Jacob Drent
Geslacht: | Man | |
Vader: | Klaas Drent | |
Moeder: | Jeichiena Medema | |
Geboren: | 20 Feb 1890 | Onstwedde |
Beroep: | veenarbeider, tuinder | |
Aantekeningen: | Schiermonnikoog. Kweker. Vooraanstaand revolutionair. Staat ongunstig bekend. Lijst revolutionairen (1925). zijn kind overlijdt tijdens zijn gevangenschap, zijn vrouw kort na zijn vrijlating ; Boekje Lod. van Mierop: Eind sept 1916 gearresteerd. adres: Wacht, Emmakazerne, Assen Overgebracht naar Huis van Bewaring te Arnhem Veroordeeld tot 3 mnd. voor dienstweigering en 6 weken voor desertie (met aftrek van 25 september) De Arbeider 22-7-1916: Onze vriend Jacob Drenth te Valthermond, landstormplichtige (?) lichting 1910, kreeg een oproep voor de keuring op 8 juli. In plaats daarvan te voldoen, stuurde hij de stukken terug met een begeleidend schrijven van den volgenden inhoud: Aan den Heer Burgemeester der gemeente Odoorn. Ellende genoeg! Mijnheer, Ellende genoeg staat hierboven geschreven. Ik zal het anders moeten zeggen en schrijven enz enz >> knipsel De Arbeider 2/12/1916 << Onze kameraad Jac. Drent, die naar Arnhem verhuisde, schreef ons d.d. 19 November, dat 't hem daar beter bevalt als in Assen en Alkmaar. Het is daar veel zindelijker, hij heeft daar werk en kan er lezen, daar 's avonds licht wordt ontstoken en boeken worden verschaft. "Het eten is hier anders slechter dan te Alkmaar en Assen het geval was, schrijft hij. Maar toch verkies ik deze betrekking voor de provoost te bewonen. Het zal misschien nog wel slechter worden. Want als ik eerst veroordeeld ben en dan naar mijn dunken?? In de strafgevangenis kom, dan zal het met het etennog wel niet beter worden. Want nu kan ik van eigen zakgeld nog wat uit de cantine koopen en dat zal dan wel eerst over zijn. Maar ik kan er ook nog wel een beetje bij dragen, hoor! Want als ik bedenk, waarvoor ik hier zit, dan ben ik gelukkig en gevoel ikzoo duidelijk dat ik niet anders kan. En dat maakt mij sterk in mijn strijd en zal daarvoor ook moedig weten stand te houden. Wel heeft men hier soms droevige oogenblikken, want men gevoelt zich wel eens erg verlaten, maar als men dan weer bedenkt op welk een manier men de gevangenis kan ontloopen, zie dan ben ik weer overtuigd, dat ik dat niet kan. Want dan zou ik de kazerne moeten binnengaan en mij oefenen in het werk, dat, ik durf het haast niet op het papier neerschrijven, bestaat in .. Menschenmoorden leeren. Dan gevoel ik, dat het voor mij onmogelijk is om daaraan te voldoen. En daarom het onvermijdelijke ook maar met moed getrotseerd en als ik dan na afloop van langen tijd wordt ontslagen van strafvervolging, dan durf ik met open oogen mij vrij weer onder de menschen begeven, daar ik overtuigd ben, niet voor een misdaad in de gevangenis gezeten te hebben. Lang zal het nog wel duren voor dat die tijd is aangebroken, maar toch als ik naga, dat ik nu al bijna 2 maanden heb doorgebracht in de eenzaamheid, dan weet ik nog niet waar die tijd zoo gauw is gebleven. Als men de tijd vooruit aanschouwt, ja, dan schijnt het ons een oneindigheid toe, maar toch, als ik dan weer achteruit zie, dan gaat het nog al tamelijk snel voorbij." Den datum 26 Nov. Schrijft Drent: "Lang zal ik hier nu wel niet meer in het huis van bewaring blijven, want ik reken wel, dat, nu de veroordeeling is gevallen, ik wel binnenkort naar de strafgevangenis zal worden overgebracht. Dat zal wel eerst weer een beetje ongewoon worden, maar het went op den duur ook weer. Men raakt ten laatste overal aan gewoon en ofschoon het ver van aangenaam is in de gevangenis te zitten, toch is het precies of men ten laatste al nie anders weet. En vooral als men weet, dat men geen misdaad op zijn geweten heeft, zie, dat verlicht de straf oneindig veel. 