Kleijs Hendrik Kroon
Geslacht: | Man | |
Vader: | Hendrik Kroon | |
Moeder: | Anna Hendrika van der Veen | |
Geboren: | 5 MEI 1904 | Hengelo |
Overleden: | 20 OKT 1983 | Amsterdam |
Religie: | Ger. Kerk | |
Beroep: | predikant | |
Aantekeningen: | KROON, KLEIJS HENDRIK, * Hengelo 5 mei 1904, f Amsterdam 20 okt. 1983. Zn. van Hendrik Kroon, kantoorbediende, en Anna Hendrika van der Veen. Stud. theol. V U Amsterdam 1924, Utrecht 1927. Geref. hulp-pred. in Hersteld Verband Tienhoven en Utrecht 1932, Leiden-Noordwijk 1933. Geref. pred. in Hersteld Verband Andijk 1934, Leiden-Noordwijk 1936-1942. Herv. hulppred. Amsterdam (varende gemeente) 1942-1950. Herv. pred. in alg. dienst voor 'Het gesprek met Israël' Amsterdam 1950-1970 (emer). Hij huwde op 18 juli 1934 met Henriëtte van Dijk (1905-1996). Uit een geref. gezin afkomstig bezocht K. het openbare gymnasium in Hengelo. Problemen van historische kritiek en geref. bijbelgeloof hielden hem al vanaf zijn middelbare schooltijd bezig. Toen de synode van Assen in 1926 besloot dat voor de opvatting van J.G. Geelkerken geen plaats was binnen de Geref. Kerken, brak K. zijn theol. studie aan de VU af en keerde hij teleurgesteld terug naar Hengelo. Op aandringen van vooral J.J. Buskes heeft hij de studie hervat te Utrecht, waar reeds behaalde resultaten aan de VU niet bleken te gelden. Het ingrijpende besluit van Assen viel in de tijd samen met K.s kennismaking met het werk van K. Barth, van wie Das Wort Gottes und die Theologie (1924) hem overtuigde van de mogelijkheid op een andere manier te theologiseren dan aan de V U gebruikelijk was. Historische kritiek enerzijds en bijbelse theologie anderzijds wenste hij beide serieus te nemen. Later heeft K. dit in een aantal artikelen concreet uitgewerkt, door te stellen dat de Bijbel binnen de kerk een boek der prediking is, doch daarbuiten naar zijn aard nu eenmaal niet meer kan zijn dan een menselijk document van een voorbije cultuur. Naast 'Assen' en Barth is de Lunterse Kring van belang geweest voor K . Deze bestond uit predikanten en gemeenteleden uit de Ned. Herv. Kerk, uit het Hersteld Verband en een enkeling uit de Geref. Kerken. Sommigen van hen, onder wie K., hadden vóór de oorlog al jarenlang contact met leidende figuren uit de Bekennende Kirche. Er waren her en der in ons land studiegroepen gevormd, waaronder een door J. Koopmans geleide groep te Amersfoort, waartoe ook K . reeds behoorde. Daaruit kwamen de "Amersfoortse thesen" voort, die op sommige punten dieper ingingen dan de Barmer thesen, m.n. op het punt van het joodse volk. Deze stellingen werden vervolgens naar Barth gestuurd, die zich ermee verenigen kon. Toen de Lunterse Kring (zo genoemd naar de plaats van samenkomst) in aug. 1940 een brief schreef aan de door de herv. synode ingestelde commissie Kerkelijk Overleg, bleek in het synodale milieu nog een grote reserve te bestaan om zich uit te spreken tegen het antisemitisme. Daarop werd in de Lunterse Kring besloten om een geest van verzet in de kerken wakker te roepen door het verspreiden van illegale geschriften, waaronder het in 1941 door J . Koopmans, K . H . Miskotte en K . opgestelde Wat wij wel en wat wij niet gelooven, een bewerking en uitbreiding van de "Amersfoortse thesen". De oorlog heeft een onuitwisbare indruk op K . gemaakt. In de kerk speelde o.m. de vraag of joden gedoopt mochten worden om hun leven te redden. K . vond dat d.m.v. valse doopbriefjes slechts verklaard moest worden dat zij gedoopt waren. N a de oorlog heeft K . in het blad In de waagschaal verschillende malen gewaarschuwd dat niet het atheïsme maar het antisemitisme de grote bedreiging vormde voor kerk en volk. In de Groene Amsterdammer, waarin hij jarenlang artikelen publiceerde (een deel daarvan werd gebundeld o.d.t. Verwerp de oudwijf se fabelen (1950)), introduceerde K . het woord "christendommelijk" voor die vorm van verburgerlijkt christendom waarin het antisemitisme wortel had geschoten; zodoende kon hij het woord christelijk een beetje kosher houden. Reeds in de jaren '30 was K . door lezingen van K . H . Miskotte, destijds predikant te Haarlem, gevoelig geworden voor het raadsel van de jodenhaat. De nationaal-socialistische jodenvervolging en het zionistische verzet daartegen hebben K . tot de overtuiging gebracht dat de Bijbel een boek van Israël is, een joods boek. In Geloof, gebod, gebed (1949) maakt K . ernst met dit inzicht door te beklemtonen dat de Bijbel niet de bevestiging is van menselijke inzichten, maar een vréémde boodschap. In 1942 werd door de synode de Raad voor Kerk en Israël opgericht. Na de oorlog wilde deze raad een predikant te Amsterdam voor het gesprek met de joden. Miskotte en anderen hebben zich ervoor ingezet dat K . benoemd zou worden. Omdat de centrale kerkeraad van Amsterdam de voordracht van de commissie voor bijzondere opdrachten afwees, werd