Hendrik Gerardus Wilhelmus van der Wielen
Geslacht: | Man | |
Vader: | Willem Ybes van der Wielen | |
Moeder: | Jacoba Antoinette Tierie | |
Geboren: | 1 Juli 1903 | Utrecht |
Overleden: | 4 OKT 1990 | Ureterp |
Aantekeningen: | Henk van der Wielen was de middelste uit een gezin van vijf kinderen: twee jongens en drie meisjes. Zijn vader was als beroepsmilitair gewond geraakt in Nederlands-Indië, werd gepensioneerd en keerde terug naar Nederland. Het gezin verhuisde van Utrecht naar Wageningen en vervolgens naar Amsterdam. Daar volgde Henk de lagere school en de Rijks HBS. Vervolgens studeerde hij van 1922 tot 1928 sociale aardrijkskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Professor S.R. Steinmetz, de grondlegger van de sociografie in Nederland, was zijn leermeester. In de studie lag het accent sterk op empirisch onderzoek; volks- en streekkarakter namen hierbinnen een belangrijke plaats in. Steinmetz stimuleerde zijn studenten tevens tot volksontwikkelingswerk onder kansarme groepen. In 1928 studeerde Van der Wielen af. Hij zou zichzelf altijd nadrukkelijk sociograaf blijven noemen. In 1926 werd Van der Wielen lid van het net opgerichte Dietsch Studentenverbond, en van 1928 tot 1929 was hij hoofdbestuurslid. Vele van zijn latere volkshogeschoolcontacten dateren uit deze jaren. Zijn oom Jarig van der Wielen, socialistisch wethouder in de gemeente Opsterland, zou een belangrijke rol spelen in zijn toekomstige activiteiten. Deze haalde hem in 1928 naar Friesland om te werken aan een sociografisch proefschrift over die gemeente. Op 13 juni 1930 promoveerde Henk van der Wielen bij Steinmetz op Een Friesche landbouw-veenkolonie. Bevolkingsstudies van de gemeente Opsterland. Zijn proefschrift was weinig vleiend voor de adellijke families die het in Opsterland voor het zeggen hadden. In het slotwoord van zijn dissertatie bekritiseerde Van der Wielen hun geringe openheid voor nieuwe ontwikkelingen, omdat groepsbelangen op de voorgrond stonden. In 1931 was Van der Wielen een half jaar werkzaam als vervangend leraar aan het Stedelijk Gymnasium te Haarlem. Daarna trok hij opnieuw naar Leeuwarden, waar hij zich toelegde op het schrijven van Friesland door de eeuwen heen. Van deze populaire uitgave zouden tussen 1933 en 1939 dertien losse afleveringen verschijnen. Het boekwerk bleef steken bij Karel V, omdat in mei 1940 bij de verwoesting van Middelburg, waar zijn uitgeverij was gevestigd, een deel van de kopij verloren ging. In Leeuwarden zette Van der Wielen een leerschool voor werkloze jongeren op, en in 1932 werd hij onbezoldigd inspecteur voor de jeugdwerkloosheid in het Noorden. Van der Wielen was aanvankelijk lid van de Christelijk Historische Unie, maar bedankte in 1929 en schoof toen geleidelijk op naar de linkerzijde van het politiek toneel. Hij zou in 1932 lid worden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, maar na anderhalf jaar alweer bedanken, omdat deze partij de volkshogeschool bij het eigen Instituut voor Arbeidersontwikkeling wilde inlijven. In Leeuwarden kwam Van der Wielen ook in contact met een aantal voormannen van de Friese Beweging. Hij was in 1931 medeauteur van het rapport 'Dietschers en Friezen' (gepubliceerd in: Leiding 2 (1931) 3 (mei/juni) 271-290) van het verbond, waarin gepleit werd voor erkenning van het Fries als zelfstandige taal en voor onderwijs in het Fries in de eerste schooljaren. Van der Wielen liet zich inspireren door het Deense volkshogeschoolwerk, het Nederlandse volkshuizenwerk en door de Duitse ideeën over de arbeidsdienstplicht. Dit alles bracht hem tot het idee van een leerschool voor burgerschap voor jongeren. In januari 1931 was Van der Wielen een van de zes initiatiefnemers tot oprichting van de Vereeniging tot Stichting van Volkshoogescholen in Leeuwarden. Hij werd penningmeester en zou het hoofdbestuur in verschillende functies lang blijven dienen. Doel van de volkshogeschoolbeweging was het ontwikkelingswerk onder jonge volwassenen als grondslag voor 'een vernieuwing van de volkscultuur'. Aan die doelstelling werd in 1938 'de versterking van de volksgemeenschap' toegevoegd. De volkshogeschoolbeweging begon bewust op het platteland, dat in die jaren sterk in verandering was en waar een