Jan Albertus Hendrik Johan Sieuwert Bruins Slot
Geslacht: | Man | |
Vader: | Albertus Bruins Slot | |
Moeder: | Antje Hoogeboom | |
Geboren: | 8 Jan 1906 | Drachten, gem. Smallingerland |
Overleden: | 4 Apr 1972 | Haarlem |
Beroep: | lid Tweede Kamer, hoofdredacteur Trouw | |
Aantekeningen: | Bruins Slot kreeg een gereformeerde opvoeding. Zijn moeder was gereformeerd sinds de Doleantie (1886), zijn vader was oorspronkelijk hervormd maar werd later gereformeerd. Het geloof is een van de belangrijkste determinerende factoren geweest in Bruins Slots loopbaan als journalist en politicus. Hij was geïnteresseerd in de gereformeerde theologie en vervulde functies binnen de Gereformeerde Kerken. Zo was hij lid van Deputaten voor het voortgezet gesprek inzake de verontrusting, een college van deskundigen dat de wrijvingen tussen progressieven en behoudenden behandelde, en van Deputaten voor de bestudering van het oorlogsvraagstuk. Op twaalfjarige leeftijd verliet Bruins Slot het ouderlijk huis om in Rotterdam naar het Marnix-gymnasium te gaan. Na het eindexamen studeerde hij rechten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Vervolgens werd hij advocaat in die stad. In 1931 promoveerde Bruins Slot bij P.A. Diepenhorst op een proefschrift over Groen van Prinsterer bij het herstel der hiërarchie in de Roomsch-Katholieke Kerk in Nederland (Amsterdam, 1931). Twee jaar later werd hij benoemd tot burgemeester van de Groninger gemeente Adorp. Met het ambt was hij in zekere mate vertrouwd daar zijn vader eerst burgemeester van Schiermonnikoog, daarna van Smallingerland - waartoe ook Drachten behoort - was geweest. In Adorp had Bruins Slot een rustige tijd. Hij publiceerde artikelen op rechtshistorisch gebied in Anti-Revolutionaire Staatkunde (het blad van de Dr. A. Kuyperstichting), het Calvinistisch Weekblad en Themis. Naar aanleiding van de Duitse maatregelen op 1 september 1941, waarbij het leidersbeginsel o.a. inzake het gemeentelijk bestuur werd opgelegd, werd Bruins Slot op zijn verzoek op 24 februari 1942 ontslag verleend als burgemeester en vatte hij de advocatenpraktijk weer op, nu in Sauwerd (Groningen). Het principiële besluit zich niet op het hellend vlak van samenwerking met de Duitsers te begeven had begin 1941 reeds een vervolg gekregen in de zg. Standaard- affaire . Toen er op last van de Duitsers een NSB'er in de redactie van het antirevolutionaire dagblad De Standaard moest worden opgenomen trad ARP-leider H. Colijn af als hoofdredacteur, maar meer uit prestigeoverwegingen dan om het beginsel; hij vroeg mindere goden, onder wie Bruins Slot, de zaak van hem over te nemen. Bruins Slot zag echter in dat De Standaard in een onmogelijke positie was geraakt en trotseerde Colijn. De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) werd op 5 juli 1941 verboden, het merendeel van het kader werd geïnterneerd of ging ondergronds. Ook Bruins Slot begaf zich onmiddellijk na zijn aftreden als burgemeester in illegaal werk. In januari 1943 richtte hij met enkele anderen, onder wie de latere hoogleraar volkenrecht Gezina H.J. van der Molen en waarnemend partijleider J. Schouten, het verzetsblad Trouw op. Nadat ook Schouten naar Duitsland was weggevoerd werd Bruins Slot als hoofdredacteur van Trouw de officieuze leider van de 'schaduw-ARP'. In februari 1945 ontketende Trouw een actie tot het doen opgaan van de ARP en de Christelijk- Historische Unie (CHU) in één, na de bevrijding in het leven te roepen, 'Christelijke Volkspartij'. Een klein jaar lang beijverde Bruins Slot zich, met