Emma Paulina van Lokhorst
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Jacobus van Lokhorst | |
Moeder: | Hester de Quack | |
Geboren: | 26 Aug 1891 | Den Haag |
Overleden: | 27 MEI 1970 | Amsterdam |
Beroep: | publiciste | |
Aantekeningen: | Emmy van Lokhorst bezocht in Den Haag de lagere school en de HBS. Na het doorlopen van de kweekschool voor onderwijzeressen in Arnhem, stond zij een blauwe maandag voor de klas in Amsterdam. Zij vertrok als au pair naar Londen en daarna naar Ierland. Terug in Nederland, gedurende de Eerste Wereldoorlog, ontmoette Emmy de schrijver-journalist Hans van Loon, met wie zij in 1916 trouwde. Toen hij correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant in Parijs werd, ging zij Frans studeren aan de Sorbonne. Het was een studie die naar eigen zeggen haar natuurlijke verwantschap met de Franse cultuur versterkte. In 1917 publiceerde Emmy van Lokhorst haar debuutroman, Phil's amoureuze perikelen , die eerst - door bemiddeling van redacteur Herman Robbers - in afleveringen in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift was verschenen. Deze klassieke 'Bildungsroman' werd een groot succes. Het verhaal is opgebouwd uit zes 'liefdedrama's', waarin de erotische ontwikkeling wordt beschreven van een HBS-meisje tot aan haar eerste betrekking, waar zij prompt in de klauwen van haar getrouwde werkgever valt. Na haar eersteling schreef Van Lokhorst door als een bezetene, maar - zoals ze zelf later zou toegeven - zij schreef 'op bestelling'. In vijf jaar tijd leverde ze nogmaals drie romans af met een vergelijkbare thematiek als die van Phil's amoureuze perikelen : een adolescent in worsteling met de liefde. De beschrijving van ontluikende erotische gevoelens waar Emmy van Lokhorst het patent op kreeg, maakte dat ieder boek weer in een enigszins scandaleus daglicht kwam te staan en een redelijk groot verkoopsucces werd. De critici waren verdeeld: waardeerden sommigen het 'doorvoelde' van haar proza en het feit dat iedere bladzijde van haar persoonlijkheid doordrenkt zou zijn, anderen deden haar werk af als 'intellectuele kitsch'. Het vrouwelijk liefdesverlangen was niet alleen het grote thema in de romans en novellen van Emmy van Lokhorst, maar ook in haar persoonlijke leven. Haar huwelijkse staat belemmerde haar niet zich in allerlei liefdesrelaties te storten, soms in meer dan een tegelijkertijd, met zowel mannen als vrouwen. Het feit dat zij ongewenst kinderloos bleef, zou - blijkens uitlatingen hierover in haar brieven en dagboeken - haar 'onrustige gedrag' moeten verklaren. Zo had ze omstreeks 1922 een langdurige verhouding met de journalist Kees van Bruggen, de voormalige echtgenoot van de schrijfster Carry van Bruggen, en diens tweede vrouw May. Samen met de Van Bruggens liet zij een houten buitenhuisje bouwen in Montigny, vlak buiten Parijs. Ook nog gedurende haar tweede huwelijk met Van Loon kreeg Emmy van Lokhorst een verhouding met de dichter Martinus Nijhoff, die vaak in Parijs verbleef. Ruim een jaar lang, van december 1923 tot in het voorjaar van 1925, schreven zij elkaar over en weer hartstochtelijke brieven en waren er steelse ontmoetingen, onder andere in Montigny. In de sleutelroman De toren van Babel zou ze in 1934 onder andere haar ervaringen met Martinus Nijhoff op prettig vileine wijze verwerken. Na de definitieve echtbreuk met Van Loon, trouwde Emmy van Lokhorst in 1927 met de componist Willem Pijper met wie zij eerst in Amsterdam en vanaf 1932 in Wassenaar ging wonen. Haar inmiddels strikt zakelijke verstandhouding met Nijhoff kwam nog even in gevaar toen de samenwerking van Pijper en Nijhoff aan de opera Halewijn op een conflict uitliep. Van Lokhorst schreef in 1935 op basis van het tekstmateriaal van Nijhoff het uiteindelijke libretto. Tijdens haar huwelijk met Pijper had Emmy van Lokhorst een jarenlange verhouding met de criticus D.A.M. Binnendijk, met wie zij ook uitgebreid correspondeerde. Na in 1936 van Pijper te zijn gescheiden vestigde zij zich in Oegstgeest, waar ze de psychiater Paul Hugenholtz ontmoette. Met hem