Frederik Lodewijk Rutgers
Geslacht: | Man | |
Vader: | Antonius Rutgers | |
Moeder: | Jeremina Fredrika Abresch | |
Geboren: | 26 Nov 1836 | Breede |
Overleden: | 19 MRT 1917 | Amsterdam |
Beroep: | hoogleraar aan de Vrije Universiteit | |
Aantekeningen: | RUTGERS, FREDERIK LODEWIJK, * Breede bij Warffum 26 nov. 1836, t Amsterdam 19 mrt. 1917. Zn. van Antonie Rutgers, herv. pred., in 1837 hoogl. te Leiden (oosterse talen) en Jeremina Frederika Abresch. Hij ontving zijn eerste opleiding aan het gymna-sium te Leiden, o.m. onder leiding van R. Fruin als leraar. Stud. theol. Leiden 1853 (onder Scholten en Kuenen). Herv. pred. Soesterberg 1860, Eibergen 1865, Brummen 1867, Vlissingen 1874, 's-Hertogenbosch 1877, Amsterdam 1878-1879 (emer.). Hoogl. V.U. Amsterdam 1879-1910 (kerkrecht: kerkge-schiedenis: tijdelijk exegese O.T.). Hij huwde op 14 jan. 1874 te Lutry in Zwitserland met Cornélie Cathérine Hermance Guye (t 22 okt, 1908), d. van V. H. Guye, waals pred. Nadat zijn antwoord op een door de U-trechtse faculteit uitgeschreven prijsvraag in 1859 met goud was bekroond, promoveerde hij 31 mei 1860 over hetzelfde onderwerp te Lei-den op een proefschrift: De fundamento quo Johanne auctore fidem sibi habendam niïi voluit Christus. Als pred. te Eibergen toonde hij de noden van zijn gemeente te kennen. Een van zijn eerste daden was het stichten van een be-waarschool. In 's-Hertogenbosch kwam R. in aanraking met jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman, te-voren ouderling bij de Waalse gemeente aldaar, maar die zich juist vóór R.' komst had aangesloten bij de Nederduitse gemeente. Uit deze tijd dateert eveneens zijn eerste na-dere ontmoeting met A. Kuyper, hoewel beiden elkander kenden van hun gymnasiumjaren te Leiden. Hij werd door K.uyper als mede-werkerverbonden aan De Heraut. Ook overigens kwam hij meer op de voor-grond te staan. Zo werd hij in 1878 opgeno-men in het bestuur van de Ned. Herv. Predi-kantenvereniging, voor welke hij reeds in 1872 had gehandeld over het beheer van de kerke-lijke goederen n.a.v. een door de synode gedane stap en in 1877 over de aanneming tot lidma-ten in haar geschiedenis en betekenis. Zijn pleit voor vrije theol. studie vond algemene instemming. Verschil van mening ontstond daarna n.a.v. het plan om aan de bestaande universiteiten bijzondere docenten aan te stel-len voor het theol. onderwijs. R. achtte de ver-eniging op dit punt onbevoegd. Een dreigend uiteenvallen werd voorkomen, maar in 1880 besloot men, in het belang van haar instand-houding, dat de vereniging voortaan niet meer handelend naar buiten zou optreden. Het vermelde plan hield verband met de verslechtering die de totstandkoming van de nieuwe Hoger-Onderwijs-wet betekende voor het karakter van de faculteit der godgeleerd-heid. Zelf was R. betrokken bij plannen van andere aard, die te Amsterdam overwogen werden om in dat opzicht een oplossing te verkrijgen. Deze plannen hebben geleid tot de stichting van de Vrije Universiteit, niet het minst dank zij het doorzettingsvermogen van R., die ook een belangrijk aandeel heeft gehad in haar organisatie. Voor zijn onderwijs in de kerkgeschiedenis beschikte hij vooral over een grondige kennis van Calvijns leven. In 1900 werd zijn taak verlicht door het optreden van H. H. Kuyper als hoogl. in de kerkgeschiedenis. Zijn voor-naamste betekenis lag echter op het gebied van het geref. kerkrecht. Aan de kerkelijke strijd, die gevoerd heeft tot de doleantie, heeft R. een werkzaam aan-deel gehad. Hij