Aantekeningen: |
Trouwe volgeling van Groen van Prinsterer, die in Nederlands-Indië onder meer advocaat was en in Nederland secretaris-generaal van Koloniën. In 1866 Tweede Kamerlid. Zijn motie van afkeuring over het aftreden van minister Mijer leidde een periode van conflicten tussen regering en Tweede Kamer in. Ging later weer naar Indië, maar kwam vanaf 1879 terug in de Nederlandse politiek. In het kabinet-Mackay i minister van Koloniën. Fanatiek verdediger van het bijzonder onderwijs en de zending. Die houding was in 1890 voor de liberale Eerste Kamermeerderheid reden hem ten val te brengen. Had een verminkt gelaat en sprak moeilijk. Hield ondanks die handicap lange redevoeringen. Gebruikte vaak Bijbelse vergelijkingen. Rechtlijnig, niet erg geneigd tot compromissen, maar in de persoonlijke omgang veel milder. |