Aritius Sybrandus Talma
Geslacht: | Man | |
Vader: | Alijdus Warmoldus Lambertus Talma | |
Moeder: | Duifje Hekelaar | |
Geboren: | 17 Feb 1864 | Angeren |
Overleden: | 12 Juli 1916 | Haarlem |
Religie: | Ned. Hervormd | |
Beroep: | redacteur van Patrimonium | |
Aantekeningen: | Talma bezocht de Latijnse School te Zutphen en Dordrecht en daarna het Erasmus-gymnasium te Rotterdam. Hij studeerde theologie in Utrecht (1882-1887) en was actief in verschillende studentenverenigingen. Hij woonde colleges bij van prof. mr. J. d'Aulnis de Bourouill over 'het hedendaagse socialisme'. Prof. dr. J.J.P. Valeton Jr. (ethisch theoloog) had veel invloed op zijn theologische vorming. In Heinenoord (1888), Vlissingen (1891) en Arnhem (1895-1901) was hij werkzaam als Nederlands-Hervormd predikant. In 1901 werd Talma in het district Tietjerksteradeel als Anti-Revolutionair-kandidaat gekozen tot lid van de Tweede Kamer na een eerste stemming tegenover de socialist mr P.J. Troelstra. Van 1908-1913 was hij minister van Handel, Nijverheid en Landbouw. In 1914 werd hij in Bennebroek predikant, waar hij tot zijn overlijden in 1916 verbleef. Talma zag in Heinenoord de slechte omstandigheden van de arbeiders. Hij zocht naar mogelijkheden tot verbetering. De gedachten van de Engelse predikant F.D. Maurice (1805-1872), een 'Christian Socialist', spraken hem erg aan (eigendom en bezit als rentmeesterschap, ontwikkeling van arbeiders en coöperaties voor arbeiders). In Vlissingen kwam Talma in aanraking met de sociale omstandigheden van de metaalbewerkers van scheepswerf De Schelde. Als niet-werknemer werd hij in augustus 1891 buitengewoon lid van Patrimonium. Talma nam deel aan het in november 1891 gehouden Christelijk Sociaal Congres. Daar deelneming instemming vereiste met een aantal artikelen van het program van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) las hij dat met de toelichting van dr. A. Kuyper en gaf zich daardoor gewonnen voor de ARP en de sociale ideeën van Kuyper. Voor een ethisch predikant was die keus gezien het theologisch verschil verrassend. Op aandrang van Talma werd in oktober 1893 in Vlissingen door Patrimonium een plaatselijke vereniging van metaalbewerkers opgericht. Uitgangspunt was het vak leren beoefenen en het te bestuderen om daardoor de maatschappelijke positie te verbeteren. Talma achtte het ook nodig om in de statuten op te nemen: de arbeid nader regelen en arbeidscontracten vaststellen. Door zijn benoeming tot lid van de commissie van advies van het landelijk verbond van Patrimonium (1894), tot redactielid van het blad Patrimonium (1898) en tot redacteur van het blad in 1900 kreeg Talma steeds meer invloed op de meningsvorming in Patrimonium onder meer over coöperatie, vakvereniging en werkstaking. In Arnhem kreeg de alcoholbestrijding zijn grote aandacht, maar ook de hulp aan daklozen en prostituées. Hij was een veel gevraagd spreker voor bijeenkomsten waardoor hij de sociale meningsvorming ook buiten de arbeiderskring beïnvloedde. Tot 1897 wilde Patrimonium niets weten van coöperatie. Een krachtig pleidooi van Talma vormde een keerpunt. Hij zag in coöperatie een middel om de positie van de arbeiders te verbeteren. Talma meende dat Patrimonium zelf vakorganisaties diende op te richten. Aansluiting bij de bestaande (neutrale of socialistische) vakvereniging wilde hij niet. De onderscheiden vakbonden zouden zich in een nationale raad confederatief kunnen verbinden. Deze gedachte was tegengesteld aan die van dr. A. Kuyper, die voor elk vak één bond voorstond voor de materiële vakbelangen. Voor de zedelijke belangen waar de godsdienst bij betrokken was, zou dan Patrimonium kunnen dienen. Talma meende dat er meer duidelijkheid moest komen bij werkstaking. Reeds tijdens het Christelijk Sociaal Congres