Johannes Geluk

Geslacht: Man
Vader: Marinus Geluk
Moeder: Catalina van Poortvliet
Geboren: 25 MEI 1835 Oud-Vossemeer
Overleden: 10 MRT 1919 Dinteloord
Beroep: schoolhoofd
Aantekeningen: www.thuisinbrabant.nl
J. Dane - Dorpsschoolmeester en pedagoog
Johannes Geluk werd op 25 mei 1835 geboren op een landhoeve onder het dorpje Oud-Vossemeer op het Zeeuwse eiland Tholen. Zijn vader Marinus Geluk, een landbouwer, overleed in 1844. Zijn moeder Catalina van Poort­vliet stierf in 1885. Tijdens zijn werkzame leven te Dinteloord was Jan Geluk van 1859 tot 1896 hoofd van de openbare school in de kom van de gemeente en daarnaast van 1880 tot 1909 directeur en leraar van de nor­maal­school (een opleiding tot vorming van onderwijzend perso­neel bij het lager onderwijs) in dit dorp. Op 24 mei 1861 trouwde hij met Catharina Hendrika Engel­vaart (1832-1899); zij was de weduwe van zijn broer, Antonie Geluk. Cathari­na had twee dochters uit haar eerste huwelijk. Samen met Jan Geluk kreeg zij nog een zoon en een dochter. Jan Geluk stierf op 10 maart 1919 te Dintel­oord.
De hoeve waar Jan Geluk als kind opgroeide, lag ver van de bewoonde wereld af. Een bezoek aan Oud-Vossemeer betekende in de negentiende eeuw, tijdens de zomermaan­den, een wandeling van meer dan een uur. In de andere jaarge­tijden waren de onverharde, modderi­ge polderwegen praktisch onbegaanbaar. Omdat hij in de zomermaanden niet kon worden gemist op de boerderij en het 's winters bijna onmogelijk was om naar de dorpsschool te gaan, genoot Jan Geluk nauwelijks lager onder­wijs.
Maar als het werk op het land gedaan was en de stille periode aanbrak, dan ging hij zo nu en dan te paard naar Oud-Vossemeer, waar hij les kreeg van meester Van den Andel. Deze onder­wijzer had al snel door dat de jongen die hij onder z'n hoede had een na­tuurtalent was. Van den Andel was zo onder de indruk van zijn leerling, dat hij deze zelfs thuis in de polder opzocht om hem les te geven.
Op dertienjarige leeftijd werd Jan Geluk op verzoek van meester Van den Andel kwekeling (hulp van de onderwijzer) op de lagere school in Oud-Vossemeer. Van den Andel, een gewone school­meester uit de provincie, had hart voor het vak: in zijn onderwijzerswoning herbergde hij een goed voorzie­ne biblio­theek, waar de jonge, leergie­rige Jan Geluk naar hartelust in de boeken kon snuffelen. Aan collega Jan Ligthart vertelde Geluk in 1899 dat door het grasdui­nen in de studie­boeken van meester Van den Andel bij hem de lust was ontstaan 'voor de beoefe­ning der opvoed­kunde en daarmede verwante weten­schap­pen'.
Van den Andel stond erop dat zijn knappe leerling school­mees­ter zou worden. In 1851 legde Jan Geluk in Zierik­zee het examen voor de vierde rang af. Dit examen hield in dat de kandidaat moest kunnen 'lezen, schrij­ven, rekenen en enige aanleg (hebben) tot het geven van onder­wijs'. Kort na dit examen, dat hij glansrijk doorstond, werd hij benoemd tot onderwij­zer op een schooltje te Sint-Maartensdijk. Door middel van zelfstudie klom hij op tot onderwijzer in de eerste rang. Dit was een zeldzaam­heid, want de geëxamineerde moest naast wis- en natuur­kunde óók kennis hebben van de drie moderne talen, Latijn en Grieks.
