Wilhelmina Cornelia Drupsteen
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Derk Drupsteen | |
Moeder: | Sophia Agatha Maria de Ligt | |
Geboren: | 10 OKT 1880 | Amsterdam |
Overleden: | 4 Feb 1966 | Oosterbeek |
Religie: | Ned. Hervormd | |
Beroep: | grafisch ontwerpster, illustratrice, schilderes | |
Aantekeningen: | De vader van Wilhelmina (Willy) Drupsteen kwam uit Zwolle, haar moeder uit Arnhem. Ze trouwden in Asten (Noord-Brabant) en Willy hun enige kind werd geboren in Amsterdam. Bij zijn huwelijk gaf haar vader handelsreiziger op als beroep. Haar moeder was voor haar huwelijk dienstmeisje. Willy had aanleg voor tekenen: in 1897 ging ze naar de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers (mo-akte in 1900), waarna ze de opleiding decoratieve schilderkunst volgde aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid (diploma in 1902). In 1902 ging ze naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, waar ze in 1906 afstudeerde. Om in haar onderhoud te voorzien werkte ze aan de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor meisjes in Amsterdam (1902-1908), eerst als assistente, later als lerares handtekenen en rechtlijnig tekenen (Archief DKM). Daarnaast ging ze aan de slag als illustratrice en grafisch ontwerpster. In het jaar van haar afstuderen aan de Rijksacademie won ze de Koninklijke Subsidie, in 1908 gevolgd door de premie van de Willink van Collen-wedstrijd van Arti et Amicitiae. Maatschappelijke betrokkenheid Willy Drupsteen vond haar opdrachtgevers aanvankelijk in de vrouwenbeweging en andere maatschappelijke organisaties. Zo maakte ze in 1903 modetekeningen voor het Maandblad der Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding, het orgaan van de reformbeweging. Het hoofdbestuur was echter niet tevreden en Drupsteen raakte deze opdrachtgever al snel kwijt. In 1904 verzorgde ze de vormgeving van het herdenkingsalbum bij het 25-jarig jubileum van de promotie van Aletta Jacobs. In 1908 maakte zij een tekening voor Het gulden boek voor de tuberculeuse kinderen en leverde zij bijdragen aan de tentoonstelling Kunst aan het volk. Intussen was Drupsteen in 1905 als een van de eerste vrouwelijke grafisch ontwerpers lid geworden van de Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). Dit leverde haar veel contacten op, evenals de mogelijkheid tot exposeren. Zij deed in 1911 mee aan de eerste VANK-tentoonstelling, in Amsterdam. In 1912 exposeerde zij met andere leden op de Ideal Home Exhibition in Londen en in 1914 op de internationale Ausstellung für Graphik und Buchgewerbe in Leipzig. Ook verzorgde Drupsteen de typografie, illustraties en vormgeving van de door G. van der Hoeven herschreven sprookjes Sneeuwwitje (1906) en Asschepoester (1907). Het waren aantrekkelijke uitgaven met geometrische versieringen in zachte kleuren en gedecoreerde schutbladen, waaruit invloed van de art nouveau sprak. Interessant is Drupsteens keuze voor de baljurk van Assepoester: een reformjurk. In 1913 leverde Willy Drupsteen een belangrijke bijdrage aan de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913. Haar ontwerp paars en groen werd tot winnend affiche-ontwerp uitgeroepen, omdat het het doel direct en helder weergaf. Het werd ook gebruikt als omslag van de tentoonstellingscatalogus. Daarnaast maakte zij de wandschilderingen voor de entreehal van de centrale expositieruimte, waarvoor ze zich onder meer had laten