Rosalida Anna Content

Geslacht: Vrouw
Vader: Henricus Johannes Content
Moeder: Marianne Polak
Geboren: 17 Juli 1883 Den Haag
Overleden: 4 Feb 1952 Voorburg
Beroep: letterkundige, journaliste, privaat docent oude talen
Aantekeningen: Adelyde Content was een begaafd en zeer productief schrijver, dichter en journalist. Zij liet een oeuvre na dat bestaat uit literair werk, uit ongeveer zeventig artikelen in antroposofische en algemene tijdschriften en dagbladen, en vier in druk verschenen boeken.
Rosalida Anna Content werd op 17 juli 1883 in Den Haag geboren. Li werd zij genoemd. Later zou zij haar vroege gedichten - waarvan er enkele bewaard zijn gebleven - met “Li Content” ondertekenen en haar literaire en wetenschappelijke werk met “Adelyde Content”. Zij had een oudere broer en twee jongere zusters. Haar vader, die vertegenwoordiger was voor een grote handelsfirma in Rotterdam, was voor zijn tijd een vooruitstrevende man. Hij liet niet alleen zijn zoon, maar ook zijn dochters naar de middelbare school gaan, wat ongewoon was in Nederland in die tijd. De familie verhuisde naar Rotterdam. Daar bezocht Adelyde het Gymnasium Erasmianum. Zij kreeg les in Grieks en Latijn van de dichter Leopold, die een inspirerende invloed op haar had. Zij heeft zich gedurende haar hele verdere leven nauw verbonden gevoeld met de Klassieke Oudheid en een ongewoon diep inzicht ontwikkeld in de werken van de grote dichters uit die tijd. Haar eigen wens om klassieke talen te studeren werd doorkruist door haar oom, die hoogleraar was in de Griekse Taal- en Letterkunde in Groningen. Hij vond het geen geschikte studie voor een meisje. Haar ouders stonden haar wel toe om Nederlands te studeren. Adelyde schreef zich in Leiden in.
Uit haar latere werk blijkt dat zij zich met grote waarschijnlijkheid naast haar studie Nederlands in deze tijd intensief en op geheel eigen wijze heeft verdiept in de ‘Ouden’, zoals zij ze pleegde te noemen.
Tijdens haar studententijd ontmoette zij Elisabeth Vreede, die in Leiden wiskunde en astronomie studeerde. Er ontwikkelde zich een hechte en voor beiden zeer stimulerende vriendschap.1) Door Elisabeth Vreede en haar moeder, die in Den Haag een theosofische loge leidde, leerde Adelyde de theosofie kennen. In 1908 hoorde zij in deze kring voor het eerst een voordracht van Rudolf Steiner. Toen in 1912 de Antroposofische Vereniging werd opgericht, behoorde Adelyde tot de eerste leden. De antroposofie vormde sindsdien naast haar diepgaande kennis van de Klassieke Oudheid de centrale inhoud van haar leven en werk.
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft zij minstens éénmaal het veilige, neutrale Nederland verlaten en is zij naar Dornach gereisd. Hier was de bouw van het eerste Goetheanum in volle gang.
Nadat er eerst in verschillende tijdschriften gedichten2) van haar waren verschenen, publiceerde zij in 1916 onder de schrijversnaam Adelyde Peritia-Content een verrassende, waarschijnlijk grotendeels autobiografische roman: Toen ’t kòn. Bijdrage tot de psychologie van Eroos (zie ‘boeken’). Dit boek wordt kort na zijn verschijning in De Nieuwe Courant gerecenseerd. Een klein citaat: “De schrijfster heeft (...) een bijdrage tot de psychologie van de liefde geleverd en een zéér belangwekkende, (…)”. Het was in meer dan één opzicht een opmerkelijk boek. Al zou zij later over haar roman zelden of nooit meer spreken.
In 1920 verscheen het sprookjesboek Het Boek van de Guldene Sproken. Het werd in 1926 door haar zelf in het Duits vertaald en onder de titel Mariannchens Buch der goldenen Märchen door Rudolf Geering in Bazel uitgegeven. In deze tijd behoorden tot haar vriendenkring veel kunstenaars. De kunstschilder Louise van Blommestein, die zich later in Dornach vestigde en daar naam maakte, illustreerde het boek.
