Josephine Judica Mendels
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Isidore Mendels | |
Moeder: | Emma Levij | |
Geboren: | 18 Juli 1902 | Groningen |
Overleden: | 10 Sept 1995 | Eindhoven |
Religie: | Ned. Isr. | |
Beroep: | schrijfster en actrice | |
Aantekeningen: | Josepha Mendels groeide op in een orthodox joods gezin in Groningen, als jongste van drie dochters. Haar vader had gehoopt op een jongen en gaf haar daarom een jongensnaam met een a erachter ze werd Jos genoemd en later noemde ze zichzelf ook zo. Het liefst wilde ze actrice worden, maar haar vader was daar fel tegen gekant. Vanaf haar veertiende bezocht ze de Middelbare Meisjesschool (MMS) in Deventer, waar ze bij verschillende gezinnen in de kost was, en deed in 1920 eindexamen. Op de MMS beleefde ze haar eerste grote liefde: voor een meisje. Terug in Groningen ging ze naar de huishoudschool. In die tijd kreeg Mendels een kortstondige, tamelijk onschuldige verhouding met de man van haar zanglerares, de eerste van haar altijd niet-verplichtende relaties met mannen. Vaste verbintenissen leken haar een gevangenis. Dat was in die dagen een opmerkelijk feministische houding, maar misschien was die eerder tekenend voor haar tegendraadse, eigenzinnige karakter dan politiek of ideologisch geïnspireerd. Na de huishoudschool ging ze naar de kweekschool, maar in plaats van lerares werd ze in 1923 gouvernante in Den Haag, waar haar ouders naartoe waren verhuisd. In 1927 ging ze eerst als lerares vervolgens als directrice werken bij het Zwaluwnest, een avondopleiding in Den Haag voor armlastige joodse meisjes. Hier leerde ze tekenlerares en schilderes Berthe Edersheim kennen, een vriendin voor het leven, die haar aanspoorde haar ambities als schrijfster te verwezenlijken. Correspondente in Parijs In 1936 toog Josepha Mendels als freelance journaliste naar Parijs. Ze werkte daar als correspondente voor onder andere het Kamper Nieuwsblad, de Dameskroniek, Elseviers Weekblad en NRC en schreef over uiteenlopende zaken, maar vooral over mode en het uitgaansleven, zoals theater, film en musea. Om te verhullen dat zoveel artikelen van één auteur afkomstig waren, publiceerde ze vaak onder pseudoniem. Toen ze in mei 1940, na het uitbreken van de oorlog, als jodin gedwongen werd uitsluitend nog onder pseudoniem te publiceren, weigerde ze dat uit principe. Ze staakte haar journalistieke werkzaamheden en begon aan haar eerste roman, Rolien en Ralien. In 1942, toen de razzias van de Duitsers op de joden op gang kwamen, dook Mendels enige tijd onder bij vrienden in Parijs en vluchtte ten slotte naar Spanje. Ze werd beroofd door haar gids en vlak over de grens in Figueras aangehouden door de Spaanse autoriteiten. Na een kortstondige gevangenschap lukte het haar via Madrid naar Lissabon te ontkomen. Omdat ze op de bezorging van een mantelpakje wachtte, miste ze haar vlucht naar Londen een geluk, want het toestel werd door de Duitsers neergehaald. Met een volgende vlucht bereikte Mendels alsnog de Engelse hoofdstad. Daar werkte ze bij de Franse afdeling van de Rijksvoorlichtingsdienst in Stratton House, bij de luisterdienst van de Nederlandse radiodienst. Mendels maakte berichten van de uitzendingen uit bezet Nederland. Later werkte ze bij Nouvelles de Hollande, een informatieblad voor Franstalige landen. Intussen had ze een verhouding met een getrouwde Nederlandse man, een vluchteling die zijn gezin had moeten achterlaten. Ze zou er later over schrijven in Je wist het toch... (1948), dat zoals het meeste van haar werk een autobiografische