in 1891 was werkstaking als mogelijkheid geaccepteerd, zij het als handhaving van het eigen recht en geen krenking van dat van anderen, terwijl het slechts als laatste middel zou kunnen dienen, nadat minnelijk overleg was mislukt. In een aantal artikelen uit Patrimonium (1902), later gebundeld in de brochure De vrijheid van den arbeidenden stand (Utrecht 1902), stelde Talma dat de arbeiders en de patroon als vrije contractanten tegenover elkaar staan. Met de in de Bijbel gestelde gehoorzaamheid van de dienstknechten, werd naar zijn mening niet gedoeld op de vrije arbeider, maar op slaven. Dus sloot de bedoelde bijbeltekst werkstaking voor vrije arbeiders niet uit. Integendeel staking kan plicht zijn waar het de enige weg is tot handhaving van het recht op behoorlijke levensvoorwaarden. Hij was van oordeel dat een staking ook onrechtmatig kon zijn. Zo beschouwde hij de spoorwegstaking van 1903. Door die staking verbraken de arbeiders ontijdig hun contract en - voor een deel van hen - handelden zij door de staking in strijd met een afgelegde eed, terwijl zij tegenover het publiek met geen enkel woord hun contractbreuk rechtvaardigden, noch verklaarden waarom zij zich niet langer aan hun eed gebonden achtten. Verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het spoorwegpersoneel achtte hij dringend nodig. Hij maakte deel uit van de Spoorweg-enquêtecommissie. Talma heeft in 1900 met J. Huizinga een rapport uitgebracht omtrent een door Patrimonium op te richten Christelijk Arbeidssecretariaat (CAS). De bedoeling was oprichting van christelijke vakbonden te bevorderen en deze tot samenwerking te brengen om een gemeenschappelijk optreden te vergemakkelijken bij werkstaking, werkloosheid en het verkrijgen van verbeteringen. Het CAS zou, naar Talma meende, leiding en voorlichting kunnen geven waardoor kon worden voorkomen dat de houding bij staking weifelend was en zo, naar zijn mening, geheel onverdiend de indruk maakte onoprecht te zijn. Het CAS werd in feite de voorloper van het CNV. Ook als minister heeft Talma door zijn verzekeringswetten (Ziektewet, Invaliditeits- en Ouderdomswet) de herziening van de Arbeidswet en de beschermende wetsbepalingen inzake de werkzaamheden van bakkers, landarbeiders, steenhouwers en stuwadoors veel gedaan voor de belangen van de arbeiders in ons land. Geliefd bij vele arbeiders werd hij door anderen niet altijd (voldoende) begrepen. ARCHIEF: Collectie A.S. Talma in Documentatiecentrum Nederlands Protestantisme Vrije Universiteit (Amsterdam). PUBLIKATIES: Behalve de genoemde: artikelen in De Nederlander 1893, 1894 en in Patrimonium als redactielid/redacteur; De evangelische sociale roeping in het licht der kerkgeschiedenis (Vlissingen 1894; vertaling voordracht van Prof. dr. Ad Harnack); Mammonkiesrecht of mannenkiesrecht? (Vlissingen 1894); De arbeiders beweging (Utrecht 1914). LITERATUUR: F. Netscher, 'Karakterschets van A.S. Talma' in: De Hollandsche Revue 6, 1901, 569-579; F. Noordhof, Met God, vóór Oranje en ons Recht! (Wageningen 1906); C. Smeenk en P. van Vliet jr. PORTRET: A.S. Talma, uit: R. Hagoort, Het beginsel behouden (z.pl. 1934) t.o. 32 Auteur: J. van der Molen Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 1 (1986), p. 129-130 Laatst gewijzigd: 13-02-2003 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Margaretha van Schaardenburg | geb. 16 Aug 1866 overl. 9 MRT 1922 |
Huwelijk: | 20 Jan 1888 | Dordrecht |
Kinderen: | ||
Wilhelmina Talma | geb. 18 MEI 1894 overl. 12 Juli 1982 | |
Dirk Talma | geb. 4 OKT 1904 overl. 16 Sept 1975 | |
Aleida Talma | geb. 2 Dec 1888 overl. 16 Aug 1952 | |
Johanna Talma | geb. 6 Apr 1890 overl. 16 Sept 1991 | |
Elisabeth Maria Talma | geb. 30 Dec 1892 overl. 17 Apr 1985 | |
Jan Talma | geb. 23 Aug 1898 overl. 21 Nov 1981 |