stond geheel aan de zijde van Kuyper. Evenals deze was hij ouderling van de herv. gemeente, terwijl hij tevens dienst deed als kerkvoogd. Hij was het eveneens, die het standpunt van de dolerenden" in de processen voor de rechtbank heeft verdedigd door het samen met De Savornin Lohman opgestelde geschrift- De rechtsbevoegdheid onzer plaatselijke kerken (Utr. 1886: 2e verm. dr. Amst. 1887). In dit juridisch gericht be-toog werd de volle nadruk gelegd op de zelf-standigheid van de plaatselijke kerk, waarbij de betekenis van het kerkverband en de be-voegdheid van de meerdere vergaderingen in het gedrang dreigden te komen. Het beroep dat in die zin op Voetius' uitspraken in diens Politica ecclesiastica werd gedaan door Rutgers, ontmoette bestrijding bij H. G. Kleyn. Naderhand is het standpunt van R. aan een uitvoerige en grondige kritiek onder-worpen in de dissertatie van M. Bouwman (1937). R. heeft soms aanleiding gevonden om over kerkelijke kwesties in de locale pers te schrijven, o.m. in de Prov. Groninger Courant (3 en 17 jan. 1888) over het recht der herv. kerken in Groningen en de Omme-landen, waarin hij E. C. Segers bestreed. Ook bezorgde hij de regelingen voor de inwendige inrichting van de Geref. Kerk te Amsterdam en anderszins. R. was een geleerde, die gewoon was met akribie en nauwgezetheid te werken. Hiervan geven blijk de door hem bezorgde tekstuit-gaven, met name van de Acta van de Neder-landsche Synoden der 16de eeuw (1889), verschenen in de Werken der Marnixvereni-ging, alsook zijn rectorale oraties waarin hij belangrijke onderwerpen aan de orde placht te stellen en waaraan hij een schat van medede-lingen en opmerkingen toevoegde in een lange reeks van noten, zoals die in 1898 gehouden over Calvijns invloed op de reformatie in de \ ede Handen, zooals die door hem zeiven is uitgeoefend (Leiden 1899; 2e dr. 1901 met vertaling van de noten). Het door Jozef Israëls geschilderde por-tret van R. t.g.v. zijn 70ste verjaardag is in bezit der familie Rutgers (een kopie ervan is inde V.U.). Geschr.: Zie dc bibliografie in: J. C. Rullmann. Dr F. L. R. in zijn leven en werken geschetst. Rolt. 1918. Postuum zagen het licht: Verklaring van de Kerkenorde-ning van de Nat. Synode van Dordrecht van 1618-1619 College-voordrachten over geref. kerkrecht, bcw. en uitg. door J. de Jong. dl. IV, Artt. 71-86. Van de censuur en kerkelijke vermaning. Rott. 1918. Kerkelijke adviezen. 2 dln.. Kampen 1921-1922 [bez. door zijn zoon H. C. Rutgers] H s s.: Senaatsarchief V.U. Lit.: J. C. Rullmann. a.w. Dez.. De Vrije Universiteit, haar ontstaan en haar heslaan 1880-1930. Amst. 1930. Opgaven betr de VU. Amst. 1930. De reformatie van '86. Kampen 1936. Gunning. Leven en werken. II. 846-855. L. C. Suttorp. Jhr mr A F de Savomin Lohman 1837-1924. 's-Grav. 1948. - Volger. Om de vrij-heid, reg. in v. W. F. Dankbaar. Onbekrompen en ondubbelzinnig. 's-Grav. 1962. J. Kamphuis. Op zoek naar de belijdende volkskerk. Sotities over het denken van Ph. J Hoedemaker. inz. met betr tot zijn oppositie tegen het zgn. ..doleantie-kerkrecht van A. Kuvper en F. L. R . Gron. 1967. - DR. nr.683. D. NAUTA Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, Deel 1 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Cornélie Catherine Hermance Guye | geb. 27 Jan 1855 overl. 22 OKT 1908 |
Huwelijk: | 14 Jan 1874 | Clarens sur Montreux |
Kinderen: | ||
Frederik Lodewijk Rutgers | geb. 17 MRT 1891 overl. 3 Juni 1982 | |
Victor Henri Rutgers | geb. 16 Dec 1877 overl. 5 Feb 1945 |