ontwrichting van de sociale verbanden werd gevreesd. In de uitgangspunten was ook een zeker verzet tegen de moderniteit te bespeuren. Het volkshogeschoolwerk was breed van oriëntatie en wilde - zoals meer initiatieven gedurende het interbellum - de verzuiling van de Nederlandse samenleving doorbreken. In februari 1932 begon op 'Allardsoog' bij het Friese dorp Bakkeveen de eerste volkshogeschoolcursus voor studenten. Van der Wielen werd hoofdleider van volkshogeschool 'Allardsoog'. In het najaar van 1932 werd het eerste tweeweekse kamp voor jeugdige werklozen georganiseerd. Tussen 1932 en 1940 zouden 3400 van hen - vooral uit de noordelijke provincies - aan dergelijke kampen deelnemen. Naast praktijkscholing kregen zij een breed vormingspakket aangeboden. Voor het werklozenwerk werd in 1938 subsidie verkregen van het ministerie van Sociale Zaken, zodat de medewerkers niet langer slechts op kost, inwoning en een gering zakgeld waren aangewezen. Van der Wielen was binnen de volkshogeschoolvereniging de man met visie, die nieuwe initiatieven nam, mensen enthousiast maakte en hen dankzij zijn aimabele karakter bijeen kon houden. Hij wist het volkshogeschoolwerk gestaag uit te bouwen. In 1938 kwam in Markelo de tweede volkshogeschool tot stand; Van der Wielen werd nu landelijk leider van het werk. Vanuit 'Allardsoog' werden tal van activiteiten opgezet voor de nabije omgeving. Er kwamen een buurthuis, een bibliotheek, een landbouwhuishoudschool, een kleuterklas, een landbouwproefbedrijf, een Groene-Kruisgebouw, een weverij en een smederij. Een duidelijke organisatiestructuur ontbrak toen nog. Cursisten, medewerkers, doelstelling en administratie op 'Allardsoog' werden niet per activiteit onderscheiden. De medewerkers vormden met de cursisten een leefgemeenschap. Ze hadden kost en inwoning en ontvingen een gering zakgeld; de meesten kregen van thuis financiële ondersteuning. De gedachte dat het bevorderen van de volkseenheid goed samenging met de bestrijding van de jeugdwerkloosheid werd in die jaren breed gedeeld. Van der Wielen raakte spoedig betrokken bij het overheidsbeleid. Zo werd hij in 1935 lid van de Rijksadviescommissie inzake de jeugdwerkloosheid. Vanuit het ministerie van Sociale Zaken werd druk uitgeoefend op Van der Wielen en zijn familielid Jo Eijkman, directeur van de Amsterdamsche Maatschappij voor Jongemannen, om gezamenlijk het kampwerk voor jonge werklozen krachtig ter hand te nemen. Samen richtten zij in 1938 de Stichting Nederlandsch Volkskracht op, die als een particuliere vrijwillige arbeidsdienst moest dienen. In 1935 kwam de volkshogeschool in contact met de Drentse boerenprotestbeweging Landbouw en Maatschappij. Omdat een behoorlijk kader ontbrak en een visie op vorm en inhoud van de op te zetten jeugdclubs nog moest worden ontwikkeld, werd de hulp van Van der Wielen ingeroepen. Daaruit kwamen intensieve contacten voort. Mede door zijn toedoen verschenen culturele vorming en het streven naar een krachtige volksgemeenschap in de doelstellingen van Landbouw en Maatschappij. Dat Van der Wielen een persoon van importantie was geworden, bleek ook tijdens de Duitse bezetting. Duitse officieren bezochten hem om te spreken over de toekomst van Nederland, en het bezettingsregime benaderde hem - tevergeefs - voor de functie van commandant voor een op te richten Opbouwdienst. In juli 1940 werd Van der Wielen secretaris van de Nederlandsche Unie. Hij bleef dit tot 1 december, maar reeds in oktober had een assistent zijn werk grotendeels overgenomen. Toen in juni 1941 een 'gemachtigde' werd benoemd voor de Vereeniging tot Stichting van Volkshoogescholen besloot de leiding van het volkshogeschoolwerk diezelfde dag nog het werk te staken. De Stichting 'Allardsoog', onder welk vaandel tal van nevenactiviteiten werden verricht, kon echter wel doorwerken en wist talrijke jongeren aan de arbeidsinzet te onttrekken. In de bezettingsjaren schreef Van der Wielen twee hoofdstukken - 'Structuur der boerenbevolking' en 'Sociale toestanden ten plattelande' - voor de Geschiedenis van den Nederlandschen landbouw, 1795-1940 (1943) van Z.W. Sneller en werkte hij aan een sociografie van de gemeente Ooststellingwerf. Met andere leden van de Nederlandsche Unie