Jan Bastiaans
Geslacht: | Man | |
Vader: | Jan Bastiaans | |
Moeder: | Cornelie Carolina Henriette Nina Tengbergen | |
Geboren: | 27 MEI 1917 | Rotterdam |
Overleden: | 31 OKT 1997 | Warmond |
Religie: | Remonstrants | |
Beroep: | psychiater | |
Aantekeningen: | Jan Bastiaans was de oudste van drie kinderen in een remonstrants gezin in Rotterdam, waar zijn vader werkzaam was als hoofd van een lagere school. Na diens benoeming tot directeur van een meisjeslyceum in Hilversum verhuisde het gezin naar het Gooi. Op latere leeftijd terugblikkend op zijn ouderlijk milieu, heeft Bastiaans altijd het idealisme van zijn vader - die onder andere actief was in de Vereeniging voor Volkerenbond en Vrede - genoemd als een factor die hem blijvend heeft beïnvloed. Na zijn middelbare school schreef Bastiaans zich op 24 september 1936 in als student geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was actief in het verenigingsleven en sloot zich na de Duitse inval aan bij het studentenverzet. Hij moest zijn activiteiten echter beperken toen hij in het najaar van 1942 aan een verkeerde medische behandeling een stijf rechterbeen overhield. Wat de precieze verzetsactiviteiten van Bastiaans inhielden, is onduidelijk, maar zijn anti-Duitse opstelling noodzaakte hem tegen het einde van de bezetting een korte periode onder te duiken. De laatste oorlogsjaren moeten ook in andere opzichten veelbewogen zijn geweest. In juli 1944 trouwde Bastiaans met de negen jaar oudere verpleegster Helena Visser. In december van dat jaar beviel zij van een tweeling. Ook ging hij in psychoanalyse bij de psychiater Jeanne Lampl-de Groot, een leerlinge van Sigmund Freud. De problemen met zijn been beïnvloedden niet alleen Bastiaans' verzetscarrière, maar ook zijn professionele loopbaan. Zijn eerste keuze, de chirurgie, moest hij laten varen omdat hij daarvoor niet lang genoeg achtereen kon staan. Ook zijn grote lengte speelde hem parten. Na zijn artsexamen op 29 augustus 1945 werd hij assistent in het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis bij de internist J.J. Groen, de grondlegger van de psychosomatiek in Nederland, en koos hij voor een specialisatie in de psychiatrie. Hierdoor kwam Bastiaans al in 1946 in aanraking met voormalige leden van het verzet die door invaliditeit, ziekte of psychische nood in moeilijkheden waren geraakt. In verband met hun aanvragen voor buitengewoon pensioen verrichtte hij op verzoek van de betrokken instanties zo nu en dan psychiatrische observaties. Ook begon Bastiaans met de psychiatrische behandeling van deze groep. Naar zijn ervaring was gesprekstherapie voor veel oorlogsslachtoffers onvoldoende om de traumatiserende ervaringen aan de oppervlakte te brengen. Om bij hen een doorbraak te bewerkstelligen maakte hij al snel op kleine schaal gebruik van zogeheten narcoanalyse. Bij deze behandelingsmethode kreeg de patiënt een licht slaapmiddel ingespoten, waardoor hij eerst in slaap viel en vervolgens nog korte tijd in een soort halfslaap verkeerde, waarin hij ongeremd van alles vertelde. Vanaf 1951 zette Bastiaans zijn werk voort als hoofdassistent van de psychiatrische universiteitskliniek in het Wilhelmina Gasthuis, waar hij vervolgens werd benoemd tot afdelingshoofd en in 1961 tot chef de clinique. Tot 1955 bleef hij voor een deel van zijn werktijd nog verbonden aan de psychosomatische werkgroep van Groen - diens invloed zou altijd in zijn werk aanwezig blijven. Naast de psychosomatiek vormde de psychoanalyse een tweede bron van inspiratie. In 1954 werd Bastiaans benoemd tot directeur van het Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam, een functie die hij negen jaar zou uitoefenen. Zijn onderzoek bij oorlogsslachtoffers zette hij intussen