Alida Margaretha Bosshardt

Geslacht: Vrouw
Vader: Lambertus Bosshardt
Moeder: Wilhelmina Dieuwertje Teeling
Geboren: 8 Juni 1913 Utrecht
Overleden: 25 Juni 2007 Amsterdam
Beroep: majoor bij het Leger des Heils
Aantekeningen: Alida Bosshardt werd geboren als jongste in een Nederlands-Hervormd gezin. Ze groeide op met broer Henk (1910-1990) en achterneef Jan Pennings, die bij hen inwoonde. Omdat het gezin vaak verhuisde, bezocht Alida verschillende meisjesscholen. Ondanks problemen haar vader ging falliet en verloor erna zijn baan omdat hij katholiek werd was de sfeer in haar jeugd goed, met een zorgzame, maar nerveuze moeder en een gemakkelijker in het leven staande vader. In de achtste klas ging Alida werken in de huishouding thuis en in een manufacturenzaak. Ze wilde graag verpleegster worden, maar werd niet aangenomen als leerling-verpleegster omdat ze vaak ziek was en aan één oog slechtziend.
In 1931 ging Alida met de vriendin van Jan Pennings mee naar godsdienstbijeenkomsten van het Leger des Heils. Een jaar later werd ze lid. Na enige tegenwerpingen accepteerden haar ouders Alida’s beslissing; vader kocht het uniform en de Hallelujah-hoed voor zijn dochter.
Leger des Heils
Hoewel ook het Leger Alida’s zwakke gestel als een risico zag, begon ze in 1934 toch aan de opleiding tot Heilsofficier. Haar vader stond financieel garant voor eventuele ziektekosten . Na haar opleiding kwam kadet-luitenant Bosshardt te werken in het Rotterdamse kindertehuis en het jaar daarop werd ze overgeplaatst naar het Amsterdamse kindertehuis. Toen het Leger in 1941 officieel werd verboden, zette het Leger dit kinderwerk voort in particuliere tehuizen. Vanaf 1943 werden de kinderen velen van joodse komaf elders in het land ondergebracht.
Toen vlak na de oorlog haar vader overleed, overwoog Alida Bosshardt ontslag te nemen om voor haar moeder te zorgen. Zover kwam het echter niet, want haar moeder trok bij haar in en vond later onderdak in een bejaardenhuis van het Leger. In deze naoorlogse jaren zette Bosshardt het kinderwerk voort door voogdijkinderen en ondergedoken kinderen op te sporen. Geïnspireerd door het Vrouwen Maatschappelijk Werk waarmee ze op het Amsterdamse Hoofdkwartier in aanraking was gekomen, richtte ze op 8 oktober 1948 het Goodwillwerk op ter ondersteuning van prostituees. Dat project werd haar levenswerk. Tot 1971 moest kapitein later majoor Bosschardt het doen zonder gemeentelijke subsidie en ook de financiële ondersteuning van het Leger was beperkt. Dertig jaar na de oprichting telde het centrum vier locaties en meer dan honderd medewerkers. Het Goodwillcentrum was niet alleen voor prostituees; het was ‘een supermarkt van diensten’, ‘een geestelijk en maatschappelijk centrum voor mensen, zonder aanzien des persoons’, om hulp te bieden bij problemen zoals alcoholisme en armoede.
Het werk onder prostituees had Bosshardts bijzondere interesse; daarover handelde ook haar eindscriptie van de opleiding Maatschappelijk Werk, Sociaal werk onder zich prostituerende vrouwen (1961). Deze sociologische kennis klonk later door in haar lezingen, waarin ze haar publiek voorrekende hoeveel procent van de aanwezige mannen waarschijnlijk wel eens een prostituee bezocht.
Bosshardt keurde prostitutie niet goed, maar ze had evenmin de illusie dat het verschijnsel kon worden uitgeroeid. En als het toch moest bestaan, moesten de vrouwen er legaal een redelijk bestaan mee kunnnen opbouwen. Bovendien was prostitutie in haar ogen ‘niet de ergste zonde die er was’. Wel wilde ze vrouwen helpen bij terugkeer in de maatschappij, waartoe ze bijvoorbeeld een doorgangshuis oprichtte. Kritiek had ze op de dubbele moraal in de regelgeving: prostitutie was strafbaar, maar de staat verdiende er wel aan.
