Johannes Theodoor Thijsse

Geslacht: Man
Vader: Jacobus Pieter Thijsse
Moeder: Helena Christina Petronella Bosch
Geboren: 11 Apr 1893 Amsterdam
Overleden: 30 Apr 1984 Leiderdorp
Beroep: civiel ingenieur
Aantekeningen: Jo was de oudste zoon van de bekende bioloog en natuurbeschermer Jac. P. Thijsse, voor wie hij een grote bewondering had. Zijn vader bracht hem de liefde bij voor de natuur. Op de Haarlemse HBS bleek zijn aanleg voor wiskunde en techniek. Om die reden ging hij in 1911 aan de Technische Hoogeschool te Delft weg- en waterbouwkunde studeren. Op 7 juni 1917 behaalde Thijsse met lof het diploma van civiel-ingenieur.
Na gedurende een jaar als reserve 1e luitenant gemobiliseerd te zijn geweest, aanvaardde hij in december 1918 een functie bij de staatscommissie belast met het onderzoek naar te verwachten hogere waterstanden in verband met de afsluiting der Zuiderzee, die onder leiding stond van de Leidse hoogleraar in de natuurkunde H.A. Lorentz. Thijsse, die het meet- en rekenwerk uitvoerde, onderging de inspirerende invloed van deze geniale leermeester met een dankbaarheid die hem zijn gehele leven bijbleef: Lorentz leerde hem hoe theorie en praktijk te combineren. Sinds juni 1919 trad hij op als tweede secretaris van de staatscommissie en zou hij als zodanig een belangrijk aandeel hebben in haar in 1926 uitgebrachte eindrapport.
Intussen was Thijsse op 1 februari 1920 benoemd tot ingenieur bij de inmiddels opgerichte Dienst der Zuiderzeewerken. In deze functie werd hij geregeld uitgezonden naar Karlsruhe, waar in het Flussbaulaboratorium van de Technische Hochschule onder leiding van prof. Th. Rehbock voor deze Dienst modelproeven werden uitgevoerd. Het succes van de hier toegepaste onderzoeksmethode trok in toenemende mate de aandacht van de Rijkswaterstaat en de Technische Hoogeschool, met het gevolg dat in in 1927 een bescheiden begin werd gemaakt met een waterbouwkundig laboratorium in de kelder van het gebouw voor weg- en waterbouwkunde te Delft. Thijsse kwam aan het hoofd te staan van dit onderzoeksinstituut, waarbij hij door de Dienst der Zuiderzeewerken voor de helft van de tijd gedetacheerd werd. Onder zijn bezielende leiding groeide de onderneming voorspoedig. In 1933, toen een nieuw gebouw kon worden betrokken, werd het laboratorium formeel ondergebracht in de Stichting Waterbouwkundig Laboratorium, ressorterend onder de minister van Waterstaat. Thijsse - sinds 1932 hoofdingenieur bij de Dienst der Zuiderzeewerken - werd op 1 december van dat jaar benoemd tot directeur. In 1936 kwam hier nog een derde functie bij, toen hij tijdelijk werd belast met het geven van onderwijs in de theoretische en praktische hydraulica aan de Technische Hoogeschool, een leeropdracht door hemzelf schertsend betiteld als 'kwekeling met acte'. In 1938 volgde zijn benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de theoretische en experimentele hydraulica te Delft.
Tijdens de Duitse bezetting liep het aantal opdrachten voor het Waterloopkundig Laboratorium geleidelijk terug. Toch dateert juist uit deze periode Thijsses belangrijke advies tot kanalisering van de Nederrijn en Lek in plaats van de voorgenomen kanalisering van de IJssel. Na de oorlog speelde hij een hoofdrol bij het herstel en de drooglegging van het ten gevolge van de geallieerde bombardementen eind 1944 onder water gelopen Walcheren. Mede met behulp van schaalmodellen ontwikkelde hij de strategie voor de sluiting van de dijkgaten.
Op 1 september 1946 werd Thijsses buitengewoon hoogleraarschap omgezet in een ordinariaat, al zou hij - sinds 1 januari 1948 in de rang van hoofdingenieur-directeur - als adviseur aan de Dienst der Zuiderzeewerken verbonden blijven. De naam van het Waterloopkundig Laboratorium was intussen gevestigd: er kon bij wijze van spreken geen plan voor een 'nat' waterstaatswerk worden uitgewerkt zonder dat eerst het advies van Thijsse was ingewonnen. Zo werd voor de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal met de rivier de Lek onder zijn leiding een speciale ellipsvorm ontwikkeld voor de voorhavens, die daardoor in waterbouwkundige kringen bekend werden als 'de eieren van Thijsse'. Na de stormramp van 1 februari 1953, die grote delen van zuidwest-Nederland onder water zette, werd Thijsse, toen juist naar de Verenigde Staten vertrokken voor het vervullen van een gasthoogleraarschap, met spoed teruggeroepen. Naast zijn vele adviezen bij het sluiten van de dijkgaten werkte hij als lid van de Deltacommissie mee aan de plannen voor de toekomst.
