Henri Ernest Moltzer

Geslacht: Man
Vader: Marius Nicolaas Jacobus Moltzer
Moeder: Henriette Jeanette Maria Certon
Geboren: 20 Mei 1836 Wassenaar
Overleden: 14 Okt 1895 Utrecht
Beroep: hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde
Aantekeningen: MOLTZER (Henri Ernest), geb. 20 Mei 1836 te Wassenaar, overl. te Utrecht 14 October 1895, zoon van M.N.G. Moltzer, predikant, en Henriette Jeannette Marie Serton. Hij bezocht het gymnasium te Haarlem. In 1855 werd hij ingeschreven aan de hoogeschool te Leiden. Hier studeerde hij eerst theologie, na een jaar verwisselde hij dit vak voor de letteren en rechten. Deze verandering geschiedde vooral onder invloed van prof. Matthijs de Vries, die er zich later op beroemde dat hij Moltzer, die als theoloog de propaedeutische colleges bezocht, door die colleges veroverd had voor de wetenschap der vaderlandsche taal- en letterkunde. De Vries rangschikte hem onder de uitstekendste leerlingen der universiteit. Den 11en April 1862 werd Moltzer bevorderd tot doctor in de rechten op een Dissertatio de ratione qua ex auctoritate Alarici II, regis Visigothorum, Gaii Institutionum Commentarii in Epitomen redacti sunt. Een uur later promoveerde hij, ook nu in het openbaar, tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op een dissertatie Over de geschiedenis van het wereldlijk tooneel in de middeleeuwen. Na zijn promotie wilde hij zich eerst als advocaat te Haarlem vestigen, maar dit plan werd opgegeven door zijn benoeming tot commies aan de secretarie der Nederlandsche Bank te Amsterdam. In Juni 1862 trad hij in het huwelijk met Sara Johanna Ploos van Amstel. Door zijn werkzaamheden aan de bank heeft hij zich in deze jaren meer in de studie van het bankwezen en van de staathuishoudkunde dan in de letteren verdiept. Bij de oprichting in 1864 van de hoogere burgerschool te Haarlem viel op Moltzer de keus voor docent in de nederlandsche taal- en letterkunde en ‘oeconomie politique’. Na dit ambt nog geen jaar vervuld te hebben werd Moltzer tot hoogleeraar in de nederlandsche taal, letterkunde en historie aan de hoogeschool van Groningen benoemd, als opvolger van W.J.A. Jonckbloet. Den 30en Maart 1865 aanvaardde hij dit ambt met een rede over De nieuwe Richting in de taalkunde. In de eerste jaren van zijn verblijf te Groningen hield hij zich bij voorkeur met de nederlandsche taalkunde bezig. Naast dit vak moest hij ook de geschiedenis des vaderlands en van de letterkunde doceeren. Eerst stond dit laatste onderwerp meer op den achtergrond, later begon echter ook dit een grootere plaats in zijn studiën in te nemen. De studie der philologie bracht vanzelf de letterkundige beschouwingen voort. In 1868 begon hij met de uitgave van de Bibliotheek der Middelnederlandsche letterkunde. Bij het inwerkingtreden der wet op het hooger onderwijs in 1877 werd hij ontheven van het college in de vaderlandsche geschiedenis, waardoor hij zich meer aan de studie der nederlandsche taalen letterkunde kon wijden. Nog eenige jaren bleef Moltzer in Groningen; in 1882 werd hij als opvolger van E.J. Brill tot hoogleeraar aan de hoogeschool te Utrecht benoemd, welk ambt hij tot zijn dood heeft vervuld.
Moltzer was lid van verscheiden genootschappen, sinds 1885 lid van de Koninklijke academie van wetenschappen en ook buitenlandsch eerelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie.
De bibliotheek, nagelaten door Moltzer, werd door diens zoon Dr. M.N.J. Moltzer te Alkmaar aangeboden aan de bibliotheek der universiteit van Utrecht.
Hij gaf uit: Diss. de ratione qua ex auctoritate Alarici II, reg. Visigothorum, Gaii Institutionum Commentarii in Epitomen redacti sunt (Lugd. Bat. 1862); Geschiedenis van het wereldlijk tooneel in Nederland, gedurende de middeleeuwen (Leiden 1862); De nieuwe richting in de taalkunde. Rede (Gron. 1865); Studeeren en studeeren is twee. Toespraak gehouden ter opening der academische lessen (Gron. 1866); Heiligerlee en de ultramontaansche geschiedbeschouwing (Gron. 1868); Bilderdijk en het Nederlandsche volk. Aan wien de schuld der verwijdering? Toespraak geh. ter opening zijner lessen (Gron. 1873); Shakspeare's invloed op het Nederlandsche tooneel der zeventiende eeuw (Gron. 1874); Hareniana. Brieven van W. en O.Z. van Haren, uitgeg. d. H.E. Moltzer (Gron. 1876); De historische beoefening der Nederl. taal (Gron. 1877); Anna Roemers Visscher. Letterkundige studie (Gron. 1879); Studiën en schetsen van Nederlandsche letterkunde (Haarlem 1880); De volksverbeelding in het rijk der taal. Redevoering bij de overdracht van het rectoraat der Rijks Universiteit te Groningen (Gron. 1881); De historische beoefening der Nederlandsche letteren. Toespraak ter opening zijner collegiën aan de Rijks Universiteit te Utrecht (Gron. 1882); Matthias de Vries. Ter gedachtenis. Toespraak ter opening zijner colleges, 28 Sept. 1892 (Gron. 1892); Bibliotheek van Middelnederlandsche letterkunde, onder redactie van H.E. Moltzer en Jan te Winkel (Gron. 1868-1895); Door hem zelf werden hierin uitgegeven: Afl. 1, 3, 9, 13, 16: De Middelnederlandsche dramatische poëzie, ingeleid en toegelicht (1875); Afl. 23: Floris ende Blancefloer (1879); Afl. 44: Frederik III en Karel de Stoute te Trier 1473, naar het berlijnsche handschrift, en een fragment van Die enighe sprake ende verenighinge die sunte Augustinus hadde met God (1890); Afl. 45: Levens en legenden van heiligen. 1e Ged. Brandaen en Panthalioen, naar het utrechtsche handschrift (1891); Het kunstbegrip der Nieuwe Gidsschool. Uitgegeven door M.N.J. Moltzer (z. pl. 1896, met portr.).
Verder vele tijdschriftartikelen in: De Amsterdammer; Utrechtsch Dagblad; Museum; Portefeuille; Schoolbode; Nederlandsche spectator; Taalen letterbode; Onze Tolk; Tijdschrift voor Nederlandsche taal en letterkunde; Weekblad voor lager-, middelbaar en gymnasiaal onderwijs.
Zijn portret komt voor in Utrechtsche Studenten- Almanak 1896 en in zijn werk: Het kunstbegrip der Nieuwe Gids-school (1896).
Zie: Geslacht Moltzer in Alg. Ned. Familieblad 1883-84; Het adels- en wapendiploma van het gesl. Moltzer, aldaar, 1883; J. Verdam, H.E. Moltzer in Ned. Spect. 1895, 354; J.J. Moolhuizen, H.E. Moltzer in Noord en Zuid 1896, 161; J.H. Gallee, H.E. Moltzer in Utr. Studenten-Almanak 1896, 285; G. Duflou, H.E. Moltzer, in Tijdspiegel 1896, I, 129; A. Kluyver, H.E. Moltzer in Jaarboek Kon. Akademie 1896, 43; P.P.M. Alberdingk Thym, H.E. Moltzer in Jaarboek Kon. Vlaamsche Academie 1897, 72. J.F. v. Someren, Moltzer's bibliotheek in Ned. Spectator 1898, 165.
Hoogeveen
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

Gezin 1

Huwelijkspartner: Sara Johanna Ploos van Amstel geb. 1835 overl. 1889
Huwelijk: 5 Juni 1862 Amsterdam
Kinderen:
  Marius Nicolaas Jacob Moltzer Male geb. 16 Juni 1863 overl. 2 Juni 1927