In september 1859 werd hij hoofd van de openbare school te Dintel­oord. Geluk was een hartstochtelijk jager en wanneer zijn drukbezette leven het toeliet, zagen de dorpsbe­woners hem met een jachtgeweer de polder intrek­ken. Op zondag bezocht hij de diensten van de Nederlandse-Hervormde kerk, waar hij kort na zijn aanstel­ling de taak van voorzan­ger en voorlezer op zich had genomen. Dit bezorgde hem echter problemen, want volgens de Lager Onder­wijswet van 1857 mocht het onderwij­zend perso­neel van een openbare school geen kerkelijke ambten bekleden. Uiteindelijk kreeg hij, na een briefwisse­ling tussen de Din­teloordse gemeenteraad, Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant te 's-Hertogen­bosch en het ministerie van Binnenlandse Zaken te 's-Graven­hage, in februari 1862 van minister J.R. Thorbecke alsnog toestemming om het ambt van voorzanger en voorlezer te bekle­den.
De Brabantse dorps­schoolmeester bracht een groot deel van zijn tijd al lezende en schrijvende in zijn studeer­ka­mer door. In het negentien­de-eeuwse Neder­land genoot Geluk landelij­ke bekend­heid en waarde­ring door zijn vele pedagogische artikelen in vaktijd­schriften als De School­bode en De gids van den onder­wij­zer. Hij schreef tientallen opstellen over de meest uiteenlo­pende onderwerpen, zoals psychologie, theologie, filosofie, geschiedenis, taalkunde en literatuur. De kroon op zijn schrijversar­beid was het in 1882 bij de Groningse uitge­ver J.B. Wolters verschenen Woorden­boek voor opvoe­ding en onder­wijs. Jan Ligthart noemde het Pedagogisch Woorden­boek, zoals het in onderwij­zerskringen kortweg bekend stond, een helder en eenvoudig geschreven meester­werk. Terecht vroeg Lig­thart zich af hoe deze man in dat hoekje van het land aan al die kennis was gekomen.
Jan Geluk was een belangrijke representant van de negen­tiende-eeuwse Nederlandse pedagogiek, omdat hij in zijn arti­kelen buitenlandse theorieën bruikbaar maakte voor het onder­wijs. Voor alle regionen van het onderwijs­veld - van inspec­teurs tot kweekscholie­ren - verwoordde hij in zijn opstellen aanwijzingen over hoe te handelen in opvoedingssi­tuaties. Het Pedagogisch Woordenboek, het hoogtepunt van zijn oeuvre, kan worden getypeerd als een vademecum - een leidraad en handlei­ding - voor pedagogi­sche adviezen.
Zijn werk was tot in de Nederlandse hofkringen bekend. Nadat koningin Emma het Woordenboek voor opvoeding en onder­wijs had gelezen, ontbood zij Jan Geluk aan het hof om hem raad te vragen over de opvoeding van prinses Wilhelmina. Het is overigens niet zo verbazingwekkend dat de Koningin-moeder de dorps­school­meester uit Dinteloord bij zich riep: als gewe­tensvol opvoeder liet zij zich door hem, de deskundige, wel­overwogen adviseren over de schoolop­lei­ding van de toekom­stige vorstin van Nederland.
De beroemde dorpsschoolmeester kreeg in zijn leven diver­se goede betrekkingen aangeboden op rijks­kweek­scholen in 's-Herto­genbosch en Middelburg, en het mag dan ook een wonder heten dat hij in Dinteloord, waar het gemeen­tebe­stuur zich nauwe­lijks om hem bekommerde, is blijven wonen. De school waar hij les gaf en het huis waarin hij met zijn gezin woonde waren bouwvallen. In de voorgevel van de onderwij­zerswo­ning zat een grote scheur, waardoor regen, wind en sneeuw binnenkwamen. Met de school was het volgens de verslagen van de inspecteur van de medische politie niet veel beter gesteld. Mr Willem Henri baron van der Borch, de schoolop­ziener van het XIe district van Noord-Brabant, noteerde in zijn rapporten dat het niveau van het openbaar onderwijs door het beleid van de gemeente in grote problemen kwam. De adellijke schoolop­ziener betreurde dit zeer, '(...) omdat de, ook in wijder kring, zoo hoog gewaar­deerde kundighe­den van den hoofdonder­wijzer J. Geluk de openbare school van Dinteloord tot heden toe gestempeld hebben als één der uitne­mendste lagere scholen van gansch Nederland'.