Door de combinatie van zijn hoogleraarschap met de functie van directeur van het Waterloopkundig Laboratorium kon Thijsse zijn studenten aan de hand van schaalmodellen vertrouwd maken met de fysische processen. Ook voor niet-ingewijden was het spel van het water echter boeiend. Een bezoek aan het instituut met een heldere uitleg van Thijsse zelf stond bij bezoeken van buitenlandse staatshoofden meermalen op het programma, mede op aanraden van koningin Juliana, die een hoge dunk van hem had en met wie hij op goede voet stond. In 1963 onderscheidde zij hem met de eremedaille in goud voor voortvarendheid en vernuft van de huisorde van Oranje. Het was een van de vele eerbewijzen die Thijsse in binnen- en buitenland ten deel vielen. Zo was hij sinds 1948 lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en ontving hij in 1963 een eredoctoraat van de Universiteit te Luik.
De medewerking die Thijsse verleende aan internationale congressen, maakte hem tot ver over de landsgrenzen bekend. De regering van een groot aantal landen, waaronder Groot-Brittannië, Italië, Israël, Pakistan en Nigeria, diende hij van advies op het terrein van de hydraulica. Mede op zijn initiatief kwam in 1956 te Delft de International Course in Hydraulic Engineering tot stand, met als doel studenten uit de ontwikkelingslanden bij te scholen. Tot op 75-jarige leeftijd heeft hij hier les gegeven. Ook in internationaal verenigingsverband was Thijsse op zijn vakgebied actief. Vanaf de oprichting in 1935 tot 1959 trad hij bijvoorbeeld op als secretaris van de International Association for Hydraulic Research, en binnen de International Association for Scientific Hydrology vervulde hij van 1951 tot 1957 dezelfde functie.
In verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd werd Thijsse op 1 mei 1958 eervol ontslag verleend als hoofdingenieur-directeur van de Dienst der Zuiderzeewerken. Daarna bleef hij echter nog vijf jaar als adviseur aan de Dienst verbonden. In 1963 ging hij als hoogleraar met emeritaat. Als directeur van het Waterloopkundig Laboratorium was hij drie jaar daarvoor teruggetreden. Ook publicitair bleef Thijsse tot op hoge leeftijd actief. Zo verscheen zijn boek Een halve eeuw Zuiderzeewerken, 1920-1970 toen hij 79 jaar oud was.
Naar het voorbeeld van zijn vader zette Thijsse zijn licht niet onder de korenmaat. Heel zijn leven was hij gedreven enthousiast en blijmoedig optimistisch. Wanneer hij bij dit alles wel eens de discretie vergat of in zijn onstuimigheid de ambtelijke usances doorbrak, bleven spanningen met de Rijkswaterstaat niet uit. Thijsse was echter onmisbaar. Zijn betekenis voor de ontwikkeling van de Nederlandse waterbouwkundige techniek is dan ook zeer groot geweest.
A: Zakelijke bescheiden (o.a. werkdagboeken) berusten bij de bibliotheek van het Waterloopkundig Laboratorium te Delft. Persoonlijke bescheiden berusten bij de familie.
P: Een overzicht van Thijsses publikaties berust bij de bibliotheek van het Waterloopkundig Laboratorium te Delft.
L: Behalve herdenkingsartikelen o.a. in NRC Handelsblad , 5-5-1984; door J.E. Prins, in Hydro Delft , 68 (1984) [inlegvel]; door J.A. Battjes, in Jaarboek [van de] Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1985 (Amsterdam [etc.], 1985) 178-182: Jaarboek van de Technische Hoogeschool te Delft ... 1938 (Delft, 1938) 61-62; 'Johannes Theodoor Thijsse', in Selected aspects of hydraulic engineering [liber amicorum] (Delft, 1963) 7-11; 'Prof.dr.ir. J.Th. Thijsse 80 jaar', in De Ingenieur , 85 (1973) 421-422; W.N. van Ritbergen-Siewers, 'Grote carrière vond basis in het Zuiderzeeproject: J.Th. Thijsse', in Het Zuiderzeeproject. Voor- en tegenstanders, plannenmakers en uitvoerders (Zutphen, 1990) 35-38.
I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1985 (Amsterdam 1985) 178.
A. Waalewijn
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013

Gezin 1

Huwelijkspartner: Wilhelmina Gerritsen geb. 18 Feb 1895
Huwelijk: 14 Aug 1917 Terschelling