Paul Charles Joseph Kiès

Geslacht: Man
Vader: Henri Nicolas Kiès
Moeder: Maria Hubertina Joanna Kirsch
Geboren: 13 Apr 1895 Amsterdam
Overleden: 10 Juli 1968 Amsterdam
Beroep: journalist
Aantekeningen: Kiès werd als de op één na jongste in een rooms-katholiek middenstandsgezin van elf kinderen geboren. Zijn vader verdiende op latere leeftijd, gedwongen door financiële tegenspoed in zaken, als leraar Frans zijn inkomen en verliet zijn vrouw en jongste twee kinderen. Het kleine huishoudentje van de drie steunde op de jonge Paul. Na de driejarige Hoogere Burger School koos de vijftienjarige Kiès voor een militaire loopbaan. Zo kon hij op een goedkope manier hogerop komen. In 1910 werd hij toegelaten tot het instructiebataljon in Kampen en zes jaar later was hij tweede luitenant. De Oranje Nassaukazerne in Amsterdam werd zijn standplaats. In november 1918 trouwde hij met de dochter van een arts uit Kampen. Zij wilde vooral officiersvrouw zijn. Kiès had vele buitenechtelijke verhoudingen en kreeg zo de bijnaam 'het goudhaantje'. Gedurende de novemberdagen van 1918 werd Kiès van huwelijksverlof teruggeroepen. Als enige beroepsofficier moest hij met een paar soldaten het paleis op de Dam verdedigen tegen een menigte die 'de rode vlag op het paleis' wilde hijsen. Door zijn beslist optreden werd de Dam ontruimd. Maar de luitenant werd volgens een latere verklaring toen aangegrepen door een 'oneindige weemoedigheid', omdat hij vond dat die tegen de overheid protesterenden eigenlijk gelijk hadden. In 1920 werd Kiès tot eerste luitenant bevorderd. Weldra plaatste de legerleiding hem in categorie A, de categorie der 'onmisbaren'. Toch beviel hem de gang van zaken in het leger niet. Hij was in Kampen al van mening geweest dat het kleine Nederlandse grondgebied in een moderne oorlog onverdedigbaar zou blijken. Hij had daarover een rapport ingediend dat spanningen opriep met zijn superieuren. Ondanks zijn promotie wilde hij het leger daarom liever verlaten. Een poging om in Nederlands-Indië bij de spoorwegen benoemd te worden mislukte omdat zijn vrouw leed aan de gevolgen van tuberculose. Een plan van de regering om door middel van een zogenoemd 'vooroefeningsinstituut' voor jongens van minimaal zestien jaar tot verkorting van de militaire diensttijd voor dienstplichtigen te kunnen komen, bood uitkomst. Kiès werd benoemd tot commandant van de afdeling Gooi- en Eemland van het corps Kaderlandstorm. Hij verhuisde naar Bussum en bleek in de noodzakelijke contacten met middelbare scholen en bij de opleiding van de door hem opgerichte 'klassen' over organisatorische en pedagogische kwaliteiten te beschikken. Een (verworpen) amendement van de sociaal-democraat J.H.F. van Zadelhoff op de Dienstweigeringswet 1923, dat naast godsdienstige gewetensbezwaren tegen de militaire dienst ook politieke gewetensbezwaren erkende, leek Kiès in overeenstemming met zijn eigen opvattingen. Toen vervolgens de SDAP-fractie in de Tweede Kamer in 1925 een (eveneens verworpen) initiatiefontwerp ontwapeningswet indiende, waardoor het leger binnen het kader van de Nederlandse Volkenbondsverplichtingen een beperkte 'veiligheidswacht' kon worden en de vloot 'zeewacht', werd Kiès in 1926 als eerste beroepsofficier lid van de SDAP. Een jaar later kreeg hij op eigen verzoek eervol ontslag uit militaire dienst. Hij ontving sindsdien een klein pensioen.
