Jan Jacob Thomson

Geslacht: Man
Vader: Diderik Christoffer Hendrikus Thomson
Moeder: Aleida Schuimer
Geboren: 14 Feb 1882 Aalten
Overleden: 1 Jan 1961 Baarn
Beroep: predikant
Aantekeningen: 14 jan. 1882, t Baarn 1 jan. 1961. Zn. van Diederik Christoffel Henricus Thomson,
brievengaarder, en Aleida Schuimer. Stud.
theol. Utrecht 1901. Herv. pred. Hoogland
1908-1920 (eervol ontsl.). Reizend journalist 1920-1923. Voorganger Ned. Protestantenbond
Varsseveld 1923, Bilthoven 1933, Baarn 1938-1952 (emer.). Hij huwde 1. op 11 dec.
1908 te Utrecht met Hendrika Wilhelmina Wrede (geb. 1887); na ontbinding van dit huwelijk door scheiding, 2. op 4 jan. 1923 te Amsterdam met Ida Christina Wentholt (1890-1972).
Uit een meer traditioneel-kerkelijk dan bewust godsdienstig gezin afkomstig, ondervond T. invloed van de mild-ethische pred. van Bredevoort
A. J. Wartena. In zijn studententijd ontwaakte het dichterschap, tot uiting komend in het dramatisch gedicht Tammuz, opgedragen aan Dr. H. W. Ph. E. van den Berg van
Eysinga. De hierop volgende gedichtenbundel
De Pelgrim met de lier geeft in de titel al het levensprogram waaraan T. trouw zou blijven.
Het waren A . Verwey en Stephan George die hem oorspronkelijk als dichter hebben beïnvloed.
Sinds de oprichting van het onafhankelijk godsdienstig tijdschrift Omhoog in 1914 was T. daarvan een der redacteuren. Hij bleef van dit blad, dat in 1918 ook formeel het orgaan van de Barchembeweging werd, redacteur en vruchtbaar medewerker tot 1920. Als
bestuurslid van de Barchemvereniging was T. een der initiatiefnemers van de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers. In 1915 ging
hij Russisch leren nadat hij gegrepen was, meer dan geboeid, door het werk van F. Dostojewski.
Hij vertaalde diens De idioot. Ten tijde van de Russische revolutie verheerlijkte T. het bolsjewisme, doch in partijpolitieke zin heeft hij zich niet geprofileerd. Hij was ,,rood" in de algemene zin: hunkerend naar een samenleving
vol broederschap en recht (L. H. Ruitenberg in Het Vrije Volk, 21 jan. 1961). In Varsseveld kwam onder zijn leiding de bouw van een kapel voor de Ned. Protestantenbond tot stand. Voor de V.P.R.O. ging hij avondsluitingen verzorgen, die veel beluisterd werden.
T. is niet van rechtzinnig vrijzinnig geworden in de geijkte betekenis van die begrippen. Hij was en bleef in de prediking christocentrisch.
Zo werden ook zijn liederen geliefd in zeer diverse groeperingen en kerken. Actief werkte hij mee aan het tot stand komen van de liederenbundel van de Vrijz. Chr. Jeugdcentrale en de Ned. Protestantenbond (28 liederen). Zeer bekend werd b.v. „Tot de taak van hoofd en
handen, maak ons nu bereid" (N.P.B. bundel nr. 195). In de herv. bundel van 1938 zijn het graag gezongen gezang 121 „God roept ons, broeders, tot de daad" {Liedboek voor de kerken, gez. 474) en het niet minder geliefde „Laat heel de wereld zinken, met al wat haar behoort ( . . . )" (gez. 284) vanT.s hand (N.P.B.
bundel nr. 194 en 249). Ook is in diverse bundels menig lied opgenomen in een vertaling of bewerking van T.
Geschr.: Tammuz, Amst. 1905. - De pelgrim met de lier, Amst. 1911.- Religieuse poëzie, Zwolle 1915; 2e herz.
dr. Zeist 1920. - Orplid; verzen, Zwolle 1916. - De Russische ziel en de westersche cultuur, Zeist 1917. - Jan Dideriksz
[pseud.], De keten; sonnetten, Arnhem 1921; 2e dr. onder eigen naam 1926. - Elementen eener socialistische cultuur, Arnhem 1926 (uitgavereeks van de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers). - Geloof, Hoop en Liefde,
Huis ter Heide 1929 (V.P.R.O.-uitgave). - De Oxfordgroep, een getuigenis, Zeist 1937 [radiotoespraak fordgroep, een getuigenis, Zeist 1937 [radiotoespraak Heiüge Schriften en wonderlijk vaardig in het
V.P.R.O.]. - Als Christus in ons woont. Assen 1942. - De regenboog, gedichten, Rott. 1946. - Gedichten 1960, Rott. 1961.
Hij leverde bijdragen aan: Christelijke Kunst, verzen, Baarn 1919. - Liederenbundel van de V.CJ.C, Rott. 1924.
- Moderne vroomheid, een bundel preken, Zeist 1926. -
Liederenbundel van de N.P.B., (z.p.) 1943. - Heroriëntering, Bussum 1945.
Hij vertaalde o.a.: F. M. Dostojevski, De idioot, 2 dln., Arnhem 1922; 5e dr. 1953. - J. Wassermann, Etzel Andergast, Utr. 1927. - E. Thurneysen, Dostojewsky, Zeist 1930.
In vele periodieken publiceerde hij, zoals in Omhoog, Het Vaderland, De Mosgroene, De Stem, Eltheto, Het Kouter.
Voorts o.a. in Groot Nederland: De stad, III (1905), 586-591; Pelgrimage naar Noordwijk, XXXVI/2 (1938), 389-391. - ST: Literaire keur overzichten, IV-VI (1915-1917);
Over Guido Gezette, V/1 (1916), 85-104; Jean Christophe, V1I/1 (1918), 75-79; Gogol's doode zielen, VII/2 (1918),
188-203. - Barchembladen: Religie, element of achtergrond eener cultuur, III (1927-1928), 234-254; Den hoogen God alleen zij de eer, IX (1933-1934), 126-130.
Hss.: Brieven en gedichten (Ned. letterkundig museum en documentatiecentrum 's-Gravenhage).
Lit.: J. Lindeboom, Geschiedenis van de Barchembeweging,{z.p.) 1958,41,50,62,145,162,179,190,205-210, 212. - W. Banning, J. J. T. In: Levensber. M.N.L., 1962, 165-169. - P. H. van Lent, /. /. T. In: Contactorgaan
oudheidkundige werkgemeenschap Aalten (enz.), jg- 1978, 62-68. - Compendium Liedboek, reg. in v. - NedP, XX
(1931-1932), 275.
J. H. ROMBACH

Gezin 1

Huwelijkspartner: Hendrika Wilhelmina Wrede geb. 1887
Huwelijk: 11 Dec 1908 Utrecht
Scheiding: 9 Juni 1922 Amsterdam

Gezin 2

Huwelijkspartner: Ida Christina Wentholt geb. 26 Juni 1890 overl. 19 MRT 1972
Huwelijk: 4 Jan 1923 Amsterdam