voort. Dit leidde op 31 januari 1957 tot een promotie aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Psychosomatische gevolgen van onderdrukking en verzet. Hierin deed Bastiaans verslag van zijn onderzoek bij een grote groep ex- verzetsdeelnemers die sinds de bevrijding medisch waren gekeurd. Een klein deel van hen ontving ook psychiatrische behandeling, meestal psychotherapie, soms gecombineerd met narcoanalyse of medicijnen. De resultaten hiervan, zo concludeerde Bastiaans, waren over het algemeen teleurstellend. Na deze ervaring zette Bastiaans in 1961 een nieuwe stap toen hij begon met het gebruik van LSD ter ondersteuning van de psychotherapeutische behandeling. Deze therapie - verklaarde hij - liet onderdrukte angst, woede en haat in volle intensiteit naar boven komen. Ten gevolge van die herbeleving verminderden de klachten en de nachtmerries waarmee overlevenden kampten en ging de oorlog meer tot het verleden behoren. Tijdens zijn verdere loopbaan is Bastiaans zich blijven bezighouden met het complex van klachten en problemen dat mede door zijn toedoen bekend werd als het 'KZ-syndroom'. Met alle facetten van dit syndroom - diagnose, verschijningsvormen, verloop - heeft Bastiaans zich beziggehouden, maar het bekendst werd hij door zijn bemoeienis met de behandeling ervan. Per 1 januari 1964 aanvaardde Bastiaans het ambt van hoogleraar in de psychiatrie aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Daarmee werd hij tevens directeur van de psychiatrische universiteitskliniek, de Jelgersmakliniek in Oegstgeest. Het centrum van de behandeling van oorlogsslachtoffers kwam hierdoor in Oegstgeest te liggen, zeker wat het gebruik van LSD betreft. De toepassing van dit niet ongevaarlijke hallucinogene middel in de psychiatrische praktijk was in de loop van de jaren zestig steeds meer omstreden geraakt en werd zelfs verboden toen LSD in 1966 in de Opiumwet werd opgenomen. Voor Bastiaans werd echter een uitzondering gemaakt. Op dat moment genoot de 'methode-Bastiaans' buiten de kring van direct betrokkenen nog nauwelijks bekendheid. Dit veranderde toen begin 1972 grote commotie ontstond over de eventuele vrijlating van de drie Duitse oorlogsmisdadigers die hun straf uitzaten in de gevangenis van Breda. De effecten van dit voorstel op de geestesgesteldheid van de overlevenden kwamen hierbij al snel op de voorgrond te staan. In de hitte van het debat werd op 26 februari 1972 de documentaire Begrijpt u nu waarom ik huil? (1969) op de televisie uitgezonden. Deze film, die Bastiaans samen met de cineast Louis van Gasteren had gemaakt, volgde een ex-verzetsman tijdens zijn LSD-therapie onder leiding van Bastiaans en was oorspronkelijk bedoeld als voorlichtingsfilm voor hulpverleners. De documentaire maakte op vele kijkers diepe indruk. De publieke discussie over 'de drie van Breda' markeert een omslag in het maatschappelijke klimaat rond oorlogsslachtoffers. De erkenning van hun leed werd nu in alle toonaarden bepleit, wat mede tot uitdrukking kwam in de bouw van een specifieke behandelkliniek voor oorlogsslachtoffers. Bastiaans was hier altijd een warm voorstander van geweest. Bij de voorbereidingen van wat het Centrum '45 zou gaan heten, was hij dan ook nauw betrokken. Niet voor niets werd dit gebouwd op een terrein naast de Jelgersmakliniek. Tot zijn grote ongenoegen werd hij echter geen directeur, omdat de universiteit hem niet toestond deze functie te combineren met zijn leiding over de Jelgersmakliniek. Daarbij kwam dat er tussen Bastiaans en het bestuur van het Centrum '45 grote verschillen van inzicht ontstonden over de wijze van behandeling. Toen het centrum in 1973 uiteindelijk geopend werd, stond Bastiaans volledig buiten spel. Dit conflict was niet het enige dat een schaduw wierp over het hoogleraarschap van Bastiaans. In zijn eigen staf rommelde het geregeld, en met de faculteit en de universiteit raakte hij verwikkeld in een slepende affaire over de nieuwbouw van het academisch ziekenhuis en de plaats die de psychiatrische kliniek daarin zou moeten innemen. Ook over zijn onderwijs deden zich hoogoplopende conflicten voor met collega's en studenten. Dit alles had tot gevolg dat Bastiaans zich meer en meer terugtrok in zijn vesting: de dependance van de Jelgersmakliniek waar de particulier verzekerde patiënten werden opgenomen en behandeld, bijgenaamd 'de Villa'. Hoe omstreden Bastiaans in zijn eigen universitaire omgeving ook was, als expert op het gebied van de behandeling van getraumatiseerde oorlogsslachtoffers genoot hij een enorme reputatie. Hij schreef tientallen artikelen en congresbijdragen en claimde in therapeutisch opzicht goede resultaten. In woord en geschrift getuigde een aantal ex-patiënten daar ook van. Om in bredere kring begrip te kweken voor de slachtoffers van oorlog en vervolging verscheen in 1975 het boek Allemaal rottigheid, allemaal ellendevan de journalist Wim Wennekes. Hierin wordt nauwgezet de LSD-behandeling door Bastiaans van het toenmalige socialistische Eerste-Kamerlid Eibert Meester beschreven. Ruim een jaar na verschijning van het boek kwam echter aan het licht dat de heldhaftige verzetsdaden en gruwelijke ervaringen in Duitse gevangenschap die Meester in therapie opnieuw zou hebben doorleefd, volledig waren verzonnen. De positie van Bastiaans was inmiddels zo goed als onaantastbaar, en deze pijnlijke affaire schaadde zijn reputatie dan ook nauwelijks. Vooral door het voormalig verzet werd 'Papa Bas' op handen gedragen. Bastiaans was een charismatisch figuur, die een deel van zijn patiënten blijvend emotioneel aan zich wist te binden en zelf graag voedsel gaf aan het idee onmisbaar te zijn voor hun psychisch welzijn. Bastiaans maakte lange werkdagen; patiënten in crisis stonden dagelijks bij hem thuis op de stoep of belden hem op vreemde uren op. Ook het leven van zijn vrouw - zijn drie kinderen waren inmiddels volwassen - stond op die manier volledig in het teken van zijn werk. Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig ging Bastiaans zijn inzichten ook toepassen op andere groepen van getraumatiseerden, zoals slachtoffers van marteling, incest en verkeersongevallen. Specifieke gebeurtenissen, zoals de treinkaping in het Drentse Wijster en de gijzeling van het personeel van het Indonesische consulaat in Amsterdam, beide door Molukse jongeren in december 1975, voorzag hij van commentaar. Bastiaans publiceerde hierover in 1979 Psychologisch onderzoek naar de gevolgen van gijzelingen in Nederland(1974- 1977), trad op als beleidsadviseur en was op de televisie een veelgevraagde deskundige. Ook internationaal genoot zijn werk grote belangstelling. Aan de Leidse universiteit bleef Bastiaans intussen het middelpunt van conflicten. Hoewel hij in de medische wereld steeds geïsoleerder was komen te staan, wist hij zich telkens weer gesteund door een intensieve lobby vanuit het voormalige verzet en door zijn contacten aan het hof, in het bijzonder met prins Bernhard. Dit maakte het vrijwel onmogelijk hem beperkingen op te leggen, ondanks groeiende twijfel op het ministerie van Volksgezondheid en bij de Inspectie over zijn manier van werken. De conflicten rond Bastiaans bereikten een publicitair hoogtepunt bij zijn afscheid. Zijn vertrek als directeur van de Jelgersmakliniek, op 31 december 1982, was met veel ruchtbaarheid omgeven, omdat hij, ondanks eerder gemaakte afspraken, weigerde vrijwillig te vertrekken. Na zijn eervol ontslag bleef Bastiaans nog in functie als hoogleraar