Paul van 't Veer
Geslacht: | Man | |
Vader: | Pieter van 't Veer | |
Moeder: | Geesje Brouwer | |
Geboren: | 16 Juni 1922 | Den Haag |
Overleden: | 14 MEI 1979 | Amsterdam |
Beroep: | journalist en historicus | |
Aantekeningen: | Blijkbaar waren de talenten waardoor Paul van 't Veer zich later zou onderscheiden, op de lagere school nog niet merkbaar, want op aanraden van de onderwijzer ging hij naar de handelsdagschool met 4-jarige cursus aan de Waldeck Pyrmontkade in zijn geboorteplaats. Hier bleek zijn belangstelling voor literatuur, zodat hij na eindexamen in 1940 naar de 7e (zg. literaire) HBS-A aan de Raamstraat ging, waar hij de laatste twee klassen doorliep. Hierna volgden twee jaren studie Nederlands op de School voor taal- en letterkunde te 's-Gravenhage (1942-1944). Ondertussen was hij werkzaam o.a. op het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, wat hem voor uitzending naar Duitsland vrijwaarde. In het laatste oorlogsjaar begon hij gedichten te publiceren in clandestiene literaire blaadjes, zoals Maecenas (later En Passant). Na de bevrijding schreef hij o.a. in De Roode Lantaarn (later Columbus) en Debuut. Ook verscheen in die tijd van hem essayistisch werk in de Haagse editie van De Waarheid. Op 10 mei 1945 werd hij bij het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) verslaggever en redacteur Overzeese Gebiedsdelen. Na ongeveer een jaar ging hij in dezelfde functie werken voor het persbureau Aneta in Batavia, waar hij drie jaar zou blijven. Hier ontstond zijn levenslange belangstelling voor alles wat met Indonesië te maken had. 'Ik ben door Indonesië getekend en beïnvloed', zou hij later zeggen (Haagse Post, 5-1-1974). Naast zijn journalistieke werk (behalve voor Aneta, o.a. voor Het Vrije Volk (HVV), persbureau Reuter en de Chicago Daily Tribune) zette hij zijn literaire activiteiten voort, o.a. in De Nieuwsgier, Oriëntatie en het Chinese dagblad Kengpo, alle te Batavia verschijnend. In 1949 verliet Van 't Veer Indonesië om, via New York, waar hij enkele maanden voor Aneta de behandeling van de Indonesische kwestie in de Verenigde Naties volgde, in 1950 in dienst te treden bij HVV te Amsterdam. Hier zou hij twintig jaar blijven, beginnend bij de redactie buitenland, waarvan hij enkele jaren later de chef zou worden, een functie die hij afwisselde met die van chef van de kunstredactie en adjunct-chef van alle redacties. Ook was hij in 1956, uitgeleend door HVV , enige maanden waarnemend hoofdredacteur van Vrij Nederland. In 1970, nadat Rotterdam de enige plaats van vestiging van HVV was geworden, ging hij over naar Het Parool, waar hij chef van de opiniepagina werd, een functie die hij tot zijn overlijden zou houden. Voor beide dagbladen maakte hij vele reportagereizen. In 1967 was hij, op verzoek van de Nederlandse regering, officieel waarnemer bij de verkiezingen in Zuid-Vietnam, samen met G.B.J. Hiltermann en H.J. Neuman. In wijdere kring werd hij bekend door zijn optreden, vanaf 1952, als commentator voor radio en, later, televisie (Achter het Nieuws) van de VARA. Hield Van 't Veer zich als journalist voornamelijk bezig met politieke zaken, daarnaast publiceerde hij veel letterkundig en ook steeds meer op historisch gebied - aanvankelijk in tijdschriften, zoals Literair Paspoort, Libertinage en, vooral, Hollands Maandblad. Maar spoedig begonnen er ook boeken van hem te verschijnen, die bijna alle met Indonesië te maken hadden. Eerst interesseerde hij zich vooral voor mensen van het tweede plan, zoals Dirk van Hogendorp, F.W. Junghuhn, W.R. van Hoëvell, S.E.W. Roorda van Eysinga en H.H. van Kol, over wie hij opstellen schreef, gebundeld in Geen blad voor de mond... (Amsterdam, 1958). Ook zijn biografie van Daendels... Zeist [etc.], 1963) kan als uiting van deze belangstelling gelden. Een meer omvattend onderwerp behandelde hij in De Atjeh-oorlog (Amsterdam, 1969). Hierin verdedigde hij de stelling dat de periode 1873-1942 in feite als één Atjeh-oorlog moet worden beschouwd. Tijdens zijn werk aan dit boek, waarvan twee vertalingen in het Indonesisch zouden verschijnen, stuitte hij op de nog onuitgegeven dagboeken van generaal