'k Wou ook niet graag dat ik hier voor een werkelijken misdaad moest zitten. Neen, dat zou ik niet willen, en juist omdat ik geen misdaad wil begaan, moet ik evengoed de gevangenis in! Maar dat zal mij daarom toch nooit tot dien misdaad brengen, integendeel, ik zie daaruit weer zoo duidelijk in, dat wij door onrechtvaardige machten getiranniseerd worden. Ten koste der ellende van millioenen medemenschen gebruiken enkelen ons, om op de manier groote winsten te verzamelen. Duizenden en nog eens duizenden jonge kerels zijn reeds gevallen in den tegenwoordigen menschenstrijd. Duizenden moeders en vrouwen treuren over het verlies hunner zonen en mannen, die heengingen en nooit tot hen zullen wederkeeren. Zou ook ik daar aan mee doen? Zou ook ik mij voor zulk werk willen oefenen? Neen nooit! Ik verafschuw zulk een bestaan, ik ril reeds als ik er aan denk, dat ik mijn medemensch het bajonet in het lichaam zou moeten stooten of heen als een ondier neer te schieten. Ook andere menschen hebben immers evengoed als ik een vrouw en moeder te huis. Zou ik dan het geluk van die vrouwen en moeders kunnen verwoesten, door hun geliefde man of zoon voor eeuwig te ontnemen? Neen, als ik dan aan eigen vrouw en moeder denk, die beiden van verdriet krankzinnig zouden worden, als ze mij op zoo'n manier moesten missen, dan is het onmogelijk voor mij, om datgene te doen wat de heeren machthebbers van mij verlangen. Heel lang zal ik wel van de mijnen worden afgesloten, maar met de gedachte, dat ik eenmaal als ongeschonden mensch weer terug zal keeren, zie, dat doet mij leven en ben ikook heelemaal niet bang, dat ik den strijd niet zal volhouden. Neen, daar was ik al lang te voren van overtuigd, dat ik nooit soldaat kon worden. De gevolgen die daardoor kwamen wist ik ook al lang te voren, maar duizendmaal zal mij dat lichter vallen, dan datgene te verrichten hetgeen voor mij de grootste misdaad is, die ooit ten uitvoer kan worden gebracht. Dat allen er niet gelijk met mij over denken, kan ik niet helpen, dat ik tot zooiets niet in staat ben. Ik zou, om datgene te volbrengen hetgeen van den soldaat wordt verslaagd?, eerst een misdadiger zou ten worden, en dat wil ik nooit." krijgsraad Arnhem 24 november 1916, uitgesproken 12 januari 1917, no. 46 Jacob Drent, geb te Onstwedde op 20-2-1890, arbeider, landstormplichtig soldaat dienende bij 2. Depot 5 Infanterie brigade, volgno. 7, gedetineerd te Arnhem verwezen naar krijgsraad op 20-10-1916 door garnizoenscommandant te Alkmaar krijgsraad Arnhem 24 november 1916 klacht 1: behorende tot landstorm jaarklasse 1910 uit de gemeente Odoorn, heeft niet voldaan aan de oproeping van de burgemeester van Exle van 1 aug 1916 om te melden in Assen. Is op 25 september 1916 te Valthermond door de politie aangehouden. Klacht 2: te Alkmaar op 12-10-1916 de order geweigerd om de militaire kleding aan te trekken, zeggende: Al gelast je het me dertig maal, ja, je kunt me doodmartelen, ik trek het niet aan, of woorden van die strekking. Veroordeeld tot 6 weken militaire detentie en 3 maanden militaire gevangenisstraf, vanaf 25 sept 1916 op de detentie. |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Goossina Siepel | geb. 18 Feb 1892 overl. 11 MEI 1917 |
Huwelijk: | 6 MEI 1916 | Nieuwe Pekela |
Kinderen: | ||
Jeichina Drent | geb. 12 Dec 1916 overl. 3 Feb 1917 |
Gezin 2
Huwelijkspartner: | Riemke Ekema | geb. 1903 |
Huwelijk: | 23 Apr 1924 | Schiermonnikoog |