roman is. Na de oorlog Kwam Josepha Mendels zelf relatief veilig de oorlog door, haar moeder, haar beide zussen Edith en Ada, haar zwager en twee neefjes werden door de Duitsers gedeporteerd en vermoord. In maart 1945 keerde Mendels terug naar Parijs, waar ze ging werken bij de voorlichtingsdienst van de Nederlandse ambassade, het Bureau dInformation. Twee jaar later verscheen haar debuutroman Rolien en Ralien (1947), een verhaal over de ontluikende lesbische gevoelens van een jong meisje. Een jaar later beviel ze, 46 jaar oud, van een zoon, Eric. De vader was een getrouwde man die zijn zoon vaak bezocht, maar Mendels had geen geen vaste verhouding met hem. Erics opvoeding nam ze zelf ter hand, met hulp van Nederlandse au pairs, want ze was inmiddels weer volop aan het werk als correspondente voor talloze Nederlandse kranten, weekbladen en magazines, waaronder Vrij Nederland. In 1953 verhuisde Mendels van de Rue Mouffetard, waar de roman Alles even gezond bij jou (1953) zich afspeelt, naar een appartement aan de Rue Trétaigne. Vijf jaar later trok de inmiddels gescheiden Berthe Edersheim bij Mendels en haar zoon in. Pas in 1970 publiceerde ze een nieuwe en haar laatste roman, De speeltuin. Op 72-jarige leeftijd begon ze nog een korte carrière als actrice, een sinds haar jeugd gekoesterde wens. Ze kreeg een hoofdrol in Grenouille (Kikker), een avantgardistisch stuk van regisseur Pierre Sala. Zo trad ze zes keer per week anderhalf uur op in het Théâtre des Mathurins. Daarna speelde ze nog in enkele Franse films en televisieseries, zoals La marge en Petit déjeuner compris. In 1992 keerde ze met Berthe terug naar Nederland en ging in Eindhoven wonen om dichter bij haar zoon en zijn gezin te zijn. Berthe Edersheim overleed er in 1993, Josepha Mendels twee jaar later. Ze werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats Woensel in Eindhoven. Waardering Mendels eerste roman Rolien en Ralien kreeg een eervolle vermelding van de stad Amsterdam. Haar derde roman, Als wind en rook (1950), werd bekroond met de Vijverbergprijs van de Jan Campertstichting. De vader van Robinson Crusoë kreeg de Onderscheiding jeugdboek over een kunstenaar. Haar onuitgegeven, maar wel opgevoerde toneelstuk Breng de bessen Berthe (1957) kreeg een bekroning van de gemeente Amsterdam. In 1964 werd ze door de Franse staat geëerd met de benoeming tot Chevalier dans lOrdre des Palmes Académiques voor haar culturele verdiensten. Voor haar gehele oeuvre ontving Josepha Mendels in 1986 als eerste de Anna Bijnsprijs. Naslagwerken Van Bork/Verkruijsse; Joden in Nederland; Ter Laan; Schrijvende vrouwen. Publicaties Behalve bovengenoemde publicaties verschenen van Mendels hand: Bon appetit. Frans koken in de Lage Landen (Utrecht 1954). Heimwee naar Haarlem (Amsterdam 1958). Literatuur Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Omega en Alfa. De taal van Josepha Mendels, Ons Erfdeel 29 (1986) 661-667. Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Josepha Judica Mendels, Jaarboek Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1995/96 (1997) 99-103 [ook online op DBNL]. Marjoline Clement, Josepha Mendels, taal en tijd (dissertatie, Amsterdam 1997). Janet Luis, Josepha Mendels, in: Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945. Max Nord, Josepha Mendels. Portret van een kunstenaar (Amsterdam 1981). Sylvia Heimans, Josepha Mendels. Het eigenzinnige leven van een niet-nette dame (Amsterdam 2016) [verschenen na publicatie van dit lemma]. Auteur: Joris van Groningen laatst gewijzigd: 21/07/2017 |