A.W.P. Weitzel, die van 1873 tot 1875 en van 1883 tot 1888 minister van Oorlog en in 1883/1884 enige maanden minister van Koloniën ad interim was geweest. Uit die dagboeken publiceerde Van 't Veer onder de titel Maar Majesteit! (Amsterdam, 1968) voornamelijk gedeelten die te maken hadden met de persoon van Willem III. Het is geen wonder dat Van 't Veer ook spoedig door de figuur van Multatuli geboeid raakte. Hij begon met Liefdesbrieven van Multatuli (Amsterdam, 1979) uit te geven. Het wekte enige bevreemding dat het hier ging om een heruitgave van de door de weduwe van E. Douwes Dekker sterk gekuiste uitgave van 1892, die Van 't Veer zelf in zijn nawoord 'briefvervalsing' noemde - en dit terwijl de ongekuiste brieven al in de door G. Stuiveling bezorgde Volledige Werken (Amsterdam, 1950-dl.) waren verschenen. Voor zover rehabilitatie nodig was - een copyrightkwestie had hem tot deze niet door iedereen begrepen handelwijze gebracht - verwierf Van 't Veer die zich met zijn postuum verschenen Het leven van Multatuli (Amsterdam, 1979), dat, als gevolg van het overlijden van de auteur, Douwes Dekkers leven slechts tot het verschijnen van de Max Havelaar (1860) beschrijft (en daarom een niet geheel juiste titel draagt: immers vóór 1860 gebruikte Douwes Dekker het pseudoniem Multatuli niet). Van 't Veers boeken vonden over 't algemeen een gunstig onthaal - ook bij vakhistorici. Zijn laatste boek noemde Stuiveling in het tijdschrift Over Multatuli (1982) 95-111 een 'onvoltooid meesterwerk', o.a. omdat er nieuw materiaal in was verwerkt. Ook Van 't Veers gewoonte zijn figuren tegen de economische en sociale achtergronden van hun tijd te schetsen werd veelal geprezen. Wel vonden sommige critici, onder wie ook Stuiveling, zijn stijl soms al te vlot, al te journalistiek. Maar het was Van 't Veers streven om, zonder de hand te lichten met wetenschappelijke eisen, een zo groot mogelijk publiek te interesseren voor de historische onderwerpen die hem bezighielden. Daar is hij in geslaagd. Van Daendels en Maar Majesteit! verschenen verscheidene drukken. Als journalist werd Van 't Veer vooral gewaardeerd om, zoals een van zijn collega's in een necrologie schreef, zijn 'ongewone vermogen om op zachtzinnige wijze harde waarheden uit te spreken' (Vrij Nederland, 26-5-1979). Daarbij spaarde hij in de jaren '70 zijn eigen partij, de Partij van de Arbeid, niet. Vooral diegenen die sympathieën koesterden voor regimes van Castro in Cuba of Mao in China, moesten het bij hem ontgelden. Als journalist en als historicus bewaarde hij meestal een nuchtere afstand tot zijn onderwerp - wat vooral in het geval van Multatuli, die nog altijd hartstochten weet te wekken, geen geringe prestatie mag heten. De prijs voor de dagbladjournalistiek van de Vereniging De Nederlandse Dagbladpers werd hem in 1979 postuum toegekend. P: Behalve de reeds genoemde publikaties o.a.: Vriend en vijand in de kolonie. Enkele variaties op het thema der menselijke verhoudingen onder koloniale omstandigheden vooral in Nieuw-Guinea, Suriname, de Nederlandse Antillen, Indonesië en Nederland (Amsterdam, 1956); Nieuw-Guinea tegen wil en dank. Een historische omschrijving en een waarschuwend toekomstperspectief... (Amsterdam, 1960); samen met A.L. Constandse en J.L. Heldring, Gelijk hebben en krijgen. Commentaren op Nederlands buitenlandse politiek (Amsterdam, 1962); Soekarno (Den Haag, 1964); De helden van onze tijd (Amsterdam, 1965); Je moet er geweest zijn. Documentaire roman uit de koloniale nadagen van het eiland Boela... (Amsterdam, 1971); Drees. Neerslag van een werkzaam leven. Een keuze uit geschriften, redevoeringen, interviews en brieven uit de jaren 1902-1972 (Assen, 1972); De strijdlustige amateur (Amsterdam, [1973]); Notities van een waarnemer ([Amsterdam], 1979). L: Haagse Post, 5-1-1974; Het Parool, 15-5-1979 en 16-5-1979; NRC Handelsblad, 16-5-1979; Vrij Nederland, 26-5-1979; Het Parool, 7-9-1979; Over Multatuli (1979) 3. J.L. Heldring Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989) Laatst gewijzigd op 05-09-2003 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Johanna Cornelia Suiker | |
Huwelijk: | 29 Aug 1947 |