Bekende Nederlander
In de jaren 1950 had de schrijvende pers al veel aandacht voor Bosshardts werk in de ‘rosse buurt’ en in 1959 was zij voor het eerst op televisie in het VARA-programma Anders dan anderen. De donaties die na dat optreden binnenstroomden werden gebruikt voor het Goodwillwerk. Met het koninklijk huis had Bosshardt een bijzondere band: koningin Juliana nodigde haar kort na de oorlog uit. Op 28 april 1965 ging prinses Beatrix als stagiaire met majoor Bosshardt mee om De Strijdkreet op de Wallen te verkopen. Ondanks de vermomming met pruik, bril en regenjas werd de prinses herkend door fotograaf Peter Zonneveld; zijn foto’s stonden volgende dag in De Telegraaf en gingen daarna de wereld over. Daags daarna, op Koninginnedag, gaf Bosshardt een persconferentie om een en ander uit te leggen. Twee maanden later was zij te gast bij de verloving van Beatrix en Claus. Vooral met koningin en prinses Juliana had ze veel contact; de prinses was ook aanwezig bij de festiviteiten toen Bosshardt tachtig werd.
Door haar werk op de Wallen kwam Bosshardt in contact met caféhouders zoals de lesbische Bet van Beeren, met wie ze soms oudejaarsavond doorbracht en op wier uitvaart zij sprak, en met onderwereldfiguren zoals Zwarte Joop van Casa Rosso. Haar uniform opende deuren maar schiep ook afstand in het soms grimmige uitgaansleven. Ongevaarlijker was haar contact met Anton Pieck hij maakte tekeningen voor een Goodwillboekje, met de dichteres Nel Benschop, en met Herman Brood, die zij in het TV-programma Villa Felderhof in bad deed. Dat laatste maakte haar bekend bij een nieuw, jonger publiek.
Na de dood van haar moeder in 1955 ging Alida Bosshardt meer reizen. Namens het Leger bezocht ze internationale congressen over prostitutie en sociaal werk. Ze ontmoette collega’s zoals moeder Teresa, die ze overigens wat conservatief vond.
Het leven als heilsoldaat
Hoewel Bosshardt veel van het seksuele leven van anderen had gezien, bleef ze zelf maagd zo vertelde ze in Villa Felderhof. Ze zei wel eens verliefd te zijn geweest op een vrouw en er werd geroddeld over haar band met Bet van Beeren, maar een relatie met een vrouw was niet te verenigen met haar normen. Alida Bosshardt had zelf graag een gezin en kinderen willen hebben, maar de mannen op wie ze verliefd werd, waren al getrouwd. Het Leger des Heils wijst homoseksualiteit af, maar volgens Bosshardt is de Nederlandse afdeling zeker in de Randstad toleranter dan de internationale leiding. Zelf had ze een homoseksuele heilsoldaat als stagiair. Het ging haar erom ‘of ze er zelf gelukkig mee zijn en als dat zo is, dan is het goed’, maar ze zou geen homohuwelijk inzegenen, omdat dat niet helemaal Gods bedoeling is geweest.
Tegenover het verlies van zelfbeschikkingsrecht bracht de toetreding tot het Leger voor haar persoonlijk ook veel bewegingsvrijheid. God had haar ‘in alle vrijheid, zelfstandig keuzes laten maken‘, maar als je vrijheid wilt, ‘zul je daar zelf ook voor moeten zorgen’.
Majoor Bosshardt ging in 1978 met pensioen, maar ze bleef doorgaan met het geven van lezingen en het venten van De Strijdkreet. Ook ging ze een cursus bejaardenzorg volgen in Amerika. In de jaren daarna trok ze letterlijk de wereld rond. Haar negentigste verjaardag werd in juni 2003 groots gevierd met collega’s van het Leger en bekenden uit de showwereld en het zakenleven. Ze kreeg felicitaties van het koningshuis, een beeld in het Goodwillcentrum en van de staat Israël de Yad Vashem vanwege haar kinderwerk in de oorlog.