ging Van Lokhorst in 1938 haar vierde huwelijk aan. Het paar vestigde zich toen in Amsterdam. Ook dit huwelijk liep na ruim tien jaar uit op een scheiding, toen Hugenholtz haar verliet voor een patiënte. Gedurende dit huwelijk onderhield zij sterke vriendschapsbanden met de schrijfster Anna Blaman en de dichteres Maria Vasalis. Haar turbulente persoonlijke leven weerhield Emmy van Lokhorst niet van een indrukwekkende literaire productie. Integendeel, het was haar grote inspiratiebron. Het theewater moge in haar boeken nogal vaak suizen en de lucht zoel zijn van bloemengeur, Van Lokhorst wist onbestemde onrust en onuitsprekelijke verlangens in woorden te vangen. Dit geldt zeker voor een aantal verhalen in Droomen (1930) en voor de novelle Aanloop (1935), waarin ze de obsessieve verliefdheid van een kostschoolleerlinge voor haar lerares beschrijft. Aangezien zij haar romanpersonages altijd voor dilemma's plaatst en meestal ingewikkelde netwerken van familie en vrienden beschrijft, gaan dikke romans als De zonnewijzer uit 1928 ten onder aan tafereeltjes en vertelperspectieven. Daartegenover staat dat zowel haar debuutroman als De toren van Babel levendig, grappig en erotisch zijn. Van Lokhorsts jeugdboeken, zoals Jessy en de anderen (1938) en Veronica (1940), zijn dramatisch en zwaarmoedig, met een ontbrekende moederfiguur en een meisje dat die figuur in haar volwassenwording juist zo node mist. Naast alle romans, novellen, vertalingen en jeugdboeken schreef Emmy van Lokhorst van 1925 tot 1940 toneelrecensies voor De Telegraaf . Na 1945 schreef zij voor De Groene Amsterdammer , vooral over de moderne Franse literatuur. Afgezien van Onwankelbaar (1946) en Weerlicht (1947), twee romans over de bezetting en het verzet, zou zij na de Tweede Wereldoorlog geen literatuur meer schrijven. Het ontbrak haar weliswaar niet aan lezers en redelijk gunstige kritieken, maar uiteindelijk vond zij zichzelf niet goed genoeg. Dit oordeel werd waarschijnlijk mede ingegeven door personen uit haar omgeving, wier mening zij zich nog steeds aantrok. Toen ze in 1947 Martinus Nijhoff een bundeltje verzen ter beoordeling toestuurde, schreef hij haar: 'Ik moet je stellig ontraden, ze gebundeld uit te geven. (...) Daar zou je geen plezier van beleven. Zij ontlenen hun waarde aan een hier en daar optredend treffend accent, maar dit is, naar ik meen, voor een boek niet voldoende' (brief dd. 2-2-1947 (Archief M. Nijhoff, Lett. Museum)). Emmy van Lokhorst onderging hetzelfde lot als de meeste van haar vrouwelijke generatiegenoten: hun werk kwam terecht in de stoffige hoek van de damesroman en het meisjesboek. Van Lokhorst zelf, die erg sceptisch stond tegenover het vrouwelijke vermogen echt goede dingen te maken, vond dit terecht. 'Elke man heeft intellect van nature, elke vrouw is geneigd te vegeteren,' noteerde zij in haar dagboek naar aanleiding van een discussie met een collega-schrijfster. 'Dat vrouwen zich wenden naar de kunst, is vergeefs, a priori' (Ongepubliceerd dagboek Van Lokhorst). Na de Tweede Wereldoorlog verschoof de carrière van Emmy van Lokhorst van het schrijverschap naar redactioneel en organisatorisch werk. Dit werd haar vlot toevertrouwd, omdat zij in schrijverskringen bekend en populair was en omdat zij in bezettingstijd medewerking had gegeven aan acties van vrienden tegen de door de Duitsers opgerichte Kultuurkamer. Van Lokhorst maakte sinds 1948 deel uit van de redactie van het literaire blad Ad Interim , dat in 1950 fuseerde met De Gids . Van 1950 tot 1952 maakte zij deel uit van de redactieraad en van 1952 tot en met 1964 was zij redacteur van het laatstgenoemde tijdschrift, waarvoor ze kritieken over literatuur en toneel schreef. Uit hoofde van haar functie van secretaris van de Vereniging van Letterkundigen zat Van Lokhorst in verschillende jury's van literaire prijzen, onder meer die van de P.C. Hooftprijs. Ook was zij als toneelmedewerkster van het VARA-programma De artistieke staalkaart van 1953 tot 1965 een bekende radiostem. Door al deze activiteiten speelde Van Lokhorst achter de schermen een