deze post omgezet in een synodale predikantsplaats. Van meet af aan ontstonden er rond K . spanning en irritatie, niet alleen in Amsterdam waar hij als vrijzinnig te boek stond, maar ook in de Raad. Toch heeft K . juist met zijn voortdurend tegenspreken en zijn non-conformisme, dat niet als vanzelfsprekend wenste te beschouwen wat algemeen aanvaard werd, de Raad in de ogen van menigeen "het meest (...) vooruitgebracht" (Bastiaanse, 514). Ten behoeve van K . en zijn werk werd te Amsterdam een aparte kerkeraadscommissie opgericht. Deze droeg de naam Bekirbenoe (Hebreeuws voor: "in ons midden") en koos voor een solidaire, vooral geen missionaire benadering van de joden. In vele artikelen in het maandbericht van deze commissie heeft K . de idee van jodenzending bestreden door te trachten die bijbels-theologisch te weerleggen. K . was lid van de S D A P en later van de PvdA. Al snel wilde hij deze partij verlaten omdat die de politionele acties in Indonesië steunde. De breuk kwam er werkelijk, toen de PvdA zich terughoudend opstelde m.b.t. de erkenning van de staat Israël. Veel kerkelijke onrust ontstond door de in het maandbericht gepubliceerde " Vijf stellingen" over de staat Israël (1967) en door K.s. scherpe kritiek op de synodale handreiking Israël - volk, land en staat (1970). K . vond discussie gerechtvaardigd over de vraag of de staat Israël de beste oplossing bleek tegen het kwaad van het antisemitisme en was fel gekant tegen elke poging om onder een seculiere politieke situatie een theol. fundament te schuiven. Velen kregen door de oorlog van 1967 kritiek op het handelen van de staat Israël. K . had daarbij echter al sinds de Sinaï-veldtocht in 1956 vraagtekens gezet. Zijn verbondenheid met het joodse volk en zijn kritisch-solidaire houding jegens Israël deelde K . met een aantal joden. Steun ontving hij van R . R . Geis, hoogleraar te Göttingen en voormalig rabbijn te Amsterdam. Naar verluidt, zou K . opzettelijk zijn gepasseerd bij de opdracht tot het schrijven van de synodale handreiking. De opdracht werd namelijk verstrekt aan een aparte commissie en niet (zoals te verwachten zou zijn) aan de Raad voor Kerk en Israël, waarvan K . tot dat moment deel uitmaakte. Zijn leven lang was K . gefascineerd door Paulus, een interesse die hem bracht tot een eigen uitleg van Rom. In gestencilde uitgaven (1953-1960) van de bijbelsociëteit "Tenach en evangelie" maakte hij duidelijk dat voor hem het meest wezenlijke van die brief pas aan de orde komt vanaf hoofdstuk 12, inclusief het beroemde hoofdstuk 13, waar Paulus uiteenzet hoe in het "lichaam van Christus" joden en niet-joden op elkaar aangewezen zijn. Daarbij moet volgens K . steeds bedacht worden dat zich in die tijd het smartelijke schisma tussen synagoge en kerk nog niet had voltrokken. Plannen voor een promotie heeft K . niet kunnen verwezenlijken, mede doordat hij m.n. J. Se venster niet van de juistheid van zijn visie kon overtuigen. Later, in 1961, heeft J.J. Meuzelaar K.s inzichten over Paulus in zijn dissertatie Der Leib des Messias verwerkt. Door toedoen van K . kwam in 1979 een heruitgave van dit boek tot stand; K . schreef daarin een woord vooraf. G e s c h r. : Zie de bibliografie in Van den Herik, Een voorganger over Israël (1988). 103-117. - Voorts: Der Sturz der Hure Babyion. Berlin 1988. - Messiaanse volharding. Preken van K.H.K. over Hebreeën 11 en 12 bewerkt en ingeleid door G.H. ter Schegget, Baarn 1996. - Openbaring, Kampen 1999. H s s.: "Paulus. een ontmoeting met een Joodse apostel" [N.J. van den Herik. Drachten]. L i t.: Touw, Verzet Herv. Kerk, I-U, reg. in v. - W. H. Vermooten, Hervormd Amsterdam in de crisis, 1960-1970, Baarn 1972, 220 vlg. - G.W.F. Herngreen, Een handjevol verkenners: ontstaan en geschiedenis van het "H. V.", de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband, Baarn 1976, 121, 138 vlg. - Rasker, Ned. Herv. Kerk, reg. in v. - J. van den Herik, Een voorganger over Israël. Het spreken van K.H.K. over Israël en het belang daarvan voor de systematische theologie, Voorburg [1986]; 2 herziene dr., o.d.t. Een voorganger over Israël. K.H.K., voortrekker bij het gesprek tussen de synagoge en de kerk. Kampen 1988. - J.F.L. Bastiaanse, De jodenzending en de eerste decennia van de Hervormde Raad voor Kerk en Israël 1925-1965. Zoetermeer 1995, reg. in v. - G.J. van Klinken. Opvattingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland over het jodendom, 1896- 1970, Kampen 1996. reg. in v. - A . Soetendorp, K. De Boer en mijn vader: welk een tragische, paradoxale vriendschap tot liet einde. In: Trouw, 26 mrt. 1997. - E.D.J. de Jongh, Buskes, dominee van het volk: biografie. Kampen 1998, 206. N.J. V A N D E N HERIK |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Henrietta Poulina Johanna van Dijk | geb. 28 OKT 1905 overl. 1996 |
Huwelijk: | 18 Juli 1934 | Middelburg |