Dirk Christiaan Nijhoff
Geslacht: | Man | |
Vader: | Jacob Louis Nijhoff | |
Moeder: | Maria Indeweij | |
Geboren: | 31 Aug 1838 | Gouda |
Overleden: | 10 Feb 1902 | Meersen |
Beroep: | leeraar | |
Aantekeningen: | NIJHOFF (Dr. Dirk Christiaan), geb te Gouda 31 Aug. 1838, overl. te Meersen 10 Febr. 1902, zoon van ds. Jacob Louis Nijhoff en Maria Indewey (kol. 1010), werd na voorbereidend onderwijs te hebben genoten 11 Aug. 1856 theol. student te Leiden. Na zijn proponents-examen te hebben afgelegd, werd hij in 1863 predikant te Drimmelen, in 1870 te Culemborg; wegens voortdurende ongesteldheid vroeg en verkreeg hij 15 Febr. 1875 eervol emeritaat. Hij herstelde evenwel en kon ook daardoor zich veelvuldig met historische en letterkundige studiën bezig houden. Terwijl studeerde hij te Utrecht in de nederlandsche letteren; in 1884 deed hij daarin doctoraal-examen en werd benoemd tot leeraar aan de Kon. Mil. Academie te Breda; in 1885 volgde hij Ten Brink op als leeraar aan de H.B.S. in den Haag. Den 19. Maart 1886 promoveerde hij te Utrecht tot doctor in de nederlandsche letteren op proefschrift Vondel's Hecuba, Gebroeders en Maria Stuart ('s Grav. 1886). Het onderwijs voldeed hem echter niet, zoodat hij in 1892 zijn ontslag vroeg; hij werd daarna beroepen tot predikant te Vechel (Maart 1893) en te Meersen (Dec. 1895). Hij was in 1863 gehuwd met Helena Wilhelmina Elisabeth van Iterson, uit welk huwelijk in 1864 een zoon, naamgenoot des vaders, geboren werd; en, na ontbinding van dit huwelijk in 1886, met F. Piekema, welk huwelijk kinderloos bleef. Nijhoff was een man van zeldzame werkkracht en daarbij van algemeene belangstelling en sterken hartstocht; hij heeft over de meest uiteenloopende onderwerpen van letterkunde, geschiedenis, godsdienst, zedelijkheid en politiek geschreven. Reeds 1877/8 redigeerde hij de Stemmen over staatkundige en maatschappelijke vraagstukken. Veel later gaf hij zijn studie Democratie. Historische schetsen (Haarlem 1901), waarin hij met warmte op historische gronden de democratie verdedigt. Maar zijn voornaamste werk was toch historisch. Op grond van archiefstudiën, ook te Brunswijk, publiceerde hij zijn monographie De Hertog van Brunswijk. Eene bijdrage tot de geschiedenis van Nederland gedurende de jaren 1750-1784 ('s Grav. 1889), nog altijd het voornaamste werk over dezen veelgesmaden vorst en zijn tijd, maar waarin de zucht naar rehabilitatie al te duidelijk spreekt. Van breeder opzet was zijn merkwaardige Staatkundige geschiedenis van Nederland (Zutphen 1891, 1893, 2 dln.), als geheel zorgvuldig bewerkt, in aangenamen vorm geschreven, maar ook sterk onder den invloed van persoonlijke sympathieën en antipathieën van den auteur. Vermeld moeten ten slotte nog worden zijn bewerking van miss Ruth Putnam's Willem de Zwijger ('s Grav. 1897, 2 dln) en zijn met warmte geschreven De Stadhouders en Koningen uit het Huis Oranje-Nassau (Amst. 1898). Zie: Boele van Hensbroek in Levensb. Lett. 1905, 48 vlg. Brugmans Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Fredrika Piekema | geb. 1837 overl. 16 Juli 1909 |
Huwelijk: | 14 OKT 1886 | Rheden |
Gezin 2
Huwelijkspartner: | Helena Wilhelmina Elisabeth van Iterson | geb. 6 Apr 1833 overl. 15 Aug 1917 |
Huwelijk: | 1 Apr 1863 | Leiden |
Scheiding: | 1886 |