In de SDAP stond men wat onwennig tegenover de sociaal-democratische luitenant. J.F. Ankersmit zorgde ervoor dat Het Volk aandacht schonk aan het ontslag van Kiès, die kort daarop een aanstelling als 'militaire medewerker' van het partijorgaan kreeg. Maar door zijn radicale ideeën, bijvoorbeeld zijn waardering voor het Sovjet-leger, maakte hij zich bij de krant onmogelijk. Intussen was hij benoemd in de commissie uit SDAP en NVV tot onderzoek van het militaire vraagstuk, een commissie die ook over mogelijkheden tot ontwapening moest rapporteren. Het bleek de kracht van Kiès dat hij, hoe gering zijn inkomen ook was, vrij kon opereren. Aan persoonlijke maatschappelijke en financiële verplichtingen tilde Kiès niet zwaar. Hij kon daardoor ook onbezoldigd full-time bestuurder worden van de Amsterdamse afdeling van de Nederlandse Arbeiders Sport Bond (NASB). Hij verhuisde naar Amsterdam en was bij allerlei conflicten betrokken die, omdat hij slecht met geld kon omgaan, vaak een financiële achtergrond hadden. Voorjaar 1929 huurde Kiès het landgoed Amstelrust om het in te richten als 'sport- en recreatiecentrum voor de Amsterdamse arbeidersklasse'. Geld kreeg hij op grond van misleidende mededelingen en door het oprichten van een stichting. In mei 1930 moest Amstelrust sluiten, nadat was gebleken dat jaarlijks 50.000 verlies zou worden geleden en dat de leiding van Kiès onvoldoende was. Maar Kiès werd niet uit de partij verwijderd. Het partijbestuur wist maar al te goed hoe hij door veel partijgenoten werd bewonderd om zijn initiatieven, geestdrift en met een met die van A.B. Kleerekoper of Koos Vorrink vergelijkbare welsprekendheid. Het in 1931 door hem opgerichte blad Oorlog of vrede. Algemeen weekblad voor democratische samenwerking, nationale ontwapening en internationale aaneensluiting, fungerend als orgaan van de Nationale Vredescentrale (gesticht door sociaal-democratische en vrijzinnig-democratische parlementariërs samen met vertegenwoordigers van niet-politieke vredesorganisaties), genoot enige tijd in ontwapeningskringen een goede, zij het door enige twijfel aangetaste naam. Pacifist was Kiès immers niet, hij wilde ontwapening van Nederland op politieke gronden. Hij financierde het weekblad met 3.000 die hij had geleend van de Bussumse sociaal-democraat M.J.A. Moltzer. Met Vorrink kwam Kiès in 1928 in conflict toen hij in zijn voor de NASB bestemde 'Organisatieplan' de van de Oostenrijkse partijgenoten overgenomen naam Rode Valken claimde voor de dertien- tot achttienjarige leden van de Sportbond, terwijl Vorrink bezig was met de organisatie van 'zijn' Rode Valken van de Arbeiders Jeugd Centrale. De Algemene Raad van SDAP en Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) koos partij voor Vorrink en besloot dat Kiès moest ophouden met de organisatie van 'Mars- en Kampeervendels' van de NASB, die deden denken aan paramilitaire organisaties zoals de Oostenrijkse Arbeiterwehr. In het najaar van 1932 dreigde opnieuw een conflict met Vorrink en met het bestuur van de SDAP. Na het overlijden van G.W. Sannes wilde het partijbestuur Vorrink tot aanvoerder van de Friese lijst voor de Kamerverkiezingen van 1933 maken. Maar een flink aantal Friese sociaal-democraten en het NVV vonden dat de SDAP na de dood van P.J. Troelstra op een dood spoor was geraakt. Kiès beschikte in hun ogen over de capaciteiten van een Troelstra of een Sannes. Ondertussen slaagde Kiès erin, als onbezoldigd propagandist, het hart van vele Friezen te stelen. In 180 dagen zou hij tot de verkiezingen 178 spreekbeurten houden. Met grote zelfverzekerdheid verkondigde hij alles wat zij wilden horen, vooral dat de SDAP niet meer de krachtige arbeiderspartij van vroeger was. Van het streven van de partijleiding de SDAP om te vormen tot volkspartij trok hij zich niets aan. Met moeite slaagde C. Woudenberg erin de Friese, jaarlijkse gewestelijke vergadering ervan te overtuigen dat het beter was Kiès tot de volgende verkiezingen te laten wachten. Desondanks bleef Kiès zich met grote inzet aan de eigenlijke verkiezingscampagne wijden. Het dankbare gewestelijke bestuur bood hem na de verkiezingen een postwissel van vierhonderd gulden voor een reisje naar Wenen aan, waar hij op drie grote sociaal-democratische meetings een rede hield. Teruggekeerd leidde Kiès de propaganda voor de bijzondere gemeenteraadsverkiezingen die noodzakelijk waren in verband met de samenvoeging van Enschede en Lonneker. Voor het eerst werkte hij daar met een reuzenportret van Troelstra. Terwijl hij het doek naar beneden liet rollen voor een publiek van 15.000 mensen wees hij naar de naar Enschede gekomen partijleider J.W. Albarda met de woorden: 'Het is niet Albarda die vraagt op hem te stemmen, maar het is Troelstra die vraagt om Albarda te stemmen'. In 1935 en 1936 deden ook Amsterdam en Heerenveen een beroep op Kiès' kwaliteiten en steeds behaalde de SDAP winst.
In de zomer van 1936 stelden enige vrienden Kiès in staat om een tocht naar Spanje te maken. Acht weken verbleef hij in het door burgeroorlog geteisterde land en hij verrichtte er met een aanbeveling van J. Winkler, chef-redacteur van Het Volk, journalistieke arbeid. Toen hij terugkwam had hij een groot prestige verworven en hij wilde dit aanzien omzetten in een Kamerlidmaatschap voor Friesland. Maar de partijleiding wilde niet dat de volgens haar onbetrouwbare en te radicale Kiès in de Kamer kwam. In september 1936 voegde de partijraad van de SDAP, zonder het gewest Friesland van tevoren te horen, Friesland, Groningen en Drente samen tot één groep, die goed was voor drie zetels. Albarda zou de gezamenlijke lijst aanvoeren. Kiès begon onmiddellijk met een grote tournee door Friesland. Voor velen was Kiès de verdediger van een SDAP die haar arbeiderskarakter moest behouden. Overal geselde hij de roomse kerk in Spanje en de daarmee geestverwante pers in Nederland. Begin november 1936 was hij al door 37 afdelingen kandidaat gesteld voor de Kamer. Na ingrijpen van de inmiddels partijvoorzitter geworden Vorrink, zette de partijraad Kiès in januari 1937 op de tiende plaats. Op een buitengewone gewestelijke vergadering in Leeuwarden raakten de Friezen in grote opwinding. Vorrink schreeuwde de zaal in: 'Willen jullie naar mij luisteren of niet?', waarop de vergadering terugschreeuwde: 'Als je niet staat te liegen! Spreek dan de waarheid!' Vorrink zorgde ervoor dat in Groningen en Drente de biljetten voor het toen nog door de SDAP voorgeschreven referendum over de volgorde op de kandidatenlijst bij ieder lid persoonlijk werden opgehaald. Daardoor kwam de alleen in Friesland populaire Kiès definitief op de tiende plaats van de gezamenlijke lijst te staan. De aanhangers van Kiès in Friesland begonnen hierna een advertentiecampagne om hem met voorkeurstemmen te kiezen. Nadrukkelijk liet het partijbestuur weten dat iedere SDAP'er die propaganda voor Kiès zou maken zou worden geroyeerd. In Gorredijk vond een bespreking plaats tussen Vorrink, een delegatie van het gewestelijk bestuur en Kiès. Daar wist Kiès zich niet te beheersen. 'Jou breek ik de poten,' brulde hij Vorrink toe, 'ik heb niets te verliezen en jij alles'. Bij de verkiezingen van 1937 kreeg Kiès ruim tienduizend voorkeurstemmen, niet genoeg voor een Kamerzetel. Vorrink ging ertoe over door middel van wat wel genoemd is 'platte en lage informatiemethoden' allerlei bewijzen te verzamelen voor 'de gerechte wijfel aan de zuiverheid van karakter van Kiès'. De Friezen voelden echter niets voor een 'karaktermotie' tegen Kiès. Deze legde er in vergaderingen de nadruk op dat hét breekpunt zijn reis naar Spanje was en zijn vijandige houding ten aanzien van de rooms-katholieke kerk. Kiès nam najaar 1937 een initiatief dat nieuw was voor sociaal-democraten. Hij zocht toenadering tot de naar 'eenheid' strevende Communistische Partij in Nederland (CPN). Bij de viering van het twintigjarig bestaan van de Sovjet-Unie uitte hij zijn 'gevoel van grote eerbied en dankbaarheid' voor het Rode Leger. Het partijbestuur royeerde Kiès en zes van zijn aanhangers. Zij richtten een vereniging op, Het Vrije Woord, met een eigen orgaan dat dezelfde naam droeg. Eind januari 1938 verklaarde het partijbestuur het lidmaatschap ervan onverenigbaar met dat van de SDAP. Een maand later werd het op verzoek van de partijraad opgestelde rapport over Kiès van Moltzer, G. van den Bergh en B.J.J. Wijkamp in de openbaarheid gebracht. Het noemde Kiès ongeschikt als volksvertegenwoordiger en onwaardig lid te zijn van de SDAP. Kiès zette vervolgens Het Vrije Woord om in de Troelstra Beweging Nederland (TBN), die 'op revolutionair en Marxistisch standpunt' stond en een voortzetting wilde zijn van de SDAP van Troelstra door 'het goede van de s.d.a.p. en van de c.p.n. in zich te verenigen met vermijding hunner fouten'. Ongeveer 2000 Friese sociaal-democraten, een kwart van het totaal, werden lid. Bij de Statenverkiezingen in 1939 behaalde de TBN in Friesland 8647 stemmen. Op 10 mei 1940 werd Kiès met andere vertegenwoordigers van de beide vleugels van het politieke spectrum op bevel van procureur-generaal J.A. van Thiel geïnterneerd in de Hoornse Krententuin. Na deze ervaring liep hij onmiddellijk over naar de bezetter. De overgrote meerderheid van de TBN volgde hem niet. Een samengaan met de Nationaal-Socialistische Beweging bleek onmogelijk, omdat A. Mussert niet met Kiès kon opschieten. In overleg met de Nederlandse afdeling van de Waffen-SS ging Kiès, in het kader van de groot-Germaanse gedachte, over tot het werven van vrijwilligers voor het SS-opleidingskamp in München. Als teken van Nederlands-Duitse verbondenheid nam de nu antisemitische TBN de Friese vlag en de hakenkruisvlag aan. Op 20 april 1941 zond Kiès een telegrafische verjaardagsgelukwens aan Hitler. Onder druk van de bezetters kwam spoedig een fusie tot stand met de Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiders Partij (NSNAP) van E.H. van Rappard. Na de opheffing van de NSNAP eind 1941 leek Kiès' politieke en journalistieke rol uitgespeeld. Wel verleende hij de bezetters nog enkele hand- en spandiensten, zoals het op order van de Sicherheitsdienst doorzoeken van het hele archief van het NVV om bezwarend materiaal te vinden tegen SDAP- en NVV-bestuurders. In het bedrijf van zijn jongste broer in Amsterdam werd Kiès handelaar in dakbedekkingsmaterialen. Door zijn goede contacten met de Duitsers verdiende hij voor het eerst in zijn leven veel geld. In 1944 stelde hij Reichskommissar A. Seyss-Inquart voor om door middel van de radio het onrustig wordende volk toe te spreken. De brallende radioredes van 'De Amsterdammer' moesten de Nederlanders opwekken tot dienstneming in het Duitse leger en hadden vooral een anticommunistische strekking.
In mei 1945 werd Kiès gearresteerd. Het Bijzonder Gerechtshof in Leeuwarden veroordeelde hem tot twintig jaar gevangenisstraf, ontzetting uit de kiesrechten en uit het recht een openbaar ambt te bekleden en bij de gewapende macht te dienen voor de tijd van het leven. De advocaat-fiscaal wees er in zijn eis op dat 'ondanks verdachtes grote politieke en organisatorische gaven, de vijand toch niet geheel met hem in zee heeft durven gaan'. Kiès kwam op 12 maart 1959 vrij. Zijn oudste broer, die het tot generaal-majoor titulair bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger had gebracht, gaf de volgende karakteristiek van zijn broer: 'Paul heeft geen rem op zijn handelingen, kent weinig of geen verantwoordelijkheidsgevoel, onderneemt telkens iets nieuws, niet met honderd, maar met honderdvijftig procent toewijding, om het na een betrekkelijk korte tijd weer los te laten. Hij is goedgeefs en hulpvaardig tot in het belachelijke en toont een grote heftigheid in zijn uitingen'. Tot zijn dood bleef Kiès zichzelf zien als slachtoffer van leugens, als iemand die weliswaar fouten had gemaakt, maar die altijd wars was geweest van de dubbelhartigheid die zijn tegenstanders hem verweten.
