Elisabeth Margaretha Rogge
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Hendrik Cornelius Rogge | |
Moeder: | Margaretha Elisabeth Stuart | |
Geboren: | 8 Jan 1858 | Moordrecht |
Overleden: | 5 Jan 1945 | Amsterdam |
Beroep: | journaliste en redactrice | |
Aantekeningen: | Elis. M. Rogge, later redactrice van De Vrouw en haar Huis, bezorgde met B. Tideman R.s heruitgave van J. Tideman, De Remonstrantsche Broederschap (Amst. 1905) en met haar broer, de classicus Y. H. Rogge, R.s heruitgave van G. D. J. Schotel, De openbare eeredienst der Ned. Hervormde Kerk in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw (2e dr. Leiden 1906) Elisabeth Rogge groeide met vier broers en een zuster op als de oudste in een intellectueel ruimdenkend, remonstrants gezin. Omdat haar vader vaak van werkkring wisselde bracht zij haar jeugd op verschillende plaatsen door. Van Moordrecht verhuisde het gezin eerst in 1860 naar Delft, daarna in 1864 naar Leiden, om zich vervolgens in 1878 in Amsterdam te vestigen. Vader Rogge besteedde veel tijd aan zijn gezin. Hoewel Elisabeth door hem bekend moet zijn geweest met de academische wereld, volgde zij zelf geen universitaire studie. Waarschijnlijk kreeg zij privé-onderwijs. Verder leerde zij - zoals indertijd voor meisjes gebruikelijk - op jonge leeftijd verschillende praktische handwerkvaardigheden. Door de publicaties van haar vader raakte Elisabeth al jong geïnteresseerd in geschiedenis en literatuur. Ook schrijven trok haar. Door een vriendin enthousiast gemaakt voor textiel handwerk - indertijd ook wel kortweg vrouwenhandwerk of vrouwenwerk genoemd - werd Rogge in 1898 lid van de Rubriek-Commissie Textiele Kunst bij de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid in Den Haag. Vier jaar later, in 1902, werd zij redactrice en journaliste bij het Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding, het orgaan van de beweging voor reformkleding. Rogge schreef hierin vooral artikelen over tentoonstellingen, recensies van boeken en tijdschriften, en aspecten van reformkleding. In 1905 nam Rogge ontslag bij het Maandblad en begon zij een eigen blad: De vrouw en haar huis. Het idee voor dit 'geïllustreerd maandschrift' met bijdragen over handwerken, reformkleding en sport ontstond door haar betrokkenheid in 1904 bij de eerste overzichtstentoonstelling van eigentijds kunstnaaldwerk in het Museum van Kunstnijverheid in Haarlem. De vrouw en haar huis werd Rogge's belangrijkste podium. Zelf schreef zij artikelen over Nederlandse toegepaste kunst, zowel industriële productie als ambachtelijk handwerk van zowel vrouwelijke als mannelijke kunstenaars. Zij besprak tentoonstellingen en besteedde aandacht aan afzonderlijke ontwerpsters. Zo'n 33 jaar lang, van mei 1906 tot en met 1939, zou zij het tijdschrift redigeren; de eerste drie jaar met de kunstcriticus, tekenaar en ontwerper R.W.P. de Vries jr. als co-redacteur. Mogelijk was Rogge de uitgave van De vrouw en haar huis begonnen om - na de dood van haar vader in 1905 - te kunnen voorzien in haar levensonderhoud en dat van haar moeder en zes jaar jongere zuster Maria, met wie zij sinds 1904 in Haarlem woonde. De twee zusters zouden daar blijven wonen, ook nadat in 1909 hun moeder was overleden. In 1906 publiceerde Rogge een algemeen boek voor de huishouding, Mijn gids in huis en hof. Practische wenken voor de huisvrouw in het dagelijksch leven. Hierin besteedde zij veel aandacht aan textiel, maar ook aan onderwerpen als bloemschikken, het inmaken van groente en fruit, en houtsnijden werden erin behandeld. Na dit boek ging Rogge verder met de promotie van professionele ambachtskunst van vrouwen. Behalve voor De