Frederik Sieger

Geslacht: Man
Vader: Frederik Sieger
Moeder: Richtje voor de Wind
Geboren: 15 Juni 1902 Amsterdam
Overleden: 22 Juli 1999 Zevenaar
Beroep: kantoorbediende, kunstschilder
Aantekeningen: “Als we het over inspiratie hebben, dan zou ik zeggen dat ik steeds weer het wonder van het leven onderga. Iedere dag opnieuw, en dan vooral de atmosfeer in de natuur. Mijn tuin is daar een voorbeeld van. Wat ik daar allemaal zie gebeuren, zie ontstaan, dat is voor mij één van de belangrijkste inspiratiebronnen. Verder probeer ik iedere dag te werken. Dat is wel het allerbelangrijkste, dat ik de mogelijkheid heb om te werken. En ik probeer met mijn werk de atmosfeer uit te drukken in kleur en vorm, die ik om me heen zie in dat wonderlijke leven.” Aan het woord is Fred Sieger, bij kunstliefhebbers ook wel bekend als ‘Sieger van Zevenaar’. Maar zijn wieg stond in Amsterdam. Hij werd geboren in de zomer van 1902 op de derde verdieping van een huis in de Nicolaas Beetsstraat. Tot halverwege de jaren ’50 zou de nationale hoofdstad zijn woon- en werkplaats blijven. Begonnen als jongste bediende bij een bank?liaal van Pierson & Co. aan de Herengracht, besloot hij in 1928, na een decennium trouwe dienst, dat hij kunstenaar wilde worden. Een jaar eerder was hij in het huwelijk getreden met de danseres Kootje Schäperkötter, die haar eigen balletstudio dreef. Toen hij zijn beslissing nam, had Sieger al enkele schilderlessen achter de rug. Zijn eerste en enige leraar was Henk Melgers, een schilder uit Sloterdijk, die werkte in de trant van Vincent van Gogh. Vanaf eind jaren ’20 ontwikkelde Sieger zich verder als autodidact. Zijn realistisch geschilderde stillevens uit die tijd kunnen gerekend worden tot de zogeheten Nieuwe Zakelijkheid. Andere werken tonen een meer naïeve schilderstijl in navolging van Henri Rousseau.
Tentoonstellen deed Fred Sieger aanvankelijk alleen als lid van De Onafhankelijken, waarmee hij in contact was gekomen via zijn kunstenaarsvrienden, onder wie Harmen Meurs, Ger Gerrits en Henk Henriët. In 1937, het jaar dat zijn huwelijk met Kootje Schäperkötter stuk liep, had hij zijn eerste tentoonstelling buiten het kader van deze vereniging in kunsthandel De Brug. Hij exposeerde er samen met Bob Buys, Wim Oepts en Lea Halpern. Sieger probeerde in zijn kunst allerlei verschillende technieken en stijlen uit. Hij leerde snel, maar bleef onzeker over de te volgen koers. Tijdens een ziekbed van een aantal weken besloot hij het artistieke roer drastisch om te gooien. De schilderijen van ‘intimist’ Pierre Bonnard zetten hem op het spoor van de kleur. In de contemporaine Franse kunst vond hij de inspiratie die hij tevergeefs in de Nederlandse kunst had gezocht.
Zijn tweede vrouw ontmoette Fred Sieger eind jaren ’30, mogelijk in het atelier van de beeldhouwer Fred Carasso in de Amsterdamse Zomerdijkstraat. Helena Rubbens stond hier dikwijls model voor beeldhouwers en schilders. Fred Sieger, een goede vriend van Carasso, was een van de deelnemers aan de modeltekenclub. Sieger en Rubbens trouwden op 22 januari 1940. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, die een paar maanden daarna uitbrak, was Fred Sieger actief in het kunstenaarsverzet: “gewoon de kleine dingen, pam?etten distribueren en ik was contactpersoon.” In 1944 zag hij zich genoodzaakt onder te duiken in Gelderland. Van schilderen kwam in die tijd niet veel terecht.