inspireren door het gedicht Gebroken kleuren van Henriëtte Roland Holst-van de Schalk, en was zij verantwoordelijk voor de vormgeving van de grafieken op de tentoonstelling. Enkele jaren later kreeg Drupsteen opnieuw een opdracht vanuit de vrouwenbeweging, nu voor het ontwerpen van de band van het Gedenkboek 1894-1919 van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Latere leven In 1919 werd Willy Drupsteen ziek en ze kreeg financiële problemen. Die werden nijpender toen haar arts haar in 1920 voorschreef een jaar lang geen opdrachten aan te nemen. In deze periode werd zij financieel bijgestaan door Bertha Bake en andere VANK-vriendinnen. Ook werd zij ondersteund door het Nederlandsch Kunstverbond dat verschillende etsen en aquarellen van haar aankocht. Om weer op krachten te komen kuurde Drupsteen in Schoorl en verbleef zij op de Veluwe. In 1939 vertrok ze definitief uit Amsterdam om zich in Gelderland te vestigen. Zij woonde in Bennekom, Wageningen en vanaf 1950 in het kunstenaarsdorp Oosterbeek. Ze sloot zich aan bij de kunstenaarsverenigingen Pictura Veluvenis in Wageningen, de Oosterbeekse Beeldende Kunstenaars en Rhijn-Ouwe te Oosterbeek. Ook nam ze met schilderijen en tekeningen deel aan lokale tentoonstellingen. Vanaf 1955 kon zij vanwege een oogziekte niet meer werken. In Oosterbeek woonde zij een tijdje in Felixoord, een tehuis voor vegetariërs op leeftijd, en enkele jaren op kamers. Van 1964 tot aan haar dood in 1966 verbleef Wilhelmina Drupsteen in het Oosterbeekse verpleeghuis De Hemelse Berg. Bij testament legateerde ze haar esoterische potlood-en penseeltekeningen alsmede de door haar gemaakte portretten van haar ouders en grootouders en twee beeldhouwwerkjes van speksteen een Boeddha en een Christuskopje aan het Kröller-Müller Museum. Daarvoor moesten haar executeurs testamentair, de kunstschilders Wilhelm Mulder (Otterlo) en Hermanus Dirk van der Meyden (Lunteren), zorg dragen. Stijl en waardering Wilhelmina Drupsteen verwierf haar grootste bekendheid met haar grafisch werk en boekillustraties. Haar voorstellingen variëren van gestileerd tot meer uitgewerkt en art nouveau-achtig. Boekbanden en kaders rondom illustraties en teksten zijn vaak geometrisch vormgegeven en sluiten aan bij wat Drupsteen had geleerd op de kunstnijverheidsschool. In haar sprookjesillustraties gebruikte zij naast empire motieven, ook eigentijdse elementen als reformkleding en Berlage-achtige meubels. Drupsteens vrije teken- en schilderwerken, waarvan er niet veel bekend zijn, omvatten stillevens, portretten, genrestukken en landschappen. In tegenstelling tot het grafisch werk zijn ze vooral naturalistisch van aard. Het werk van Drupsteen is tegenwoordig in een aantal Nederlandse musea te vinden en duikt sporadisch op in de kunsthandel. Naslagwerken Groot; Saur; Scheen; Waller. Archivalia Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag: archief Dagteeken- en Kunstambachtschool voor Meisjes, Amsterdam (DKM), inv. nrs. 3.3.1-3.3.6 (Namen der Leeraressen en Leeraren, schooljaren 1902/03-1907/08); NL-HaRKD.0338 (archief van Johanna Quirina van Regteren Altena), inv. nr. 33 (o.a. brieven van Bets Siewertsz van Reesema en Els Nierstrasz aan Van Regteren Altena, waarin Drupsteens gezondheids- en financiële perikelen ter sprake komen). Gelders Archief, Arnhem: toegang 2830 (Dienst Sociale Zaken Renkum), inv. nr. 2828 (Stukken betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van