Gerrit Arie Lindeboom
Geslacht: | Man | |
Vader: | Cornelis Lindeboom | |
Moeder: | Anthonia Margaretha de Jong | |
Geboren: | 4 Jan 1905 | Bolnes |
Overleden: | 5 Juni 1986 | Amsterdam |
Religie: | Ger. Kerk | |
Beroep: | internist en publicist | |
Aantekeningen: | Lindeboom was de vierde uit een gezin van elf kinderen. Na de lagere school in Gorinchem en Amsterdam volgde hij, van 1916 tot 1920, gereformeerd gymnasiaal onderwijs te Amsterdam en vervolgens, van 1920 tot 1922, te Kampen, waar hij inwoonde bij zijn grootvader Lucas Lindeboom, hoogleraar aan de Theologische School aldaar. Zijn medische studie aan de Universiteit van Amsterdam sloot hij op 20 maart 1929 af met het artsexamen. Een reis als scheepsarts naar Nederlands-Indië ging vooraf aan zijn specialisatie, zowel in de röntgenologie onder leiding van prof. J. van Ebbenhorst Tengbergen, bij wie hij op 28 mei 1930 aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde op het proefschrift Encephalografie , als in de inwendige geneeskunde, waarvoor prof. I. Snapper zijn leermeester was. Van 1929 tot 1933 was Lindeboom, al dan niet voltijds, verbonden aan achtereenvolgens het Juliana Ziekenhuis te Apeldoorn, het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam en het Tuberculose-Sanatorium te Bilthoven. In 1933 vestigde Lindeboom zich als internist-röntgenoloog te Amsterdam. Onder zijn collega-internisten was Lindeboom al vroeg een markante verschijning, niet alleen wegens zijn reputatie als clinicus, maar vooral als publicist, redenaar en organisator. De laatstgenoemde kwaliteit kwam duidelijk naar voren bij de oprichting, in april 1944, van een privé- ziekenhuis te Amsterdam, bekend onder de naam Pieter van Foreestkliniek. Hiervan zou Lindeboom tot 1969 geneesheer-directeur blijven; de overname van deze kliniek door de gemeente Amsterdam, in het laatstgenoemde jaar, ging gepaard met een juridische strijd, die eindigde met het bekende Lindeboom-arrest van de Hoge Raad (Nederlandse Jurisprudentie 1970 , nr. 154). In de jaren vijftig had Lindeboom reeds een centrale positie verworven binnen de organisatie van protestants-christelijke artsen in Nederland. In de jaren zestig zou hij dit, samen met enkele collega's uit de Angelsaksische landen, uitbreiden tot een internationaal samenwerkingsverband, thans de International Christian Medical and Dental Association geheten. In dit decennium was Lindeboom tevens de oprichter van een vijftal stichtingen, onder andere ter bevordering van de inwendige geneeskunde en van de medische geschiedenis, en ter ondersteuning van medische zendingswerkers. In 1974 riep hij de Stichting Ethica Medica in het leven, waaruit in 1986 het te Ede gevestigde Prof. Dr. G.A. Lindeboom Instituut voortkwam. Inmiddels was Lindeboom reeds in 1950 benoemd tot hoogleraar in de algemene ziektekunde, klinische propaedeuse en de encyclopedie der medische wetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, een leeropdracht die in 1955 werd aangevuld met de inwendige geneeskunde. Vóór de opening van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit in 1962 verzorgde hij de klinische colleges in zijn eigen kliniek en in het Weesperplein-ziekenhuis. Gedurende de kwart eeuw van zijn hoogleraarschap heeft Lindeboom een dominerende rol gespeeld in de ontwikkeling van de faculteit Geneeskunde van de Vrije Universiteit. In woord en geschrift - onder meer in Abortus aan de Vrije Universiteit uit 1979 - toonde hij zich een fel verdediger van de handhaving van de protestants-christelijke grondslag van deze universiteit. Na zijn emeritaat in 1975 bleef Lindeboom nog vier jaar lang directeur van het Medisch Encyclopedisch Instituut, dat hij in 1951 had opgericht. Het oeuvre van Lindeboom omvat ruim 180 medische en bijna 300 medisch-historische publikaties, waaronder zo'n 50 monografieën. Zijn belangrijkste en bekendste medische publikaties - buiten de vele klinische lessen en de tussen 1958 en 1968 verschenen, driedelige Klinische dialogen - waren gewijd aan ziekten tijdens de zwangerschap, chemotherapie, radioactieve meting van de schildklierfunctie, corticosteroïden en psychosomatiek. Spraakmakend waren Lindebooms publikaties over de relatie tussen trombose en het gebruik van anticonceptiva en zijn verzet - in De blinde mol uit 1971 - tegen de invoering van het SI-systeem. Zijn