In deze jaren woonde Adelyde Content in Den Haag op het Stadhoudersplein. Het was een woning met uitzicht op een plantsoen met een beek en een beplanting van treurwilgen en meidoorns die in het voorjaar prachtig bloeiden. Adelyde hield van Den Haag en van de nabijheid van de zee. Elisabeth Vreede logeerde vaak bij haar, wanneer zij Rudolf Steiner op één van zijn voordrachtsreizen naar Den Haag begeleidde. De vriendschap tussen haar en Elisabeth Vreede zou duren tot midden jaren dertig, toen door hun verschillend standpunt tijdens de onenigheden binnen de Antroposofische Vereniging hun wegen zich scheidden. Adelyde heeft later gehoopt de vriendschap te kunnen voortzetten. Elisabeth Vreede overleed echter in 1943. Hun was daartoe geen tijd meer beschoren.
Aanvankelijk verdiende Adelyde Content in Den Haag voornamelijk haar levensonderhoud met het geven van lessen Latijn en Grieks. In de jaren twintig reisde zij steeds vaker naar Dornach. In 1922 kreeg zij van het maandblad Op de Hoogte de opdracht tot het schrijven van een serie artikelen, die tussen oktober 1922 en februari 1923 verschenen onder de titel Uit de Leerschool van het Goetheanum. De data van dit verblijf zeggen het al: Adelyde zou getuige worden van de brand van het eerste Goetheanum. De volledige serie artikelen is echter zo belangwekkend en mooi geschreven, dat we ze hier allemaal noemen (te downloaden onder ‘artikelen’ op deze site): I. “Goethe en Steiner.” (okt. 1922), II. “Eurythmie als kunst.” (nov. 1922), III. “Gedachten naar aanleiding van het Goetheanum als eerste proeve eener organische architektuur.” (dec.1922), IV. “Naar aanleiding van eenige couranten-artikels. Werken van Dr. Steiner.” (jan. 1923), V. “Het Goetheanum. Zijn uiterlijke verschijning en zijn vlammendood.” (febr. 1923). De artikelen III en V samen heeft zij in 1948 als boekje uitgegeven onder de titel Het oorspronkelijke Goetheanum en zijn overgang in de vlammen. Echter zonder de foto’s.
In de tweede helft van de jaren ‘20 verschijnt er een aantal artikelen van Adelyde Content, waarin voor het eerst haar eigenlijke levensthema naar voren komt. Het zijn (zie onder ‘artikelen’): “Bedeutsame Ausdrücke der alten Griechen” (verschenen in 1926 in Das Goetheanum), de twee delen “Der Helena-Mythos und die Anthroposophie” en “Geheimnisse der Aeneide” (verschenen in resp. 1928 en 1930 in Die Drei). Over Homerus en Vergilius, de grote dichters uit de klassieke oudheid, die - zo toont zij aan - ingewijden waren in de mysteriën. Zij ontvouwt hierin bovendien haar hoogst originele inzicht in de etymologie van cruciale woorden in de teksten en opent daarmee voor ons een doorkijkje in de levendige geesteswereld van de oude dichters, die nog – we citeren haar zelf – “die Dinge des irdischen Lebens von einem Zauberhauch des Übersinnlichen umgeben“ zagen. In 1929 worden de twee artikelen over de Helena van Homerus als boek uitgegeven bij de Verlag am Goetheanum te Dornach, dat geleid werd door Marie Steiner, onder de titel Die Helena-Sage und ihr Zusammenhang mit unserer Zeit (zie onder ’boeken’). Dit werk vormt samen met haar artikel over de Aeneis het hoogtepunt van deze belangrijke fase in haar leven, waarin het onderzoek naar de esoterische wortels van de literatuur uit de Klassieke Oudheid de centrale lijn vormt en waarin haar gave om de kernwoorden van de drama’s tot op hun levende grond te doorschouwen tot volle bloei is gekomen. Later - sprekend over de eerste mysteriedrama’s van Rudolf Steiner - omschrijft ze haar bijzondere gave zelf:
“De mysteriedrama's zijn direct uit de geestelijke wereld gesproken. Willen we hun zin op het spoor komen, dan zullen we ieder woord ernstig moeten nemen en beluisteren in zijn oorspronkelijken zin, d.w.z. naar de levende kracht, die elk woord eens tot aanzijn heeft gebracht. Met een overslaan van de gangbare betekenis, waartoe de tijden een woord stempelden, moet men terugkeren naar het frisse leven, waartoe het bij zijn geboorte openbrak. Een herboren, onbevangen oor vraagt het mysteriedrama.
Een ervaring zij hier meteen reeds uitgesproken. Het is niet eenvoudig, het oor van zijn bevangenheid te ontdoen.” (cursief van ondergetekenden)
In de Helena-Sage zegt ze hierover: „Wir müssen uns (…) zu den ältesten vorhandenen Texten wenden und jedes Wort auf seinen inneren Wert prüfen“. En precies hierin ligt de kracht van Adelyde Content’s onderzoek. Waar de conventionele uitleg in het duister tast over wat woorden overdragen en woorden alleen nog als verstarde benamingen kan zien, krijgen deze onder haar loep hun oorspronkelijke dimensie terug. Het is ook via deze weg dat zij aantoont dat zowel Homerus als Vergilius ingewijden waren in het verborgen drama en de opgaven van hun tijd.
Anna Kelterborn schrijft over haar3): zij [Adelyde Content] behandelt het probleem van het Boze in relatie met dood en opstanding, en toont aan hoe dit fundamentele probleem van het 4e na-atlantische cultuurtijdperk in Griekenland niet alleen zijn weerslag vindt in de mythen, maar ook tot uitdrukking komt in de taal zelf.” Kelterborn vermeldt bovendien haar dramatische schets Rome’s verankering, die in 1937 in het Nederlands is ontstaan en “de spirituele weergave is van wat er zich aan het begin van de Romeinse geschiedenis afspeelde. (...) Zo voerde haar weg via het bestuderen van de epische mysteriewerken van de Grieken – de Ilias en Odyssee – en de Romeinen – de Aeneis van Vergilius – naar het “beluisteren” van de Mysteriedrama’s van Ruldof Steiner. Wat ze onderging als de diepe zin en betekenis van deze werken, kon ze later doorgeven in woord en geschrift, doordat ze zich steeds wist te verbinden met de levende kracht van het woord.”
Maar nu lopen we op de ontwikkelingen vooruit - .
In de zomer van 1928 wordt het nieuwe Goetheanum geopend. Adelyde reist naar Dornach en brengt hierover verslag uit voor het dagblad Het Vaderland. En vanaf dat moment verschijnt er een continue serie artikelen in dit blad, bijdragen die zij ‘eigen brief’ noemt. Zo maken de lezers in het hele land mee wat er in het Goetheanum gebeurt en wat de achtergronden hiervan zijn. Deze artikelen zijn zo belangwekkend, en zo levendig geschreven, dat we er op deze site een aparte pagina aan hebben gewijd (zie ‘brieven uit dornach’). Verreweg de meeste ervan (ca. 49) worden vanuit Dornach geschreven. Tussendoor maakt ze reizen, o.a. naar de Etna. Ook deze reisverslagen worden in de krant afgedrukt. En vanuit Nederland verschijnen er bijdragen van haar over de antroposofische evenementen hier.
De stroom artikelen eindigt in juni 1930 met een in memoriam voor Peggy Kloppens. Deze laatste bijdrage van dat jaar draagt de titel: “Herhaaldelijke rouw.” Het lijkt wel of haar rouw om de dood van Peggy Kloppens het oude verdriet om het heengaan van Rudolf Steiner van vijf jaar daarvoor versterkt. Is dit de reden dat ze haar bijdragen staakte?
Met grote waarschijnlijkheid trok Adelyde zich in de jaren dertig in Den Haag terug om zich te concentreren op haar grote eigen thema’s. Zij voorziet in die jaren in haar levensonderhoud door het geven van lezingen en cursussen over deze zelfde thema’s: de inwijdingsboeken van de Grieken en Romeinen. In haar eigen ontwikkeling volgt daaruit dan de logische stap dat zij met dezelfde heldere blik die zij voor de klassieken heeft ontwikkeld ook het Mysteriedrama van Rudolf Steiner gaat bestuderen. En ook hierover begint zij in deze jaren cursussen te geven.