de kunstschilderes W.C. Drupsteen; met particuliere bescheiden, o.a. haar testament). Werken Werk van Wilhelmina Drupsteen is o.a. te vinden in het Rijksprentenkabinet en het Stedelijk Museum (Amsterdam); Museum Veluwezoom (Doorwerth); Kröller-Müller Museum (Otterlo). Illustraties/boekbanden/overig grafisch werk: G. van der Hoeven, Sneeuwwitje (Amsterdam 1906). G. van der Hoeven, Asschepoester (Amsterdam 1907). M.J. Brusse, Het gulden boek voor de tuberculeuse kinderen (Rotterdam 1908) 155. Affiche, Spoors mosterd (1909). Kinderkalender (1911). L. van Bussum, Uitgevlogen. Een boek van jong leven voor jonge menschen (Almelo 1911). De Vrouw 1813-1913. Affiche en tentoonstellingscatalogus Meerhuizen, Amsteldijk (Amsterdam 1913). E. Tierie, Hans en het huis (Haarlem 1915). Gedenkboek bij het 25-jarig bestaan van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, 1894-1919 (Amsterdam [1919]). Ansichtkaart En gij zoudt moeder zijn en vloeken oorlog niet, Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede (ontstaansjaar onbekend). Literatuur Anna van Gogh-Kaulbach, Voor de Jeugd, Op de Hoogte 3 (1906) 742-744. Nienke van Hichtum, Welke boeken zullen we aan onze kinderen geven?, Het kind 7 (1906) 217-219, aldaar 218; 9 (1908) 36-37. Antoon J. Derkinderen, De Rijks-Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam: Stads Teeken-Academie tot 1817, Koninklijke Academie 1817-1870, Rijks-Academie 1870-heden (Haarlem 1908) 27. Kunst aan het Volk: catalogus van de tentoonstelling van platen ter wandversiering. Tentoonstellingscatalogus Stedelijk Museum (Amsterdam 1908) 15-17, nrs. 61-78. Wilhelmina C. Drupsteen, Entree-hall. Verklaring der wandschilderingen, De Vrouw 1813-1913. Tentoonstellingscatalogus Meerhuizen, Amsteldijk (Amsterdam 1913) 131-134. Catalogus der tentoonstelling Schoonheid in het leven van het volkskind, 1904-1914 (Den Haag 1914) 24, nr. 19. Carin Schnitger en Inge Goldhoorn, Reformkleding in Nederland. Tentoonstellingscatalogus Centraal Museum (Utrecht 1984) 20, 54, 59. Carine ten Cate, Erfenis van Drupsteen. Nieuws over de "Amsterdamse Joffer", Arnhemse Courant, 10-3-2001, katern Arnhem Regio. Projecten. Wilhelmina Cornelia Drupsteen, Schoutambt en Heerlijkheid 15 (2001) nr. 1, 37. Jane Beckett, Engendering the spaces of modernity. The Womens exhibition, Amsterdam 1913, in: Bridget Elliott en Janice Helland red., Women artists and decorative arts, 1880-1935: the gender of ornament (Hants/Burlington 2002) 155-175. Saskia de Bodt e.a., Prentenboeken. Ideologie en illustratie 1890-1950 (Amsterdam/Gent 2003). Wijnand Steemers, Schilders in Wageningen. ± 1650-2004 (Wageningen 2004) 26. Carla Graft, Kunst in nood. Haagse kunstliefhebbers en hun initiatieven voor steun aan noodlijdende beeldend kunstenaars 1922-1940 (Delft 2008) bijlage 1. Hanna Klarenbeek, Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913 (Bussum 2012). Dick van Veelen, Herman Romijn en de Oosterbeekse kunstenaarsvereniging Rhijn-Ouwe (Oosterbeek 2013) [te verschijnen]. Illustratie Aan het werk voor de wandschilderingen van de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913, 1913 (foto: RKD, Den Haag). Catalogus De Vrouw 1813-1913, 1913 (eigen collectie). Auteurs: Anita de Groot en Marloes Huiskamp laatst gewijzigd: 10/11/2014 Bronvermelding: Anita de Groot, Marloes Huiskamp, Drupsteen, Wilhelmina, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland |