Albert Gillis von Baumhauer
Geslacht: | Man | |
Vader: | Edouard Marie von Baumhauer | |
Moeder: | Elisabeth Menalda | |
Geboren: | 10 OKT 1891 | Heerenveen |
Overleden: | 18 MRT 1939 | Aider, Ver. Staten |
Beroep: | ingenieur | |
Aantekeningen: | Von Baumhauer studeerde, na de HBS te hebben doorlopen, werktuigbouwkunde aan de Technische Hoogeschool te Delft tussen 1910 en 1916. Zijn vroege belangstelling voor de toen nog jonge luchtvaart was echter reeds in die tijd tot uiting gekomen, door de bouw, te zamen met de gebroeders jhr. P.J. en jhr. W. Six, van een tweedekker zweefvliegtuig waarmee in de duinen bij Zandvoort in 1910 met behulp van hellingstijgwind vliegproeven werden ondernomen. Ook in 1910 bouwde Von Baumhauer een model van een hefschroefvliegtuig met twee tegengesteld draaiende rotors, dat wel vloog, maar niet stabiel bleek. In 1913 ontving hij te Juvisy van de Franse vlieger F. Champel de luchtdoop. Na zijn studie te Delft te hebben voltooid, studeerde Von Baumhauer nog enige tijd te Göttingen (aerodynamica) en aan de Technische Hogeschool te Zürich, waar hij de mathematicus en luchtvaartdeskundige professor Ludwig Prandtl en professor Theodor von Kàrmàn ontmoette. Deze laatste had in de Eerste Wereldoorlog in Oostenrijk-Hongarije met de Hongaar I. Petróczy een min of meer succesvol hefschroefvliegtuig weten te bouwen, een onderwerp dat Von Baumhauer ook later zou blijven interesseren. Reeds tijdens zijn studie had Von Baumhauer gewerkt bij het aerodynamisch laboratorium van de Koninklijke Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart. In 1917 trad hij in dienst bij de NV Automobiel- en Vliegtuigenfabriek Trompenburg te Amsterdam, fabrikant van de toen bekende Spijker vliegtuigen en auto's. In 1919 werd hij chef-constructeur van de Afdeeling Vliegtuigen van Van Berkel's Patent te Rotterdam. Hier was hij verantwoordelijk voor het ontwerp van de Van Berkel W-B, een groot drijvervliegtuig voor de Marine Luchtvaartdienst. Toen de onderneming Van Berkel in 1921 met de vliegtuigbouw ophield, trad Von Baumhauer in dienst van de Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart (voorloper van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium), waarvan hij een tijdlang onderdirecteur was. Hier wijdde hij zich aan vele onderdelen van de luchtvaart en vooral de veiligheid in de lucht, zowel in windtunnelproeven als in wetenschappelijke verhandelingen en rapporten. Zijn grootste bekendheid verkreeg hij in die jaren echter door het ontwerp en de bouw van de eerste Nederlandse helicopter. Aanleiding was een in 1922 door het Britse ministerie voor Luchtvaart uitgeschreven prijsvraag voor een helicopter die aan een groot aantal - zware - eisen moest voldoen, waaronder het verticaal stijgen tot 100 meter, vliegen bij een snelheid van 100 km/u en veilig landen van 100 meter hoogte met afgezette motor. Dit alles moest vóór 1 mei 1925 (later verlengd tot 1 mei 1926) worden verwezenlijkt, en de uitgeloofde prijs bedroeg £ 50.000,- (ca. 600.000,-). Vanaf 1922 hield Von Baumhauer zich bezig met het ontwerpen van een toestel voor deze competitie, waarvoor hij zich in april 1924 officieel inschreef. Om bouw en vluchten te verwezenlijken werd op 5 november 1924 de Vereeniging De Eerste Nederlandsche Hélicoptère opgericht, waarvan P.J. Six secretaris/penningmeester werd. De helicopter was in april 1925 gereed, en de eerste vluchten werden in september 1925 gemaakt door lt. F.H. van Heyst. Op 10 februari 1926 slaagde Van Heyst erin de machine gedurende 5 minuten enige meters van de grond te houden (het hoogterecord voor hefschroefvliegtuigen stond toen nog op 5 meter!). Na deze proefvluchten, die op Soesterberg plaatsvonden, werd de helicopter in 1926 overgebracht naar Schiphol, waar eerst B. Grase en later P.J. Six als invlieger optraden. De Britse prijsvraag was inmiddels afgelast als gevolg van een dodelijk ongeluk in Engeland, maar de proefnemingen met de helicopter van Von Baumhauer werden tot 1930 voortgezet. Verscheidene verbeteringen werden aangebracht, met als gevolg dat de vluchten ook steeds beter werden, zij het dat zij - door de wind - nog vaak een enigszins onbestemde richting hadden. Op 28 augustus 1930 vloog Von Baumhauer zelf anderhalf uur met de helicopter. De volgende dag brak echter een scharnierbout van een van de rotorbladen, waarna het toestel op de grond viel en totaal werd vermeld. Von Baumhauer bleef gelukkig ongedeerd. Aangezien het geld nu vrijwel op was werd besloten de machine niet weer op te bouwen. Wel bleef Von Baumhauer zich tot het eind van zijn leven voor de ontwikkeling van de helicopter interesseren. Ook op andere terreinen van de luchtvaart bleef Von Baumhauer actief. In 1920 reeds had hij de Rhön, in die tijd het voornaamste centrum voor zweef vliegen in Duitsland en in Europa, bezocht. In 1931 zweefde hij als eerste Nederlander een uur boven de duinen van Noordwijk naar Zandvoort en terug. In 1931 ook behaalde hij zijn brevet voor motor vliegen. In 1937 werd Von Baumhauer benoemd tot ingenieur bij de Luchtvaartdienst van het ministerie van Waterstaat (thans Rijksluchtvaartdienst), waar hij onder meer de keuring en inspectie van nieuwe vliegtuigtypes tot taak kreeg. In maart 1939 ging hij op een studiereis naar de Verenigde Staten, waar hij om het leven kwam bij het ongeluk met het prototype van het viermotorige Boeing Stratoliner verkeersvliegtuig bij de plaats Aider in de staat Washington. Bij dit ongeval vonden ook de onderdirecteur van de KLM P. Guilonard, en acht Amerikanen de dood. Op het moment van zijn overlijden lag in Nederland de voordracht gereed voor zijn benoeming tot hoogleraar aan de TH te Delft. Dat Von Baumhauer ook in het buitenland ruime erkenning vond, blijkt uit zijn benoemingen tot Fellow van de Royal Aeronautical Society, corresponderend lid van de Deutsche Akademie für Luftfahrtwissenschaften en vertegenwoordiger voor Nederland van het Daniel Guggenheimfund (USA), dat speciaal met de veiligheid van de luchtvaart belast was. Von Baumhauer was een van de eersten die zich in Nederland consequent hebben beziggehouden met de wetenschappelijke basis van de ontwikkeling van de luchtvaart. Zijn werk, dat vele facetten op dit gebied besloeg en tot uiting kwam in een groot aantal rapporten en wetenschappelijke verhandelingen, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de luchtvaartwetenschap in Nederland en daarbuiten in de periode tussen de wereldoorlogen. P: Zie o.a. artikelen in Het Vliegveld, 1919-1939, en registers van 1916-1945 van De Ingenieur. L: Behalve herdenkingsartikelen in o.a. Algemeen Handelsblad, 30-3-1939 en De Ingenieur 54 (1939) A125 - 126: Notes on the late Mr A.G. von Baumhauer (Amsterdam, 1954); Th. Wesselink, Th. Postma, De Nederlandse vliegtuigen (Haarlem, 1982). I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 84. H.J. Hazewinkel Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Hildegonda Johanna Gratama | geb. 1896 |
Huwelijk: | 12 MEI 1919 | Assen |