Op de tentoonstelling Kunst in Vrijheid, die meteen na de bevrijding in het Rijksmuseum werd gehouden, was hij vertegenwoordigd met werk dat grotendeels al voor de oorlog tot stand was gekomen. Pas in de winter van 1946 had Sieger genoeg materiaal voor een nieuwe tentoonstelling. Zijn schilderkunst stond op dat moment sterk onder de invloed van de École de Paris, maar behield niettemin een eigen signatuur. Kunstcriticus Jan Engelman reageerde enthousiast op Siegers werk en zorgde ervoor dat de schilder in 1948 namens Nederland werd uitgezonden naar de prestigieuze Biënnale van Venetië. Met zijn deelname aan de Biënnale zou Sieger de?nitief doorbreken.
Nadat ook zijn tweede huwelijk, dat twee dochters voortbracht, was ontbonden, trouwde Fred Sieger op 17 augustus 1950 met de Amerikaanse kunstenares Helen White. Zij werd, zoals hij het zelf uitdrukte, de liefde van zijn leven. Een jaar later accepteerde Sieger een functie als docent schilderen aan de kunstacademie in Arnhem, die toen nog Genootschap Kunstoefening heette. Eind 1955, toen de tijdelijke baan werd omgezet in een permanente, verhuisde het echtpaar naar Arnhem, om begin 1956 al weer te verhuizen, ditmaal naar Velp. In 1965 werd ten slotte een vaste stek gevonden aan de Markt in Zevenaar. Fred Sieger heeft het docentschap in Arnhem altijd als een belangrijke fase in zijn leven beschouwd. Tijdens de vele interviews die hij gaf, benadrukte hij telkens weer dat het lesgeven ook voor hemzelf buitengewoon leerzaam is geweest. Tot zijn pensioen in 1967 leidde hij tientallen schilders op, onder wie Geurt van Dijk, Klaas Gubbels, Marten Hendriks, Marianne Meester, Elly Slegten en Jan Slijkhuis. Ook Jan Cremer had hij een jaar lang in zijn klas.
De veelgehoorde stelling dat een baan als leraar de eigen artistieke ontwikkeling in de weg staat, is in het geval van Fred Sieger onwaar gebleken. In binnen- en buitenland werd zijn werk hoog aangeslagen. In de jaren ’40 en ’50 waren zijn schilderijen behalve in Nederland te zien op tentoonstellingen in Zwitserland, Finland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Spanje en Egypte. Fred Sieger had succes met zijn werk en redenen om een andere artistieke weg in te slaan, leken dan ook niet aanwezig. Toch zou hij dat doen. Al in 1950 had hij zijn eerste abstracte schilderij gemaakt, een doek dat waarschijnlijk nooit werd geëxposeerd. Pas vijf jaar later liet hij een aantal andere abstracte composities zien in een galerie in Arnhem. Het publiek tolereerde dit werk niet zonder protest. De reacties op een tentoonstelling in Dordrecht waren zelfs ronduit vijandig. Zonder dat hij het hierop bewust aanstuurde, werd Sieger naar aanleiding van die reacties als avant-garde kunstenaar bestempeld en verdedigd. In 1958 en 1959 maakte hij deel uit van de avant-gardistische Informele Groep. Toen deze groep zich bij monde van Armando steeds provocerender opstelde, distantieerde Fred Sieger zich van zijn mede-exposanten en ging hij alleen verder.
Een belangrijk jaar voor de schilder was 1964. In december van dat jaar ontving hij de Culturele Prijs van de stad Arnhem. Enkele maanden eerder was er een tentoonstelling geopend van Siegers lyrisch abstracte schilderijen in Galerie Moderne in het Deense Silkeborg, die een nieuwe fase in zijn carrière inluidde. De Doesburgse schilder Jan Homan had hem kort tevoren geïntroduceerd bij galeriehouder Willy Omme. Beide Nederlandse schilders maakten in Silkeborg hun Deense debuut. Omme omschreef de schilderijen van Fred Sieger treffend als “kamermuziek voor je ogen”. In de periode 1964-1987 exposeerde Sieger in verschillende galeries en musea in Denemarken. Behalve solotentoonstellingen, had hij er ook groepsexposities, onder anderen met zijn vrouw Helen en met internationaal gerenommeerde schilders als Karel Appel, Pierre Alechinsky en Asger Jorn. Omdat hij toen in Nederland nauwelijks tentoonstelde, was Sieger voor de Denen waarschijnlijk een bekendere schilder dan voor menig Nederlander.