Vier jaar later overleed Alida Bosshardt. Ze had tot het einde de regie over haar eigen leven gehouden en ervoor gekozen begraven te worden in het graf voor Legerofficieren op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Haar uitvaart werd op 30 juni 2007 rechtstreeks op televisie uitgezonden.
Reputatie
Hoewel Bosshardt uiteindelijk de rang van luitenant-kolonel zou krijgen, bleef ze voor het grote publiek de majoor. Haar bekendheid ze werd genomineerd voor de verkiezing van Grootste Nederlander schreef ze zelf toe aan een combinatie van factoren: de sensationele buurt waarin ze werkte, haar optimistische uitstraling en haar sociale bewogenheid, die ze op eenvoudige wijze verwoordde. Ze ontving in de loop van haar leven veel onderscheidingen en andere blijken van erkenning: ze werd benoemd tot Ridder (1965) en Officier (1985) in de Orde van Oranje-Nassau en in 2004 dus de Yad Vashem. Er werd een vliegtuig naar haar vernoemd, ze kreeg een beeld bij madame Tussaud en postzegels van TNT, in 2006 werd de majoor Bosshardt-prijs voor het eerst uitgereikt en in 2010 werd ze door de lezeressen van de Margriet uitgeroepen tot ‘topvrouw aller tijden’. Het 125-jarig bestaan van het Leger des Heils in Nederland werd op 11 mei 2012 gevierd met het Majoor-Bosshardtgala.
Bosshardts opstelling in maatschappelijke discussies was een opmerkelijke combinatie van principiële standvastigheid en pragmatische souplesse; streng voor zichzelf en tolerant voor anderen. Dat gold voor haar houding ten aanzien van (homo)seksualiteit, geboortebeperking, euthanasie en abortus. Wel vond ze de Nederlandse maatschappij te materialistisch en te tolerant: goede niet noodzakelijkerwijs christelijke richtlijnen waren onontbeerlijk. Haar motto ‘Iedereen is voor God gelijk, dus ook voor mij’ gold ook voor mensen die niet volgens Gods regels leefden of een ander geloof aanhingen. Maar er was ook kritiek op de majoor, vooral vanwege haar afwijzende houding ten opzichte van homoseksualiteit. En omdat ze wilde dat dingen gedaan werden wanneer en zoals het haar voor ogen stond, vonden sommigen haar ‘een beetje autoritair’ kritiek waar ze weinig begrip voor kon opbrengen.
Archivalia
Het Utrechts Archief: toegang 1182 (Archief Leger des Heils), nr 384 (Goodwillwerk Amsterdam, map met lezingen), nr. 385 (A.M.Bosshardt, Sociaal werk onder zich prostituerende vrouwen, oktober 1961), 480 (A.M.Bosshardt, Evangelische en sociale hulpverlening, april 1964) .
Letterkundig Museum, Den Haag: 2 brieven van A.M. Bosshardt aan N.A. Donkersloot .
Publicaties
Post voor u (Baarn 1983).
Kracht voor vandaag en vertrouwen voor morgen (Amsterdam 1986).
Wat ik u graag nog zeggen wil (Amsterdam 1988).
[met Hadewijck van den Oever], Het sterrenboek (Den Haag 1999).
Ingrid Aaldijk, Dierenverhalen (Amsterdam 1988) [met bijdrage van Bosshardt].
Literatuur
Lea Wijnberg, Majoor A.M. Bosshardt (Amsterdam 1962).
H. Wierenga, Majoor Bosshardt, levenslang (Utrecht 1973).
Denis Duncan, Here is my hand: the story of Lieutenant Colonel Alida Bosshardt of the red light area, Amsterdam (London 1977).
Jan Filius, Voor mensen van goede wil: goodwill in de oude binnenstad van Amsterdam (Amsterdam 1980).
J. van der Hoeven, Een gouden ontmoeting (Amsterdam 1985).
Eline Verburg, Majoor Bosshardt: een leven voor anderen (Den Haag 1998).
‘Reportage: Leger des Heils. Jonge heilsoldaten rebelleren tegen majoor Bosshardt’, in: De Groene Amsterdammer, 7-10-2000.
Eline Verburg, Majoor Bosshardt: met hart en ziel (Den Haag 2000).
Susan Smit, Wijze vrouwen: in gesprek met Isabel Allende, Jane Goodall, Char, majoor Bosshardt en anderen (Amsterdam 2003).
Kim Hulscher, De kracht van professionaliteit: 1948-2008: 60 jaar nalatenschap van Majoor Bosshardt (Amsterdam 2008).
Ine Voorham, Een rijk leven! Over majoor Bosshardt, een prachtmens (Utrecht 2009).
Auteur: Fia Dieteren
laatst gewijzigd: 16/02/2015
Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland
Last Name: Bosshardt
First Name: Alida Margaretha
Date of Birth: 08/06/1913
Date of death: 25/06/2007
Rescuer's fate: survived imprisoned
Nationality: THE NETHERLANDS
Religion: PROTESTANT
Gender: Female
Profession: SOCIAL WORKER CLERGYMAN SALVATION ARMY
Place during the war: Amsterdam, Noordholland, The Netherlands
Rescue Place: Amsterdam, Noordholland, The Netherlands
Rescue mode: Hiding Arranging shelter
File number: File from the Collection of the Righteous Among the Nations Department (M.31.2/10178)
Alida Bosshardt was born into a Protestant middle class family in Utrecht. Already at a young age she showed independence and a strong will. During her teenage years, Alida came into contact with the Salvation Army, and decided to enter the Service. In 1932, barely 19 years old, she took the oath, that with God’s help, I will be a true and faithful soldier of the Salvation Army. She then studied at its Academy in order to become an officer, a rank she attained in 1934. As a beginning recruit in the Army, Alida started to work at the Zonnehoek, a home for children from broken homes that was located in the Jewish area of eastern Amsterdam. Among her wards were the Jewish Terhorst sisters, Hendrina, b.1927, Helena, b.1934, and Dimphina, b.1938. In 1941, a new-born baby sister Roosje, was accepted into the home. That same year, on the orders of the German occupying authorities, the Salvation Army was outlawed, and its buildings and money were confiscated. The Zonnehoek continued to function for some time as a private home. In the summer of 1942, with the onset of the deportations of the Jews to work in the East, many desperate Jewish parents brought their infants to Alida, begging her to find hiding addresses for them. In a large number of cases she was able to do so, sometimes bringing them herself to the eastern parts of the country by bicycle. Some of the Jewish children she kept in the home, among whom were Klaartje Lindeman, Floortje and Doortje de Slechter and two Samson children. When the Germans billeted the home, Alida took as many children as she could to a newly rented apartment in the northern part of Amsterdam. She insisted that the four Terhorst sisters as well as a number of other Jewish children stay under her care. During the move, she removed the yellow stars from the clothes of the older children, saying, we don’t do this sort of thing. After a bomb fell next to their new home, Alida again needed to move, making sure the Jewish children were included in the group. This scenario repeated itself a number of times, until Alida had to split up the children and was able to find homes for some of the Gentile children and hiding addresses for her various Jewish wards. In order to be able to buy food and other necessities, Alida went out to collect money. She was betrayed, and arrested by the German regular police, for collecting for the banned Salvation Army. Even though she was held at Police headquarters, she managed to escape, and went into hiding herself on the orders of her Army superiors. When it was considered that the immediate danger had passed, Alida resumed her resistance and rescuing activities. In the Hungerwinter of 1944-1945, she regularly went on food-treks to the eastern rural parts of the country, to find food needed in the various children’s homes in the west. After the war, the Jewish children all went back to their families. Alida Bosshardt, in her nineties, stayed active with the Salvation Army as Majoor Bosshardt and kept in touch with her earlier wartime wards.
On January 25, 2004, Yad Vashem recognized Alida Margaretha Bosshardt as Righteous Among the Nations.