belangrijke rol in het Nederlandse literaire leven na de Tweede Wereldoorlog. Zelf had ze echter een andere mening over haar verdiensten. Toen zij in 1964 koninklijk werd onderscheiden en de literator C.J. Kelk haar bij die gelegenheid prees om het vele werk dat zij jarenlang als secretaris van de Vereniging van Letterkundigen had verricht, antwoordde ze nogal snibbig: 'Dáárvoor ben ik niet onderscheiden, maar als schrijfster' (Kelk, 118). Emmy van Lokhorst was een aantrekkelijke verschijning, die tot op 'rijpere leeftijd' zorg besteedde aan haar uiterlijk. Er was een 'drang naar verjeugdiging in haar, die haar er toe opwekt, haar verschijning te verzorgen' (Ritter jr., 59). In die eeuwige jeugd heeft Van Lokhorst zichzelf bevroren, door nog tot in de jaren zestig interviews en dergelijke vergezeld te laten gaan van een portretfoto uit de jaren twintig. Het is dan ook een prachtige foto, waarop Emmy haar Griekse profiel toont. Op het exemplaar van deze foto in haar nalatenschap is de rechte lijn van de neus nog eens aangezet met een heel fijn ballpointlijntje. In 1967 kwam Emmy van Lokhorst in een Amsterdams verpleegtehuis terecht, waar zij drie jaar lang werd verzorgd. Zij overleed er op 78-jarige leeftijd. Een vroegere collega bij De Telegraaf typeerde haar toen als volgt: 'Een voorbeeld van een karakteristieke Nederlandse schrijfster is Emmy van Lokhorst nooit geweest, hoezeer ze haar stof veelal toch op eigen bodem vond. Iets van de behaagzucht, de behoefte aan raffinement en de onbevangen aandacht voor het erotische spel, het Franse literaire karakter meer eigen dan het Nederlandse, maakte zich altijd meester van de stof en de vorm' (Schmitz). Het is wat wrang, maar misschien ook wel 'true to type', dat de schrijfster Emmy van Lokhorst vooral de geschiedenis is ingegaan als de minnares van vele bekende literatoren. Ze hield niet alleen haar escapades nauwgezet bij in vele dagboeken en agenda's, maar ze was ook een hartstochtelijk brievenschrijfster èn een secuur bewaarster. Hiermee vormt haar nalatenschap een rijke bron voor de bestudering van het persoonlijk leven en intieme details van haar tijd- en bedgenoten. A: Collectie-E.P. van Lokhorst in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties: Lenoor Sonnevelt (Rotterdam 1918); Strooptochten (Rotterdam 1920); Phil's laatste wil (Amsterdam 1921); Bart Jorgen (Rotterdam 1922); Vrouwen (Amsterdam 1929); Overgang. Een boek voor oudere meisjes (Amsterdam [1930]); Het welzijn van den uitwendigen mensch ('s-Gravenhage 1930); Reigersberg (Amsterdam 1933); Van aangezicht tot aangezicht (Amsterdam 1937). L: Interview door T. van Gelderen-de Witt, in Haagsche Courant , 24-1-1934; P.H. Ritter jr., Ontmoetingen met schrijvers. Figuren der oude en midden-generatie ('s-Gravenhage 1956); Marie Schmitz, in NRC Handelsblad , 28-5-1970; C.J. Kelk, Wie ik tegenkwam ('s-Gravenhage 1981); Anna Blaman, Ik schrijf het je grof-eerlijk. Briefwisseling met Emmy van Lokhorst en Sonja Witstein . Ingel. en bezorgd door Aad Meinderts (Amsterdam 1988); Erica van Boven, Een hoofdstuk apart. 'Vrouwenromans' in de literaire kritiek, 1898-1930 (Amsterdam 1992); Marja Pruis, ' ''Laten we in alle stilte lang en zacht van elkaar houden''. De sublieme momenten van Emmy van Lokhorst en Martinus Nijhoff', in Jaarboek Letterkundig Museum 4 ('s-Gravenhage 1995) 77-104; Jan van der Vegt, A. Roland Holst. Biografie (Baarn 2000). I: Jaarboek Letterkundig Museum 4 ('s-Gravenhage 1995) 78. Marja Pruis Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002) Laatst gewijzigd op 05-09-2003 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Willem Frederik Johannes Pijper | geb. 8 Sept 1894 overl. 18 MRT 1947 |
Huwelijk: | 17 MRT 1927 | Londen, Engeland |
Scheiding: | 16 Jan 1936 |
Gezin 2
Huwelijkspartner: | Hector Elie Henry van Loon | geb. 2 Feb 1885 overl. 1942 |
Huwelijk: | 22 Juli 1922 | |
Scheiding: | 12 Juni 1919 | Rotterdam |
Gezin 3
Huwelijkspartner: | Paul Theodoor Hugenholtz | geb. 28 Feb 1903 overl. 3 MEI 1987 |
Huwelijk: | 20 Apr 1938 | |
Scheiding: | 23 Juni 1950 |