zijn krant, om dit ideaal werkelijkheid te laten worden. Toen het moment was aangebroken - rond de jaarwisseling 1945/1946 - waarop de besturen van de partijen een beslissing moesten nemen, wist hij dat alle kansen op een fusie waren verkeken en berustte hij in dit voldongen feit. Van de jongeren die tijdens de oorlog de kern van het antirevolutionaire verzet hadden gevormd, kreeg na de oorlog slechts een enkeling een belangrijke rol in de ARP te spelen. De nieuwe partijleider Schouten verdedigde de inschakeling van Bruins Slot, 'uit het goede hout gesneden', bij het bestuurswerk tegenover de meer behoudende leden van het partij-establishment. Bruins Slot werd Schoutens protégé; dit verklaart zijn snelle opgang naar het kamerlidmaatschap (1946) en naar een vooraanstaande positie in de fractie. In de Tweede Kamer hield Bruins Slot zich intensief bezig met de Indonesische kwestie (vanaf 1950 met de kwestie-Nieuw-Guinea) en met buitenlandse politiek. Wat Indonesië betrof bleef hij geheel binnen de door zijn leermeester Schouten aangegeven kaders. Hij verdedigde, niet alleen in het parlement maar ook in de commentaarkolom van Trouw, het puur legalistische standpunt dat steunde op de leuze 'gezag is gezag en rebel is rebel'. Legalisme kenmerkte ook de door Bruins Slot, na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, uitgedragen visie op de Nieuw-Guineakwestie. Op het terrein van de buitenlandse politiek was hij echter vernieuwend werkzaam. Hij leerde de ARP de Westeuropese en Atlantische samenwerking aanvaarden als een antwoord op de grote, grensoverschrijdende problemen waar het Westen na de oorlog mee werd geconfronteerd. Zijn boek Bezinning en uitzicht. De motieven der huidige wereldontwikkeling en onze roeping daarin (Wageningen, [1950]) vormde een weldoordacht pleidooi voor politieke integratie in een moreel bondgenootschap en heeft als zodanig veel invloed gehad. Met de praktijk van de Europese samenwerking maakte Bruins Slot kennis als lid van de Assemblée van de Raad van Europa (1949-1960). In 1952 werd de ARP, na dertien jaar van regeringsonthouding, weer regeringspartij. Bruins Slot kwam als voorstander van deelneming aan het derde kabinet-Drees (1952-1956) tegenover Schouten te staan, die meende dat niet aan de door de ARP gestelde voorwaarden was voldaan. Hij won ten slotte het pleit. Een jaar eerder had hij nog al zijn invloed aangewend om de partij af te houden van het leveren van ministers aan het door de Partij van de Arbeid (PVDA) en de Katholieke Volkspartij (KVP) beheerste tweede kabinet-Drees, maar hij was inmiddels 'omgegaan', zoals hij vaker in zijn leven zou omgaan. Bruins Slot was nu een omstreden figuur geworden, vooral gewantrouwd en misprezen door de in die dagen zeer actieve rechtervleugel van de ARP. Zijn steun aan de samenwerking met de PVDA had als achtergrond dat alleen door een dergelijke noodgreep invloed op de sociaal-economische politiek kon worden verkregen. Principieel stond hij zeer ver van de socialisten af. Toen het in 1958 tot een breuk kwam tussen PVDA en KVP - en daarmee tussen PVDA en ARP - sprak Bruins Slot van de gelukkigste dag van zijn leven. Consequent bleef hij echter ook na de vorming van een andere coalitie (nu met de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) in plaats van de PVDA) mogelijkheden zoeken het eigen, 'sociale' karakter van antirevolutionaire politiek tot gelding te brengen. Dit leidde onder meer tot de 'bouwcrisis' van 1960. Deze ontstond toen de ARP-fractie in de Tweede Kamer, waarvan Bruins Slot sinds 1956 de leiding had, haar eigen minister J. van Aartsen liet vallen, omdat deze te weinig zou hebben gedaan voor de sociale woningbouw. Het ARP-bestuur koos partij voor de minister; in de kiesverenigingen ontstond grote beroering. Deze affaire vormde de inleiding tot Bruins Slots aftreden als kamerlid in december 1962. Voor het zover was deed hij nogmaals van zich spreken door een spectaculaire 'ommezwaai' te maken in de Nieuw-Guineakwestie (1961). Tijdens de eerste ronde van de kandidaatstelling voor de verkiezingen van 1963 bleek dat zijn nieuwe inzichten, verworven tijdens een diep ingrijpend proces van herbezinning, geen weerklank vonden bij het grondvlak van de ARP, dat hem zeer laag op de kandidatenlijst plaatste. Deze achteruitzetting is mede van invloed geweest op de beslissing van Bruins Slot zijn kamerzetel op te geven. Nog acht jaar, tot zijn pensioen in 1971, was hij hoofdredacteur van Trouw, dat in deze periode van een AR-partijblad werd omgevormd tot een open krant met een signatuur die als 'Evangelisch radicaal' zou kunnen worden omschreven. Deze ontwikkeling weerspiegelde Bruins Slots breuk met zijn eigen politieke verleden, een breuk die overigens nooit leidde tot een afscheid van de partij. De betekenis van Bruins Slot is gelegen in zijn houding tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de wijze waarop hij, in zijn latere leven, gestalte gaf aan een vorm van 'Evangelische radicaliteit' nog voordat deze in de Nederlandse politiek een levend begrip was geworden. Als politicus is hij altijd een controversiële figuur geweest, door zijn tegenstanders - ook partijgenoten - aanvankelijk in zijn belangrijkste parlementaire jaren beschouwd als rechtlijnig en later in zijn 'radicale' jaren als grillig. Als journalist werd hij alom gerespecteerd wegens zijn vakmanschap en zijn uiterst vaardige pen. A: Collectie J.A.H.J.S. Bruins Slot in het Historisch Documentatiecentrum Nederlands Protestantisme 1800-heden (Vrije Universiteit van Amsterdam). P: Behalve zijn reeds genoemde werken en zijn vele hoofdartikelen in Trouw: Met de Bijbel als Baedeker [Amsterdam: eigen uitgave Trouw, 1956]; Kleine partij in grote wereld (Kampen, 1963); inleiding bij H.M. van Randwijk, In de schaduw van gisteren. Kroniek van het verzet 1940-1945 (Den Haag [etc., 1967]); commentaar in S. Wiesenthal, De zonnebloem (Amsterdam, 1969); ...En ik was gelukkig. Herinneringen [Uitg. en ingel. door Ben van Kaam]. (Baarn, [1972]). L: Ben van Kaam, 'Verhaal vooraf, in ...En ik was gelukkig, 3-47; Gezina van der Molen, 'Karakter Bruins Slot was gecompliceerder dan op het oog leek', in Trouw, 5-4-1972; 'Bruins Slot schuwde het zelfonderzoek niet', in NRC Handelsblad, 5-4-1972; A. Veerman, Bij het overlijden van Bruins Slot', in Nederlandse Gedachten, 8-4-1972; J.A. van Bennekom, 'Bruins Slot', in ARP. Personen en momenten uit de geschiedenis van de Anti-Revolutionaire Partij. Onder red. van C. Bremmer (Franeker, [1980]) 161-171; D.F.J. Bosscher, Om de erfenis van Colijn. De ARP op de grens van twee werelden. 1939-1952 (Alphen a/d Rijn, [1980]). I: P. Bak, Een 'meneer' van een krant. Trouw en Bruins Slot 1943-1968 (Kampen 1999) omslagfoto [Bruins Slot in 1968]. D.F.J. Bosscher Biografisch Woordenboek van Nederland 2 Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Wilhelmina Chardon | geb. 13 Juni 1917 overl. 29 Juli 1985 |
Huwelijk: | 25 MRT 1953 | Delft |
Gezin 2
Huwelijkspartner: | Cornélie Cathérine Hermance Rutgers | geb. 8 Sept 1907 overl. 20 Nov 1947 |
Huwelijk: | 29 Juni 1933 | Amsterdam |