idaarderadeel. In 1892 volgde zijn benoeming tot burgemeester van Het Bildt. Vervolgens aanvaardde hij, ingaande 1 augustus 1896, het burgemeesterschap van Enschede, de gemeente die hij gedurende zesendertig jaar met grote inzet en voortvarendheid zou dienen. Enschede was rond de eeuwwisseling nog een relatief kleine industriegemeente met ongeveer twintigduizend inwoners. De snelle groei van de industrie en de daarmee gepaard gaande aanwas van de bevolking riepen problemen op, die slechts met durf en fantasie konden worden aangepakt. Onder Bcrgsma's bestuurlijke leiding groeide Enschede uit tot een van de grootste industriesteden van ons land. Bergsma initieerde tal van grote stedebouwkundige projecten, terwijl hij ook de totstandkoming van nutsvoorzieningen en de uitbouw van het gemeentelijke apparaat waar mogelijk bevorderde. Al in 1897 werd de bouwverordening radicaal gewijzigd, gevolgd door de organisatie van de reinigingsdienst en later de ontsmettingsdienst. Zeer omvangrijke riolerings- en be-stratingswerkzaamheden werden uitgevoerd mede dankzij een in 1897 verkregen verhoogde rijksbijdrage. Rond 1900 werd een elektrische centrale gesticht. Nadat de gemeente de Enschedese Telefoon Maatschappij in 1902 had overgenomen, kreeg de brandweer een elektrisch alarmnet. Bovendien kwam er een elektrisch klokkennet, één der eerste in Nederland, met ongeveer honderd klokken. De nieuwe Algemene Begraafplaats werd in 1899 aangelegd. In 1903 werd een nieuwe gasfabriek gebouwd. Nieuwe lagere scholen werden gesticht en bestaande aanzienlijk uitgebreid. In 1908 volgde een nieuw gebouw voor de Dienst Gemeentewerken en in 1909 het politiebureau. Het uitbreidingsplan 1907 was duidelijk een persoonlijke verdienste van de burgemeester. De Twentsche Electrische Tramweg Maatschappij kwam in 1908 van de grond en een ander belangrijk initiatief van Edo Bergsma was de oprichting van de bouwvereniging 'De Volkswoning' in 1907. Ook de aanleg van de negen kilometer lange singel rondom de bebouwde kom van Enschede kwam onder zijn leiding tot stand, evenals de bouw van de Hogere Textielschool en niet te vergeten het monumentale nieuwe stadhuis van Enschede ontworpen door architect ir. G. Friedhoff. In de eerste decenniën van deze eeuw ontstonden in geheel Twente grote spanningen tussen de in vakbonden georganiseerde textielarbeiders en de in verschillende fabrikantenverenigingen geünieerde ondernemers. De zeer langdurige Twentse katoenstakingen van 1923-1924 en 1931-1932 zijn van landelijke betekenis geweest. Als burgemeester was Bergsma verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde in Twentes grootste textielstad. Dat vereiste in de hoog opgelopen arbeidsconflicten enerzijds de nodige prudentie en anderzijds harde maatregelen, zoals het samenscholingsverbod van begin januari 1932. Bij beide stakingen heeft Bergsma zich, vanuit zijn krachtige persoonlijkheid opgesteld als bemiddelaar tussen de strijdende partijen; helaas niet altijd met succes. Ook buiten de gemeentelijke sfeer was hij zeer actief. De fiets had zijn grote belangstelling. Al op éénentwintigjarige leeftijd, op 21 januari 1884, werd Edo Bergsma benoemd tot hoofdafgevaardigde van de afdeling Friesland en Groningen van de Algemene Nederlandse Vélocipedisten Bond, de latere A.N.W.B. Op 24 september 1884 werd hij met tien van de dertien stemmen gekozen tot voorzitter van de bond, een functie die hij tot 1937 heeft bekleed Edo Bergsma was in veel opzichten een persoon van nationale betekenis. Behalve burgemeester van Enschede en voorzitter van de A.N.W.B. was hij lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (1913-1922), voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (1913-1916) en lid van de Centrale Gezondheidsraad te Utrecht (later Rijksgezond-heidsraad te Den Haag). Sedert 1923 was hij lid en vanaf 1930 voorzitter van de Vereniging 'Het Nederlands Wegencongres'. Verder was hij lid van de Rijkscommissie van overleg inzake Wegen verbetering (1928-1932), bestuurslid Heemschut, voorzitter van het Congres voor Openbare Gezond-heidsregeling, voorzitter van de Tucht-Unie, voorzitter van de Commissie ter bevordering van de aanleg van de Twente-Rijnkanalen, voorzitter van de N.V. Luchtvaartterrein Twente, bestuurslid van het Rode Kruis, afdeling Enschede en voorzitter van het Comité 'Het Nederlandse Landschap'. Op zeventigjarige leeftijd nam hij in 1932 afscheid als burgemeester van Enschede en vestigde hij zich in Arnhem. Hij was van mening, dat een vertrekkende burgemeester niet in zijn stad moest blijven. Hij vond dat niet alleen onaangenaam voor zijn opvolger, maar ook principieel niet juist, omdat een oud-burgemeester alleen al door zijn aanwezigheid onwillekeurig enige invloed zou kunnen uitoefenen op de gang van zaken. Edo Bergsma was een man met grote talenten als bestuurder. Hij stond open voor iedereen, een waar democraat in handel en wandel. Hij was wars van autoritair optreden, maar door zijn persoonlijkheid straalde hij autoriteit uit. De wijze waarop hij zich inleefde in het veel omvattende leven van de stad Enschede en de vervulling van zijn ambt wekten de bewondering van velen. Zijn benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1902), Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (1933) en het Ereburgerschap van de stad Enschede (1932) getuigen hiervan. T. Wiegman Uit: Overijsselse Biografieën |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Cornelia Johanna van de Moer | geb. 19 Nov 1865 overl. 2 Feb 1952 |
Huwelijk: | 12 Sept 1893 | Nijmegen |