belandde Van der Wielen in de verzetsgroep rond het illegale blad Je Maintiendrai. In 1943 dook hij onder, maar kort voor de bevrijding was hij terug op 'Allardsoog'. In april 1945 werd Van der Wielen door het Militair Gezag benoemd tot waarnemend burgemeester van Opsterland. Per 1 november van dat jaar keerde hij echter terug bij de volkshogeschool 'Allardsoog'. De nieuwe subsidiemogelijkheden voor vormingswerk buiten schoolverband gaven in 1946 het volkshogeschoolwerk ruime financiële armslag. Toen nieuwe volkshogescholen ontstonden, droeg Van der Wielen in 1948 de leiding van 'Allardsoog' over en kwam hij geheel beschikbaar voor de landelijke organisatie. Dat bleef hij doen vanuit Bakkeveen. Daarnaast vervulde hij tal van landelijke functies op cultureel gebied en was hij betrokken bij vele activiteiten in Friesland. Hij was van 1948 tot 1965 voorzitter van de Fryske Kultuerried en jarenlang bestuurslid van het wetenschappelijk instituut van de provincie, de Fryske Akademy. Als voorzitter van de 'Woudencommissie' van de Akademy speelde hij een belangrijke rol in het onderzoek naar het snel veranderende platteland van oostelijk Friesland. Henk van der Wielen overleed in 1990 op 87-jarige leeftijd in een verzorgingshuis in Ureterp op het Fries platteland. Hoewel hij het Fries nooit zou leren spreken, had hij een grote liefde voor die taal en de Friese zaak. Het Friese streven zag hij bij voorkeur in Nederlands, Europees of wereldverband. Zijn belangstelling voor de geschiedenis en het volkseigene paarde hij aan een open oog voor de moderne ontwikkelingen op sociaal en cultureel gebied. Hoewel Van der Wielen voortdurend de grotere verbanden aangaf, legde hij tegelijkertijd de nadruk op de groei en de zelfwerkzaamheid en organisatie, zoals die in het volkshogeschoolwerk steeds centraal had gestaan. Sommigen ervoeren zijn steeds maar komen met nieuwe ideeën wel eens als vermoeiend, verwarrend of te utopisch. Maar veel van wat Van der Wielen voor ogen stond, wist hij te verwezenlijken. A: Archieven H.G.W. van der Wielen, 'Allardsoog' en Volkshogeschoolvereniging in Tresoar. Fries Historisch en Letterkundig Centrum te Leeuwarden. Hierin o.a. 'Afschrift uit de memoires van H.G.W. van der Wielen, najaar 1944 opgemaakt door toen drs. H.D. de Vries Reilingh'. P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties o.a.: samen met Halbe S. Doele, Nei de folkshegeskoalle! (Bakkeveen [1935]); samen met idem, Op weg naar de volkshoogeschool! (Bakkeveen 1935); 'It ûntstean fen Ljouwert', in Frysk tinkboek : Ljouwert. 1435-1935 (Dokkum 1935) 515-540; Introductie en functie van het buurthuis. (Zwolle [ca. 1956]); Geschiedenis, doel en wezen der volkshogeschoolbeweging (Amsterdam [etc.] 1956); 'De weg naar welzijn', in Geschiedenis van Friesland. Onder red. van J.J. Kalma [e.a.] (Drachten 1968) 515-540; Enkele opmerkingen over de tekst van het 4e deel van Dr. L. de Jong van zijn boek: "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" (Bakkeveen 1972). L: H.D. de Vries Reilingh, De volkshogeschool. Een sociografische studie van haar ontwikkelingsgang in verschillende landen en haar mogelijke beteekenis voor de Nederlandsche volksgemeenschap (Groningen [etc.] 1945); J.H. Brouwer, 'Mei de kroantsjepinne', in 20 Jier Fryske Kultuerried, 1945-1965 (Leeuwarden 1965); De Wâlden en omkriten. Bondel opstellen oanbean troch de Sosialwittenskiplike kommisje oan dr. H.G.W. van der Wielen ta syn 65ste jierdei. Onder red. van J.J. Spahr van der Hoek en Y.N. Ypma. [Speciaal nummer van It Beaken 31 (1969) nrs. 1-2] (Leeuwarden 1969); Een halve eeuw volkshogeschoolwerk. Een bundel opstellen over het volkshogeschoolwerk in de jaren 1931-1981. Onder red. van Karel Roessingh [e.a.] (Amersfoort 1981); J.H. de Ru, Landbouw en Maatschappij. Analyse van een boerenbeweging in de crisisjaren (Deventer 1979); W. ten Have, De Nederlandse Unie. Aanpassing, vernieuwing en confrontatie in bezettingstijd 1940-1941 (Amsterdam 1999). I: Fotocollectie Fryske Akademy te Leeuwarden. Johan Frieswijk Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6 Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Tjitske Swierstra | geb. 25 OKT 1907 overl. 7 OKT 1961 |
Huwelijk: | 25 OKT 1939 | onbekend |