Coenraad Alexander Verrijn Stuart
Geslacht: | Man | |
Vader: | Gerard Verrijn Stuart | |
Moeder: | Agathe Catharina Prins | |
Geboren: | 22 Dec 1865 | Weesp |
Overleden: | 26 OKT 1948 | Zeist |
Beroep: | leraar aan de handelschool, directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek | |
Aantekeningen: | Verrijn Stuart doorliep het gymnasium in de hoofdstad, volgde de rechtenstudie aan de Universiteit van Amsterdam (1883-1890), waar hij economieonderricht ontving van de hoogleraren A. Beaujon en N. G. Pierson. Hij promoveerde in 1890 met lof op Ricardo en Marx. Eene dogmatisch-historische studie ('s-Gravenhage, 1890). In 1889 werd hij secretaris van het in 1884 opgerichte Statistisch Instituut van de Vereeniging voor de Statistiek; in 1890 volgde hij de in dat jaar overleden directeur van het instituut, A. Beaujon, als waarnemend directeur op. In 1892 werd hij secretaris van de Centrale Commissie voor de Statistiek en in 1899 de eerste directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Na zijn aftreden als directeur in 1906 was hij nog verscheidene jaren voorzitter van genoemde Centrale Commissie, tevens tot 1911 secretaris-generaal van het Institut International de Statistique. Van 1906 af volgden hoogleraarschappen in de economie: aan de TH te Delft tot begin 1909 (staathuishoudkunde en handelsrecht), daarna juridische faculteit te Groningen (staathuishoudkunde en statistiek, alsmede aanvankelijk encyclopedie van het recht) om ten slofte in 1917 aan de juridische faculteit te Utrecht staathuishoudkunde en handelsrecht te doceren. In 1934 trad hij om gezondheisredenen terug en werd hij door zijn zoon G.M. Verrijn Stuart opgevolgd. Van 1896 tot aan zijn dood was C.A. Verrijn Stuart redactielid van De Economist, van 1889 tot 1930 secretaris-penningmeester van de Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek (later: Vereeniging voor de Staathuishoudkunde) en vanaf 1925 tot 1935 lid en daarna rustend lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Evenals de meeste Nederlandse theoretische economisten van zijn tijd behoorde Verrijn Stuart tot de aanhangers van de Oostenrijkse School, dus van de marginalistische (grensnut-) theorie in de economie (Carl Menger, Eugen von Böhm-Bawerk, Friedrich von Wieser). Op die grond keerde hij zich tegen de antitheoretische Historische School en stelde hij zich op het standpunt van een exacte economische wetenschap, die zoekt naar de wetten die het economisch leven beheersen. In overeenstemming met de Oostenrijkse School achtte hij het waardeverschijnsel en het prijsmechanisme uitgangspunten voor zo'n theorie. Verrijn Stuart meende dat de economische theorie geen uitspraken kan doen over economisch-politieke desiderata, wel over de realiseerbaarheid ervan. Een theorie van economische politiek of een socialistische economische theorie was dan ook volgens hem onbestaanbaar. Wel leert de grensnuttheorie dat de vrije werking van het mechanisme van de prijsvorming de beste garantie is voor het economisch optimum in de zin van rationaliteit van economisch handelen en minimalisering van het welvaartstekort. De loonbepaling is niet een vraagstuk van behoeften, maar van de waarde van de arbeid zoals die resulteert uit het marktmechanisme volgens de toerekeningsleer van von Wiesser. In monetair opzicht was Verrijn Stuart sinds 1917 in Nederland de eerste pleitbezorger van een ametalliek geldstelsel. Het goud was volgens hem geen geschikte waarborg voor de noodzakelijke waardevastheid van het geld en voor een soepele aanpassing van de geldcreatie aan de geldbehoefte ; daarvoor was goud te kostbaar en al te zeer onderhevig aan