visie op de geneeskunde, in het bijzonder op de noodzakelijke eenheid van het specialisme interne geneeskunde, vindt men terug in het drietal redevoeringen dat zijn hoogleraarschap omspant: de inaugurele rede op 6 oktober 1950 over De ziel der geneeskunde , de diesrede op 20 oktober 1965 over Natuur en geest in de geneeskunde en zijn afscheidsrede op 8 november 1975, getiteld Sensorium commune. De integratieve functie van de inwendige geneeskunde . Vanaf zijn studententijd voelde Lindeboom zich betrokken bij de veranderingen in de medische ethiek. De bundel Opstellen over medische ethiek uit 1960 toonde hem als rotsvast verdediger van een bijbels genormeerde medische ethiek. Vooral in de jaren zeventig en tachtig verschenen tal van publikaties waarin hij zijn opvattingen over abortus, euthanasie et cetera naar voren bracht, bijvoorbeeld Vrijere vruchtafdrijving? uit 1970 en Euthanasie en euthanasiasme uit 1979. Sedert het begin van de jaren zestig wijdde Lindeboom zich ook aan de bestudering en beschrijving van de geschiedenis der geneeskunde. Systematisch voorzag hij dit vakgebied van de belangrijkste hulpmiddelen om het tot een universitaire discipline te kunnen ontwikkelen: in 1961 verscheen zijn Inleiding tot de geschiedenis der geneeskunde , in 1972 zijn Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland , in 1975 A classified bibliography of the history of Dutch medicine 1910-1974 en ten slotte in 1984 de Dutch medical biography . Internationaal kreeg hij vooral bekendheid door zijn studies over Boerhaave, onder meer tussen 1959 en 1979 gepubliceerd in de reeks Analecta Boerhaaviana , met als hoogtepunt het boek Herman Boerhaave. The man and his work uit 1968. De overige medisch-historische monografieën van zijn hand tonen een bijzondere interesse voor de biografie van beroemde geneesheren uit de 16e, 17e en 18e eeuw. De grote belangstelling van Lindeboom voor 'de mens in de patiënt' en zijn betrokkenheid bij hun situatie maakten hem bij de meeste patiënten zeer geliefd. Voor zijn collega's en ondergeschikten waren de bijzondere eisen die hij aan hun werk en inzet stelde niet altijd gemakkelijk. Vriend en vijand wisten dat het werk hem in het privé en zakelijk leven vóór alles ging. Terwijl hij achter de schrijftafel en katheder zich een meester van het woord toonde, vermeed Lindeboom de discussie en mondelinge confrontatie. P: Bibliografie tot 1975 in de onder L genoemde publikatie Circa Tiliam , 18-45; bibliografie voor de periode 1975-1979 in Volume commemorating the 75th anniversary of G.A. Lindeboom . Onder red. van M.J. van Lieburg (Amsterdam, 1980) v-viii. Verder, behalve de in de tekst genoemde publikaties: Ontmoeting met Jan Swammerdam (Kampen, 1980); 'Schets van de geschiedenis der Nederlandsche Internisten Vereeniging', in Nederlandsche Internisten Vereeniging 1931-1981 (Utrecht, 1981) 68-103; Tegen de stroom in. Tien jaren Nederlands Artsenverbond [Zeist, 1983]; 'Geschiedenis van de Vereniging gedurende de eerste halve eeuw', in Gedenkboek van de Vereniging tot christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken 1884-1984 . Onder red. van G.A. Lindeboom en M.J. van Lieburg (Kampen, 1984) 1-237; De medische ethiek in de branding. Een keuze uit het werk van Gerrit Arie Lindeboom . Onder red. van S. Strijbos (Amsterdam, 1992). L: C. van der Meer, 'Gerrit Arie Lindeboom', in Circa tiliam. Studia historiae medicinae Gerrit Arie Lindeboom septuagenario oblata (Leiden, 1974) 1-17; Wetenschap en rekenschap 1880-1980. Een eeuw wetenschapsbeoefening en wetenschapsbeschouwing aan de Vrije Universiteit . Onder red. van M. van Os en W.J. Wieringa (Kampen, 1980) 194-196; M.J. van Lieburg, 'G.A. Lindeboom (1905-1986) en zijn bijdrage tot de medische ethiek', in Vita Humana 14 (1987) 3 (augustus) 89-106; M.J. van Lieburg, 'Religie en geneeskunde. G.A. Lindeboom en de medische encyclopedie', in H.L. Houtzager en M.J. van Lieburg, De Stichting Historia Medicinae 1967-1987 (Amsterdam, 1987) 32-46; A.M. Luyendijk-Elshout, in Clio Medica 21 (1987/1988) 207-208. I: Circa tiliam. Studia historiae medicinae Gerrit Arie Lindeboom septuagenario oblata (Leiden, 1974) afbeelding tegenover titelblad. M.J. van Lieburg Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Catharina Sophia Kruysveldt | geb. 5 OKT 1896 |
Huwelijk: | 7 Jan 1939 | Brussel |