In de zomer van 1939 verschijnt er - verrassend voor ons als lezer - opnieuw een kleine reeks artikelen in Het Vaderland. In Dornach vindt namelijk een wereldprimeur plaats: de Faust van Goethe wordt hier voor het eerst in de geschiedenis in z’n geheel opgevoerd. ‘Brieven aan Hagelinde’ noemt zij deze serie, waarin zij de opvoeringen verslaat. Zij verlaat Dornach in augustus 1939, maakt aansluitend een reis door Zwitserland en naar de Vogezen. Zij moet de reis afbreken, omdat de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Haar laatste bijdragen over de Faust schrijft zij daarom vanuit Nederland. Met “Na de opvoeringen in Dornach. Zóó sloot de zomer 1939...” in Het Vaderland en een bewogen, prachtig geïllustreerde bijdrage over de Faustopvoeringen in het Kerstnummer van Op de Hoogte sluit zij haar reportages uit Dornach af.
Over het leven van Adelyde Content tijdens de oorlogsjaren is weinig bekend. Een deel van Den Haag werd vanwege de aanleg van de Atlantikwall in 1942/1943 tot Sperrgebiet verklaard, waardoor zij haar woning op het Stadhoudersplein moest verlaten. Zij huurt daarna kamers, verhuist regelmatig, brengt de hongerwinter van ‘44/’45 in het huis van haar zuster en haar familie in Amsterdam door. Ondanks de vermoeienissen die de oorlog en het verlies van haar geliefde huis meebrengen, gaat zij door met het geven van cursussen. Door de publicaties die zij vrij kort na de oorlog liet verschijnen, kunnen wij vermoeden dat zij tijdens de oorlogsjaren ook heeft gewerkt aan het op schrift stellen van haar commentaar op de Mysteriedrama’s van Rudolf Steiner. In november 1946 publiceert zij dan de eerste van de Commentaarbrieven. In de loop van de twee jaren daarna verschijnen er in totaal twaalf. Opmerkelijk is dat er in de twaalfde brief tevens melding wordt gemaakt van de uitvoering van haar dramatisch werk in vier bedrijven Rome’s Verankering. Het was in 1937 door haar afgerond en werd na de oorlog regelmatig voorgedragen door haar nichtjes Marianne en Truus Scherpenhuijsen Rom, o.a. in het gebouw van de Antroposofische Vereniging in Den Haag (waarschijnlijk op 11 en 12 december 1948) en later ook in Amsterdam. Het manuscript is bewaard gebleven.
De twaalf Commentaarbrieven behandelden het eerste Mysteriedrama van Steiner. Adelyde had het plan gehad om een commentaar op alle vier Mysteriedrama’s te schrijven. Het was vermoedelijk aan haar steeds zwakker wordende gezondheid toe te schrijven dat het bij deze twaalf commentaren is gebleven.
Adelyde Content stierf op 4 februari 1952. De In Memoriams die na haar dood verschijnen maken alle gewag van haar lijden in haar laatste levensjaren, van haar zwakke gezondheid gedurende een groot deel van haar leven. En van haar bijzondere persoonlijkheid. Evenwel was het merkbaar niet makkelijk om het leven en werk van Adelyde Content zo kort na haar dood in woorden te vatten en het belang van haar nalatenschap te overzien.
Moge deze website (http://www.templamentis.com) een weg daartoe banen.
Driebergen en Eibergen, 6 januari 2009,
Marianne Scherpenhuijsen Rom en Lenie Reedijk
1) Een deel van de brieven van Elisabeth Vreede aan haar, in het bezit van de familie van Adelyde Content, is in Duitse vertaling uitgegeven in: Elisabeth Vreede, Ein Lebensbild, Natura Verlag, Arlesheim 1976.
2 ) De vier gedichten die bewaard zijn gebleven laten wij hieronder volgen.
3) Anna Kelterborn, “Im Gedenken an Adelyde Content”, in: Was in der Anthroposophischen Gesellschaft vorgeht, 1. Februar 1953, 30. Jahrgang Nr. 5, p. 17.