Archief:
Archief P. Kiès[-F.Ph. Nieuwenhof] in IISG (Amsterdam); Doc.1-889 P. Kiès in Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Amsterdam); Dossier P. Kiès, Bijzondere Raad van Cassatie, Departement van Justitie (Den Haag).
Publicaties:
Dienstweigering (Amsterdam 1926); Het militaire vraagstuk. Beschouwingen over het Verslag van de Commissie ingesteld door S.D.A.P. en N.V.V. tot onderzoek van het Militaire Vraagstuk (Amsterdam 1926); 'De ontwapeningswet en de krijgsgeschiedenis' in: De Socialistische Gids, 1926, 1037-1043; Waarom nationaal ontwapenen. Rede uitgesproken voor de V.A.R.A. door middel van den draadloozen omroep der N.S.F te Hilversum op 20 November 1926 (Amsterdam 1927); 'Dienstweigering, dienstplicht en sociaaldemocratie' in: De Socialistische Gids, 1927, 636-639; Dienstplichtgids, bevattende alle belangrijke gegevens, die een aanstaand loteling of een dienstplichtige noodig heeft en eenige wenken, die hem, eenmaal in dienst van nut zullen zijn (Naarden 1927); S.D.A.P. en mobilisatie (Amsterdam 1928); Liever landverrader dan Christusverrader. Verslag der rede van Prof. Dr. F. Keller. Met beschouwingen over het optreden van Prof. Dr. J. Ude in Nederland (Amsterdam z.j.); Socialisme en militarisme. Een analyse van het militaire vraagstuk in 25 stellingen (Amsterdam 1934); L. Dumur, Nach Paris! Anti-oorlogsroman (Amsterdam 1934; vertaling); L. Dumur, De slachter van Verdun. Anti-oorlogsroman (Amsterdam 1935; vertaling); In plaats van debat. Open brief aan Z.E. Jhr.Mr. D.J. de Geer, Minister van Staat (z.pl. 1935); S.D.A.P. en landsverdediging. Ontwerp organisatie ener nationale weermacht (Berlikum 1937); Sterft, gij oude vormen en gedachten! De positie van Nederland in Nieuw-Europa en van de Socialisten in de Nieuwe Tijd. Een politieke verantwoording en getuigenis (Amsterdam 1941).
Literatuur:
Een sociaal-democraat, De ware gedaante van Paul Kies (Ergens in Nederland 1941); P. Wybenga, 'Hoe woerden pasifisten eastfrontstriders?' in: De Strikel, 1968, 130-133; F. Nieuwenhof, 'Paul Charles Joseph Kiès' in: Mededelingenblad, nr. 35, maart 1969, 14-42; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog I e.v. (Den Haag 1969 e.v.); P. Wybenga, Bezettingstijd in Friesland I (Drachten 1970) 48-56; J.H. Scheps, Scheps inventariseert I (Apeldoorn 1973) 227-236, II (Den Dolder 1976) 322-364; H. Dona, Sport en socialisme. De geschiedenis van de Nederlandse Arbeiderssportbond, 1926-1941 (Amsterdam 1981) 61-75; C.H. Wiedijk, Koos Vorrink (Amsterdam 1986) 273-283.
Portret:
Paul Charles Joseph Kiès, IISG
Auteur:
C.H. Wiedijk
Oorspronkelijk gepubliceerd in:
BWSA 7 (1998), p. 108-113
Laatst gewijzigd:
10-02-2003

Gezin 1

Huwelijkspartner: Catharina Arentine Hubenet
Huwelijk: 6 Nov 1918 Amsterdam ??
Scheiding: 16 Dec 1937

Gezin 2

Huwelijkspartner: Hendrikje de Boer
Huwelijk: 9 Dec 1938 Amsterdam ??
Scheiding: 15 Nov 1960

Gezin 3

Huwelijkspartner: Maria Hendrika Berkman
Huwelijk: 12 Sept 1961