Op 29 april 1897 werd hem een wegens een chronisch gewor­den keelaandoe­ning eervol ontslag verleend als hoofdonderwij­zer van de openbare school. Pas in 1909, Geluk was toen 74 jaar, ging hij met pensioen als directeur van de nor­maal­les­sen. Jan Ligthart schreef dat Jan Geluk in Dintel­oord was blijven wonen wegens de waardering die hij van zijn dorps­ge­noten ondervond. De woorden van een oud-leerling bij het overlijden van de dorpsschoolmeester in maart 1919 zijn hier toepasselijk: 'Waar hij kon, wist hij met woord en daad te ontwarren, een weg te vinden, waar geen uitweg scheen. Hij is de vraagbaak geweest voor talloozen, zoowel buiten als in onze gemeente.'
Bronnen
Streekarchief Nassau-Brabant, Zevenbergen, oud-ar­chief ge­meente Dintel­oord en Prin­senland, inv.nrs. 2115, 2117, 2142, 2170, 2172, 2248, 2508, 3548, 3612, 3616 en 3662
J. Dane, 'Jan Geluk (1835-1919)', in: Jaarboek Cultuur Histo­rische Vereni­ging 'Nyen Aenwas van Nassau', 2 (1994), 43-57
P.L. van Eck jr, 'Geluk (J.)', in: R. Casimir en J.E. Verhey­en (red.), Paedagogische Encyclopaedie, Gronin­gen/Ant­werpen z.j. (1937-1949), deel 2, 440-442
J. Geluk, Beginselen der opvoedingsleer naar de denkbeelden van Herbart, Groningen 1885
J. Geluk, Beginselen van Natuur- en Scheikunde, in ruim hon­derd eenvou­dige Proeven voor de Lagere School, Schoonhoven 1876
J. Geluk, Franse Spreekoefeningen, Zutphen 18822
J. Geluk, Kant. Paedagogische Bibliotheek nummer XIV, onder redactie van J. Versluys, Amsterdam 1883
'J. Geluk, levensbericht geschreven door een oud-leerling', in: Dinteloord­sche Courant, zaterdag 15 maart 1919
J. Geluk, Woordenboek voor opvoeding en onderwijs, Groningen 1882
Verder schreef Jan Geluk tientallen artikelen in onder andere: De Schoolbo­de IX-XII (1877-1880), Gids voor den onderwijzer I-IX (1881-1889) en het Nieuw tijd­schrift ter bevordering van de studie der paedagogiek (1880-1900) en het vervolg hierop, het Tijdschrift ter bevor­dering van de studie der paedag­ogiek (1901-1905)
Jan Geluk schreef inleidingen bij: F. Nicolay, Slecht opge­voede kinderen, Zutphen z.j. (1897) en Th. Ribot, De ziekten van het geheugen, Delft 1901
Jan Ligthart, 'Een dorpson­derwijzer', in: School en leven. Week­blad voor opvoeding en onderwijs in school en huisgezin, 1, nr. 8, 26 oktober 1899, kolommen 113-117
A. Rang, 'De Raaf als reformpedagoog', in: F. Heyting e.a., Individuatie en socialisatie in tijden van modernisering (Amsterdam 1991: SISWO publikatie 361), 279-287
A.J. Straatman, 'Luctor et emergo. J. Geluk, 1835-1919', in: Pae­dagogische Studiën. Maandblad voor onder­wijs en opvoeding, XIX (1938), 179-187
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 3 (Uitgeverij Boom en Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, Meppel/Amsterdam 1995).

Gezin 1

Huwelijkspartner: Catharina Hendrika Engelvaart geb. 1832 overl. 1899
Huwelijk: 24 MEI 1861 Dinteloord
Kinderen:
  Marinus Antonie Jacobus Geluk Male geb. 30 Sept 1861 overl. 18 MRT 1937