Meinardus Woldringh
Geslacht: | Man | |
Vader: | Sebo Albertus Woldringh | |
Moeder: | Swaantina Gesina Alberdina Potjer | |
Geboren: | 16 MRT 1915 | Groningen |
Overleden: | 9 OKT 1968 | Breda |
Beroep: | fotograaf | |
Aantekeningen: | Na drie jaar studie aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen besloot Meinard Woldringh - het 'eeuwige determineren van grassen' moe - in 1936 van zijn hobby, de fotografie, zijn beroep te maken. Dit vak zou hem, zo vermoedde hij, dichter tot de natuur brengen. In Amsterdam werd hij eerst volontair bij een fotograaf en later bij een reclameadviesbureau om daarna, van 1937 tot 1939, in München een beroepsopleiding te volgen. In augustus 1940 opende hij een eigen atelier in het centrum van Den Haag. Door de oorlogsomstandigheden moest Woldringh zijn aanvankelijke plan zich toe te leggen op reclamefotografie laten varen; hij richtte zich daarom op portretten en dansfoto's. Zijn grootste belangstelling ging echter uit naar de kleurenfotografie, die in deze tijd de kinderschoenen juist aan het ontgroeien was. Hij heeft er tussen 1939 en 1941 verschillende artikelen aan gewijd. Ook in organisatorisch opzicht deed Woldringh van zich spreken. Vanaf 1945 ondernam hij verschillende pogingen 'kunstzinnig ingestelde' fotografen van verschillende richtingen in één vereniging bijeen te brengen. Graag had hij er de fotografensectie van de juist in 1945 opgerichte Vereniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten (GKF) bij betrokken, waarvan hij het ongekunstelde realisme zeer waardeerde, maar de pogingen tot samenwerking zijn steeds gestrand. Woldringhs wens een selecte groep te vormen werd uiteindelijk in 1949 verwezenlijkt in de reorganisatie van de Nederlandsche Fotografen Kunstkring (NFK), een vereniging die in 1902 was opgericht en in de jaren dertig in een impasse was geraakt. De vernieuwde NFK bood zijn leden gelegenheid foto's te laten zien - waarvoor elders nog maar weinig belangstelling bestond - en over het vak te discussiëren. Eerst, van 1949 tot 1951 en van 1953 tot 1965, als secretaris en vanaf 1965 als voorzitter was Woldringh de spil waar de vereniging om draaide. De betrokkenheid van de meeste leden bleek minder groot dan hij had gehoopt, zodat de NFK na een korte bloei opnieuw in een impasse raakte. Bestond Woldringhs vrije werk in de jaren veertig voor een aanzienlijk deel uit dansfoto's, in de twee daaropvolgende decennia was het de natuur die hem daartoe het meest inspireerde. Omstreeks 1950 voltrok zich ook in zijn manier van fotograferen een verandering. Deze is het beste te zien in zijn landschappen, waarvan voldoende voorbeelden bewaard zijn gebleven van vóór en na deze omslag. Tot omstreeks 1950 stond zijn werk in de traditie van het picturalisme, de stroming in de fotografie die onderwerpen en stijl ontleende aan de schilderkunst van de late 19e eeuw en aldus stemmige, net niet scherpe, in een warme tint afgewerkte foto's opleverde. De foto's uit de jaren vijftig en zestig drukken geen stemming of gedachte meer uit, maar laten de schoonheid van de verschijningsvormen zien. Ze zijn scherp gefotografeerd en op papier van een neutrale tint afgedrukt. De grote contrasten tussen licht en donker doen de complexe, grillige vormen die hij in de natuur vond, des te beter uitkomen: boomtakken die tegen een witte lucht afsteken, patronen in het zand, barsten in een laagje ijs, licht in beweging zijnd water dat het zand eronder voor het oog vertekent, een vanaf een hoog