In 1978 hield hij na een afwezigheid van dertien jaar weer exposities in eigen land. Om zich te onderscheiden van zijn schilderende neef en naamgenoot signeerde hij zijn werk inmiddels met ‘Sieger van Zevenaar’. Door een aantal overzichtstentoonstellingen in de jaren ’80 kwam Fred Sieger opnieuw volop in het blikveld van de Nederlandse kunstkritiek terecht. In 1982 was zijn werk in zijn geboortestad te zien. Criticus Hans Redeker gaf hem in een artikel getiteld ‘Fred Sieger terug in Amsterdam’ een bijzonder warm onthaal. Hij noemde hem “een kunstenaar, die door de jaren heen wist te evolueren, zonder knieval voor het snobisme, steeds jonger want vrijer en steeds rijker in een picturale, autonome taal.” De jaren ’80 behoren tot Siegers meest productieve. Titels gaf hij zijn werken niet meer. De nummering van zijn schilderijen uit die tijd loopt door tot ruim zeshonderd, wat betekent dat hij gemiddeld meer dan één schilderij per week maakte.
De waardering voor zijn werk bleef ook nu niet uit. Op 86-jarige leeftijd won hij in 1988 de Jaromir, een oeuvreprijs voor kunstenaars uit de regio Oost-Gelderland. Hoewel een bekroning, was de Jaromir zeker geen afsluiting. In het laatste decennium van zijn leven zou Sieger nog bijna jaarlijks exposeren, voornamelijk in Amsterdam. Ter viering van zijn negentigste verjaardag was er een tentoonstelling bij Galerie Mia Joosten op de Amsterdamse Keizersgracht. Bij die gelegenheid werd hij tevens benoemd tot erelid van de Gemeenschap Beeldende Kunstenaars van de provincie Gelderland. Vijf jaar later werd een volgende mijlpaal gememoreerd met een tentoonstelling in Museum Jan van der Togt in Amstelveen. Zijn vitaliteit sprak luid en duidelijk uit zijn werk. Zijn gezondheid liep weliswaar achteruit, maar werken deed hij nog elke dag. Aan ophouden heeft hij nooit gedacht. Voor hem was, zoals hij eens in een interview zei, “elk nieuw werk, een stap verder”. Toch kwam er een einde aan het lange leven van Fred Sieger. Op donderdag 22 juli 1999 kon het vermoeide lichaam de onvermoeibare schilder niet meer bijbenen.
Literatuur
H. van der Grinten, Fred Sieger. Schilderijen 1978-1987, tentoonstellingscatalogus Museum Commanderie van St. Jan, Nijmegen 1987
H. van der Grinten, Fred Sieger. Recente tekening, Zevenaar 1997
F. Hoekstra (red.), Een leven in kleur. Leven en werk van de schilder Fred Sieger (1902-1999), Zevenaar 2002
R. Oxenaar, Fred Sieger van Zevenaar – een overzicht, Zevenaar 1992 – H. Redeker, ‘Fred Sieger weer terug in Amsterdam’ in: Kunstbeeld, okt. 1982, 31
L. van Weelden, Fred Sieger, Zevenaar, 1978
L. van Weelden (red.), Fred Sieger. Allemaal bloemen voor mij, tentoonstellingscatalogus Gemeentemuseum Arnhem, Museum Van Bommel-Van Dam, Arnhem, Venlo 1981
L. van Weelden, Fred Sieger – Reizen... maar niet direkt, Zevenaar 1987
Feico Hoekstra
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 112-114.

Gezin 1

Huwelijkspartner: Jacoba Elisabeth Schäperkötter geb. 18 OKT 1904 overl. 19 MEI 1994
Huwelijk: 7 Apr 1927 Amsterdam
Scheiding: 23 Sept 1937 Amsterdam

Gezin 2

Huwelijkspartner: Helena Rubbens geb. 27 MRT 1919
Huwelijk: 24 Jan 1940 Amsterdam
Scheiding: 1 Feb 1950 Amsterdam

Gezin 3

Huwelijkspartner: Helen White geb. 1911 overl. 2010
Huwelijk: 17 Aug 1950 Amsterdam ??