korte-termijnwaardefluctuaties. Papieren en giraal geld blijkt in feite te kunnen voldoen voor binnen- en buitenlandse betalingen. In een ametalliek geldstelsel kan de geldwaarde, in relatie tot de volumes goederen en diensten, stabiel worden gehouden door de disconto- en open-marktpolitiek van de circulatiebank. Verrijn Stuart pleitte tevens voor vervanging van de zilveren munten -die hij een kostbaar anachronisme achtte - door nikkelen. In de jaren '30 toonde hij zich devaluïst. Verrijn Stuart was niet iemand die in zijn kwaliteit van theoreticus originele bijdragen heeft geleverd. Van zijn hand verschenen enkele veel gebruikte hand- en leerboeken op het gebied van statistiek en economie. Hij gaf belangrijke stimulansen aan de statistiek - zijn persoonlijke aandacht betrof vooral de bevolkingstatistiek - en de beoefening van de economische wetenschap in Nederland. Hij ontving Nederlandse en buitenlandse onderscheidingen en eredoctoraten aan de universiteiten van Jena en Kiel (1925). P: Hand- en leerboeken: Inleiding tot de beoefening der statistiek (Haarlem, 1910-1917. 3 dl.; 2e dr. 1928); De grondslagen der volkshuishouding (Haarlem, 1920). In 1923 Duitse vert. Vanaf 3e herz. dr. in 1930 mutaties in titel. De 6e dr. verscheen onder de titel De wetenschap en de grondslagen van het sociaal-economische leven (Haarlem, 1947); Hoofdtrekken van de leer der maatschappelijke voortbrenging (Haarlem, 1931.2e dr. 1945). Verder verzorgde Verrijn Stuart voor wat betreft statistische gegevens en wetgeving aangevulde heruitgaven van Piersons Leerboek der Staathuishoudkunde. Andere publikaties: De wetenschap der staathuishoudkunde en de practijk van het economisch leven ('s-Gravenhage, 1906). Inaug. rede Delft; 'Levensbericht van mr. Nicolaas Gerard Pierson', in Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1910-1911 26-80; De economische oorlog (Rotterdam, 1915). Rede uitgesproken op 1 Februari 1915...; De toekomst van het goud (Haarlem, 1917). Inaug. rede Utrecht; De goudkwestie (Haarlem, 1918); 'The history and development of statistics in the Netherlands', in The History of statistics. Ed. by John Koren (New York, 1918) 427-442; De gouden standaard. Pro: mr. A.M. de Jong. Contra: prof.dr. C.A. Verrijn Stuart (Baarn, 1932); Schets eener geschiedenis van de Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek ('s-Gravenhage, 1940). Verder vele artikelen in De Economist (zie Algemeen register op De Economist etc. ['s-Gravenhage, 1904] 221-222, en Algemeen register op de jaargangen 1903-1937 van De Economist [Haarlem, 1938] 73-79) en diverse in Economisch-Statistische Berichten. L: Geschiedenis van de Statistiek in het Koninkrijk der Nederlanden ('s-Gravenhage, 1902) 36, 44. Bijdragen tot de Statistiek van Nederland. Uitg. door het CBS. Nieuwe volgrks. XIV; bij het 25-jarig hoogleraarschap van Verrijn Stuart kwam de bundel Economische opstellen aangeboden aan prof.dr. C.A. Verrijn Stuart (Haarlem, 1931) tot stand; F. de Vries, in De Economist 96 (1948) 721-724; S. van Brakel, in Jaarboek der Rijksuniversiteit te Utrecht 1948-1949, 7-8; F. de Vries, 'Honderd jaar theoretische economie', in De Economist 100 (1952) 844-848, 857-858; H.H. Behrens, De ontwikkeling in het economisch denken (Utrecht [etc., 1969]) 435-438. A.C.A.M. Bots Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985) Laatst gewijzigd op 13-03-2008 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Eva Anna Gunning | geb. 10 Juli 1869 overl. 28 Nov 1961 |
Huwelijk: | 26 Juli 1892 | Wijk aan Zee en Duin |
Kinderen: | ||
Gerard Marius Verrijn Stuart | geb. 16 Sept 1893 overl. 25 OKT 1969 | |
Henriette Agatha Verrijn Stuart | geb. 23 Aug 1900 |