standpunt gefotografeerde rivierdelta et cetera. Woldringh was in de jaren vijftig niet de enige die op deze wijze de grafische mogelijkheden van zwart-witfotografie toepaste. Hij heeft zijn vrije werk echter met zoveel toewijding en onderlinge samenhang gemaakt dat er onmogelijk sprake kan zijn van gemakzuchtige navolging of van een 'maniertje'. Woldringh mocht dan grote belangstelling voor kleurenfotografie hebben, zijn vrije werk bestaat grotendeels uit zwart-witfoto's. Aan het maken van afdrukken van de opnamen in kleur is hij nauwelijks toegekomen. De neergang van de portretfotografie als specialisme, de opkomst van de reclame- en kleurenfotografie en zijn niet overmatig grote zakelijkheid deden Woldringh - vermoedelijk in 1954 - besluiten zijn Haagse atelier te sluiten en in vaste dienst te treden van de Nederlandse Rotogravure Maatschappij in Leiden. Tot kort voor zijn overlijden heeft hij de fotostudio van deze drukkerij en uitgeverij geleid. De voorzieningen voor reclamefotografie in kleur waren hier veel moderner en uitgebreider dan in Woldringhs eigen studio ooit mogelijk zou zijn geweest. Een tegenwicht voor de commerciële afwegingen en de niet altijd even interessante opdrachten zocht Woldringh in zijn vrije werk. Het liefst zou hij iedere dag de natuur in zijn gegaan. Een aantal zaken zat Woldringh aan het einde van zijn leven tegen. Bij de impasse van de NFK voegden zich in 1968 de sluiting van de Rotogravure-studio en het verbreken van de verbintenis tussen Europhot, een Europese vereniging van beroepsfotografen, en het internationale vakblad Camera , waarvan Woldringh sinds 1960, namens Europhot, redactielid was geweest. Deze tegenslagen deden hem in 1968 een aanbod aanvaarden docent te worden aan de afdeling Fotografie en filmvormgeving van de Academie voor Beeldende Kunsten 'St. Joost' te Breda. Twee maanden na zijn aantreden overleed hij echter al. Woldringh heeft zijn leven grotendeels aan de fotografie gewijd. Serieus, kritisch en veeleisend zijnd, heeft hij vanaf 1940 een vooraanstaande plaats in de Nederlandse fotografie ingenomen. Dezelfde eigenschappen maakten anderzijds dat hij zich nu en dan nogal direct, ontactisch en hard kon uitlaten. Dat nam niet iedereen voor hem in. Zijn vriendelijkheid en fijnzinnigheid gingen enigszins schuil achter verlegenheid en geslotenheid. Het vrije werk maakt zonder twijfel het belangrijkste deel uit van Woldringhs oeuvre. Veel van zijn beste natuurfoto's zijn echter nooit gepubliceerd. A: Archief-Woldringh in het Studie- en documentatiecentrum voor fotografie van het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te Leiden. P: Bibliografie in de onder L genoemde publikatie van Ingeborg Th. Leijerzapf en Ineke Oele-Kap. L: Evert W.M. Rodrigo, De Nederlandse Fotografen Kunstkring: 1949-1970, een archief-onderzoek [Ongepubliceerde doctoraalscriptie vakgroep Kunstgeschiedenis, RU Leiden] (Leiden, 1979); Ingeborg Th. Leijerzapf en Ineke Oele-Kap, 'Meinard Woldringh', in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie in monografieën en thema-artikelen . Onder red. van Ingeborg Th. Leijerzapf [e.a.] (Alphen aan den Rijn [etc.], 1984-); Hans Rooseboom, Meinard Woldringh (1915-1968), een fotograaf. Schets van zijn carrière [Ongepubliceerde doctoraalscriptie vakgroep Algemene Letteren, RU Utrecht] (Utrecht, 1991). Hans Rooseboom Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Maria Barbera Boissevain | geb. 1 Nov 1924 overl. 1993 |
Huwelijk: | 6 Juni 1963 | Oegstgeest |