en mocht hij tevens in zijn 'Villa' patiënten blijven opnemen en behandelen. Toen de datum van zijn emeritaat naderde, ontstond opnieuw beroering met publiciteit en Kamervragen. De gezamenlijke verzetsorganisaties wisten te bereiken dat eind maart 1985 de Tweede Kamer een motie aannam die bepaalde dat Bastiaans na zijn vertrek als hoogleraar per 1 juni 1985 zijn unieke werk moest kunnen voortzetten. Na veel moeite werd Centrum '45 bereid gevonden tot 1 januari 1987 de verantwoordelijkheid voor de 'Villa' over te nemen en Bastiaans als medicus onderdak te verlenen. Een neerslag van zijn denken op het gebied van psychosomatiek en traumaverwerking verscheen in deze tijd in de bundel Isolement en bevrijding(1986). Kort na Bastiaans' emeritaat besloot de regering - op advies van de Gezondheidsraad - dat zijn behandelmethode niet mocht worden voortgezet, omdat wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid ervan ontbrak. Hij mocht echter in zijn lopende behandelingen LSD blijven gebruiken. Een poging van Bastiaans de effectiviteit van zijn methode met behulp van patiëntendossiers nader te laten onderzoeken liep in 1987 uit op een fiasco, omdat de driehonderd beloofde dossiers - op een handvol uitzonderingen na - onvoldoende gegevens bevatten. Bastiaans' tanende reputatie kreeg hierdoor een gevoelige klap. Desondanks wist hij zijn verblijf in Centrum '45 nog met een jaar te verlengen. Op 1 januari 1988 viel voor hem definitief het doek. Ook nadien bleef Bastiaans buiten de officiële psychiatrie nog therapieën geven met behulp van allerlei bewustzijnsverruimende middelen, waarbij hij steeds verder in de marge verzeild raakte. Zo leidde hij geheime sessies in een hotel in Oegstgeest om te experimenteren met het middel ibogaïne als afkickmiddel voor drugverslaafden. In 1994 kwam tijdens een dergelijke sessie een vrouw om het leven. Bastiaans moest zich verantwoorden voor het medisch tuchtcollege en werd gedwongen zijn praktijk neer te leggen. Zijn gezondheid was toen al slecht. Hij stierf in 1997 op tachtigjarige leeftijd. Jan Bastiaans bekleedde in zijn leven tal van (ere)functies in Nederlandse en internationale verenigingen en ontving verscheidene binnen- en buitenlandse onderscheidingen. Na de Duitse bezetting was hij niet de eerste die aandacht schonk aan de langdurige psychische en psychosomatische nawerking van oorlogs- en kampervaringen. Hij was wel de eerste die hier een heel oeuvre aan wijdde en zich zijn hele werkzame leven lang met de problematiek heeft beziggehouden. Bastiaans gaf in brede kring bekendheid aan het KZ-syndroom en legitimeerde daardoor de klachten en moeilijkheden waar veel oorlogsslachtoffers mee kampten. De emotionele betekenis die zijn werk en zijn persoon voor velen van hen hebben gehad, staat buiten kijf. De wetenschappelijke betekenis van zijn werk is daarentegen omstreden. Gesteund door een invloedrijke achterban heeft Bastiaans nooit enige verantwoording af hoeven te leggen over zijn toepassing van LSD, waardoor het wetenschappelijk fundament voor de methode-Bastiaans tot op heden ontbreekt. A: Persdocumentatie betreffende J. Bastiaans en Eibert Meester in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam; archief-J. Bastiaans bij de Stichting ICODO (Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen) te Utrecht. P: 'Lijst van publikaties van prof.dr. J. Bastiaans [1947-1986]', in J. Bastiaans, Isolement en bevrijding(Amsterdam 1986) 145-155. Na 1986 verschenen er nog enkele inleidingen en artikelen van zijn hand. L: Annet Mooij Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6 Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Helena Visser | geb. 21 Sept 1908 overl. 2006 |
Huwelijk: | 28 Juli 1944 | Den Haag |