vrouw en haar huis, schreef zij vanaf december 1914 tot in ieder geval maart 1925 in de 'Rubriek voor vrouwen' van De Groene Amsterdammer en tevens in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In beide kranten publiceerde zij vooral recensies van tentoonstellingen van textiel vrouwenhandwerk en deed ze verslag van galeries ('toonzalen') waar vrouwen exposeerden of de leiding hadden. Rogge redigeerde eveneens boeken over ambachtelijk kunsthandwerk van vrouwen. Zo bundelde zij aanvankelijk ontwerpen en werkstukken uit haar maandblad in de Bibliotheek 'De Vrouw en haar Huis', uitgebracht door Van Holkema & Warendorf NV in Amsterdam, die ook het tijdschrift uitgaf. Het begon in 1916 met Patronen in kruis- en platsteek en Patronen voor borduurwerk; vanaf circa 1925 werden het zelfstandige uitgaven in de serie 'Boeken voor vrouwenhandwerk'. De voorbeelden in deze publicaties waren ontworpen door vrouwen die op kunstzinnig en technisch hoogstaand niveau een textielambacht beoefenden en die allen in hun werk een vernieuwende vormgeving nastreefden. Met de meesten van hen was zij bevriend. Hoewel Rogge op foto's niet overkomt als een mondaine, modieuze vrouw, toonde zij ook door haar uiterlijke verschijning belangstelling voor vormgeving. De schrijfster Top Naeff - met wie zij jarenlang in de redactie van De Groene Amsterdammer zat - herinnerde zich Rogge bij het 25-jarig jubileum van De vrouw en haar huis in 1930 als een vrouw die zich altijd vertoonde met accessoires, zoals sieraden, tasjes en sjaals die door belangrijke moderne ontwerpers en ateliers waren vervaardigd. Van 1930 tot juni 1932 verscheen onder leiding van Rogge en kantwerkster Louise P.J. de Jager Meezenbroek-van Beverwijk het blad Nieuwe Wegen in Vrouwenhandwerk. Geïllustreerd tweemaandelijksch tijdschrift ter bevordering van de kunst in het vrouwenhandwerk. Dit wilde het werk tonen van een jonge generatie ontwerpsters en kunstenaressen. Toen Rogge dit tijdschrift begon, was zij al 72 jaar oud. Het bewijst de gedrevenheid waarmee zij zich tot op hoge leeftijd inzette voor vormen van kunstnijverheid die vooral door vrouwen werden bedreven. Inmiddels waren zij en haar zuster Maria in 1929 van Haarlem naar Amsterdam verhuisd; beiden bleven hun leven lang ongehuwd. Na het overlijden van haar zuster Maria in 1937 leefde Rogge tot haar dood begin 1945 vermoedelijk alleen. Als vakjournaliste nam Elisabeth Rogge indertijd een bijzondere positie in op het terrein van de toegepaste kunst. Zij trad vooral individueel op en stond als het ware boven verschillende partijen en netwerken. Zo was zij geen lid van de de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst, de invloedrijke beroepsorganisatie van ontwerpers. Door haar journalistieke werk voor verschillende tijdschriften en kranten kon Rogge in feite het beeld van de toegepaste kunstvorm mede bepalen, eerst en vooral door vrouwen hierin een zichtbare plaats te geven naast mannen. Zonder haar geïllustreerde artikelen zouden veel ontwerpsters, alsook hun werk, nauwelijks bekend zijn geworden. P: Zie de in de tekst genoemde publicaties. L: J. Rogge, Het geslacht Rogge te Zaandam. Drie eeuwen familiegeschiedenis tegen den achtergrond van nering en bedrijf (Koog aan de Zaan 1948); Marjan Groot, 'Crossing the Borderlines and Moving the Boundaries. "High" Arts and Crafts, Cross-culturalism, Folk Art and Gender', in Journal of Design History 19 nr. 2 (2006) 121-136; eadem, Vrouwen in de vormgeving in Nederland, 1880-1940 (Rotterdam 2007). I: De vrouw en haar huis 25 (1930) 1. Marjan Groot Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6 Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |