Aletta Catharina Kaiser
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Johan Wilhelm Kaiser | |
Moeder: | Johanna Buisman | |
Geboren: | 15 Apr 1858 | Amsterdam |
Overleden: | 1 OKT 1931 | Amsterdam |
Aantekeningen: | JAARBOEK DIRK VAN EeK 2011 AGNES VAN STEEN 'vol moed en blakende van ijver' ALETIA LORENTZ-KAISER EN DE VROUWENBEWEGING IN LEIDEN (1881-1912) Inleiding BIJ mijn onderzoek naar de vrouwenkiesrechtstrijd in Leiden maakte ik kennis met vele interessante vrouwen, die nog niet eerder een plaats in de geschiedschrijving van Leiden hadden gekregen.! Een van deze vrouwen was Aletta Lorentz-Kaiser, van wie ik wel meer wilde weten, vooral omdat zij op meer terreinen actief bleek dan alleen op het gebied van het vrouwenkiesrecht. Dit vrouwenkiesrecht was namelijk niet het enige strijdpunt van de vrouwenbeweging in haar tijd , het ging ook om betaalde arbeid voor vrouwen uit de hogere kringen, om meer onderwijs voor meisjes, om een opheffing van het verbod op het onderzoek naar het vaderschap, en meer. Op mijn zoektocht naar Aletra belandde ik in het Noord-Hollands Archief in Haarlem, waar het 'wetenschapsarchief' van haar man, de wereldberoemde hoogleraar natuurkunde en Nobelprijswinnaar Hendrik Antoon Lorentz wordt bewaard. Dit archief bevat wel foto's en documenten over het echtpaar, zoals over hun verloving en trouwen - het stel trouwde in 1881 - en over hun kinderen, maar niets over Alerta's eigen activiteiten. Zelfs in de biografie die dochter Geertruida Luberta (Berta) over haar vader schreef, meldt zij wel iets over haar jeugd en het gezinsleven en over het sociale gevoel van haar ouders, maar niets over haar moeders inzet voor de vrouwenemancipatie. In de vele andere publicaties over het leven en werk van Lorentz krijgen Aletra's verdiensten hooguit een enkel zinnetje, zoals in het artikel van de natuurkundige dr. A.D. Fokker, die het stel heeft gekend: 'Aletta was een ingetogen vrouw, ietwat streng misschien in haar opvattingen. De opkomende stroming voor de emancipatie van de vrouw vond in haar een overtuigde voorstandster en verdedigsrer. " Zij is verder in de bronnen alleen terug te vinden in een afgeleide identiteit, dus als de vrouw van Lorentz, als de nicht van de eveneens beroemde sterrenkundige Frederik Kaiser - via zijn zoon heeft het latere echtpaar elkaar leren kennen -, als de dochter van de latere directeur van het Rijksmuseum en ontwerper van de eerste postzegel Jan Willem Kaiser en als moeder van Berta , de oudste dochter, die als natuurkundige in het voetspoor van haar vader treedt. Het is maar goed dat Lizzy van Dorp een uitgebreid archief heeft nagelaten zodat we Aletta Lorentz-Kaiser meer recht kunnen doen.' Van Dorp, de eerste vrouw die rechten ging studeren - in Leiden - haalde Aletta in 1900 de vrouwenkiesrechtbeweging binnen .' Niet lang daarna verhuisde Van Dorp naar Den Haag, maar de twee onderhielden contact via brieven. Deze brieven van Aletta hebben vooral betrekking op organisatorische zaken rond de kiesrechtstrijd, maar terloops komen ook wat andere zaken aan de orde, zoals de 'Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden' . Bij dit archief van Van Dorp is een geweldige tweede (aanvullende) bron gekomen, niet alleen om Alerta en haar activiteiten beter in beeld te krijgen, maar ook de vrouwenbeweging en alle andere vrouwen die daarin op de voorgrond traden. Deze bron is het digitaal krantenarchief van het Regionaal Archief Leiden, waarin op naam of organisatie gezocht kan worden . Uit deze bron blijkt dat de vrouwenbeweging uit deze tijd, die we achteraf de eerste feministische golf zijn gaan noemen, een belangrijke rol speelde in de maatschappelijke discussie.' Ieder initiatief op het gebied van de vrouwenemancipatie in Leiden kon rekenen op ruime aandacht. Daarbij zal geholpen hebben dat het ini tiatief vaak uitging van vrouwen uit de hogere kringen. De Leidse vrouwenbeweging werd voor een belangrijk deel gedragen door de vrouwen uit kr ingen van hoger geschoolden, hoogleraren en fabr ikanten, tevens vaak politici, veelal van progressief liberale snit. Dit wordt ook wel de 'burgerlijke' vro uwenbeweging genoemd, ter onderscheiding van de emancipatoire activiteiten van de vrouwenclubs van de SOAP, de socialistische vrouwenbeweging." Die laat ik hier buiten beschouwing, al moet gezegd dat ook in deze beweging vrouwen uit hogere kringen opereerden alleen deden zij dit vanuit een bepaalde partij-ideologie," De burgerlijke vrouwenbeweging was niet partijgebonden. De burgerlijke vrouwen - zeker de getrouwden - hoefden doorgaans niet in hun eigen onderhoud te voorzien en beschikten over personeel. Dit gaf hen de tijd om emancipatieactiviteiten te ontplooien en geld om activiteiten te ondersteunen. Hun initiatieven gingen verder dan de traditionele liefdadigheid, al of niet uit christenplicht, vanouds een belangrijke taak van vrouwen uit de betere kringen. Liefdadigheidswerk lenigde doorgaans de nood waar nodig, zonder naar een verandering te streven. De vrouwenbeweging daarentegen bestond uit organisaties die een structurele verbetering wilden bewerkstelligen in de positie van vrouwen , vaak door invoering van nieuwe wetten of wijziging in de bestaande wetgeving. Zij richtte zich dus op de politiek, al konden de vrouwen daar zelf zonder kiesrecht nog niet aan deelnemen. De steun van mannen was daarom onontbeerlijk. Dit artikel wil niet alleen meer licht werpen op Aletta Lorentz-Kaiser en haar activiteiten, maar wil ook een completer beeld schetsen van de burgerlijke vrouwenbeweging zoals die zich manifesteerde in de periode dat zij in Leiden woonde, van 1881 tot 1912. Daarmee is het een aanvulling op eerdere artikelen die ik schreef over de vrouwenkiesrechtstrijd in Leiden en over de 'vrouwenstudie' aan de Leidse universiteit." De eerste vrouwenorganisatie die in Leiden tot de vrouwenbeweging gerekend kan worden, is 'Tesselschade '. Voordat deze en een aantal andere vrouwenorganisaties in Leiden aan bod komen, eerst iets over de betrokkenheid van Aletta Lorentz-Kaiser bij Leidse moeders en kinderen. Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen Aletta Catharina Kaiser is geboren in 1858 in Amsterdam." Haar vader is Jan Willem Kaiser, haar moeder Johanna Buisman. Het gezin telt acht kinderen . Aletta is de jongste dochter. Zij trouwt op 15 juli 1881 in Amsterdam met Hendrik Lorentz en het paar gaat in Leiden wonen, eerst aan de Hooigracht nummer 60, vanaf 1886 aan Hooigracht 48 . Hier is een gevelsteen aangebracht met de naam Lorentz. In 1885 toont Aletra al haar eerste maatschappelijke betrokkenheid. Zij wordt benaderd door de textielfabrikant e H . Krantz - die later het Volksbad sticht aan de Oude Singel - en zijn echtgenote E.M.H . Krantz-van Dijk. Dit echtpaar zoekt steun voor hun initiatief om een kinderbewaarplaats te openen voor de kinderen van werkende vrouwen, zoals in hun eigen fabriek. De bewaarplaats, ook wel crèche genoemd, is bedoeld voor kinderen van zes weken tot drie jaar. Het echtpaar Krantz vindt gehoor bij het echtpaar Lorenrz en Aletta treedt onmiddellijk toe tot het bestuur als secretaris van de nieuwe 'Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen'. Zij staat als zodanig ook in de adresboekjes van Leiden vermeld. Voorzitter van de 'Vereeniging' wordt Suzanne Librechr Lezwijn-Nierstrasz. " Zij is de tweede echtgenote van mr. r.e. Librechr Lezwijn. Hij had zitting in het bestuur van Elise van Calcars Opvoedingshuis. 1I Dit Opvoedingshuis was opgericht na twee lezingen die Van Calcar in 1865 in Leiden had gehouden om de ideeën van de Duitse pedagoog Friedrich Fröbel te propageren. Hij wilde de kinderen opvoeden door ze eigen activiteiten te laten ontwikkelen. Kinderen moesten op een bewaarschool dus niet alleen 'bewaard' worden, maar moesten bezig zijn met werkjes zoals het matjes vlechten. " Waarschijnlijk is ook de 'Vereeniging tot Verzorging van kleine kinderen' geïnspireerd door de fröbelrnerhode, gelet op het doel van de crèche, al zijn deze kinderen - onder de drie jaar - nog wel wat jong. De crèche wil namelijk aandacht besteden aan ontwikkelend spel en doelmatige opvoeding, iets wat kinderen op andere bewaarplaatsen zouden ontberen. De crèche is bedoeld voor kinderen van werkende of zieke moeders, die nu vaak aan de zorg van oudere zusjes of broertjes worden overgelaten, of aan familieleden die ook niet al te ruim behuisd zijn. Zij moet daarom een veilige en frisse omgeving bieden en zorgen voor goede voeding en kleding. Ook is er aandacht voor de gezondheid van de kinderen; er is geneeskundig toezicht en zo nodig kan medische hulp worden ingeroepen. De dames in het bestuur van de 'Vereeniging' die de crèche beheren, worden daartoe bijgestaan door de arts dr. A. Nijkamp. Daarnaast krijgen zij bijstand van een financieel adviseur, de heer H.F.e. Gerlings. Het geld voor de crèche komt van leden van de vereniging en donateurs en af en toe uit een andere bron. Zo is er op 5 februari 1886 een benefietvoorstelling door studenten in de Schouwburg die netto f 390,87 opbrengt voor de 'Vereeniging'. De crèche wil echter meer zijn dan een instelling van liefdadigheid. Daarom zal van de ouders een kleine bijdrage worden gevraagd van f 0,10 . Eerst gaat de 'Vereeniging' op zoek naar een ruimte, die bij voorkeur in een dichtbevolkte wijk in Leiden is gelegen. Ze vindt deze in de Lange Scheistraat 5. Het is een gebouw met 'luchtige' vertrekken en een grote tuin. Boven de kindervertrekken gaat de eerste directrice van de bewaarplaats wonen, Hendrika Gilbert." Op 11 november 1885 opent de crèche haar deu ren; een feestelijke gelegenheid. De crèche is een dusdanig succes dat na een aantal jaren naar een grotere ruimte moet worden gezocht. Die wordt in 1899 gevonden in het pand Langebrug 87. Een reden voor de nodig e uitbreiding is dat er vaak broertjes en zusjes van de kleintjes meekomen voor of na schooltijd of tu ssend oor. De maximumleeftijd van de kind eren wordt daarom verhoogd. In dit nieuwe gebouw komt ook een 'fröbelruimte'." Aletra Lorentz-Kaiser maakt deze verhuizing niet mee. Zij neemt in 1893 afscheid van het bestuur. Vlak na de opening van de crèche is zij bevallen van haar eerste dochter Geenruida Luberta, in 1889 van haar tweede, Johanna Wilhelmina. In het jaar dat zij uit het bestuur van de crèche vertrekt, bevalt Aletra van een zoon , die echter binnen een jaar overlijdt. In 1895 komt nog een zoon ter wereld, Rudolf. Ook deze tweede zoon is ziekelijk en heeft de nodige extra zorg nodig, maar hij blijft wel in leven. Juist in de tijd dat zij rouwt om haar eerste zoontje heeft Aletta geen afleiding in andere werkzaamheden, zoals haar oudste dochter Geertruida Luberta opmerkt in de biografie van haar vader. Dit klopt wel voor dit moment, maar het lijkt daarin net alsof haar moeder nooit andere interesses had dan man en kinderen, al meldt de docht er nog wel dat haar ouders een arm gezin hielpen. Haar moeder maakte flessen melk klaar voor een tweeling die zo in leven kon blijven en haar vader zorgde dat een zoon uit hetzelfde gezin metselaar kon worden. " Over haar moeders betrokkenh eid bij de vrouwenbeweging - vanaf 1900 - rept Geertruida Luberta niet. Naast haar activiteiten voor de vrouwenbeweging blijft Aletta zich overigens inzett en voor Leidse kind eren . Zo geeft zij eind 1904 de aanzet tot de oprichting van een volksspeeltuin en neemt zitt ing in het bestuur van de verenigin g die deze oprichting tot doel heeft. De volksspeeltuin moet toegankelijk zijn voor de leerlingen van de scholen voor on- en minvermogenden van alle gezindten . De speeltuin komt op het Raamland bij de Hoge Rijndijk." Voor we Aletra's activiteiten voor de vrouwenbewegi ng nader belichten , eerst iets over de eerste vrouwenvereniging in Leiden, "Iesselschade', en het uitgebreidere arbe ids- en onderwijste rrein voor vrouwen en meisjes uit de betere kringen. Betaalde arbeid voor onvermogende beschaafde vrouwen Voor vrouwen uit de 'beschaafde' stand - of zij nu getrouwd zijn of niet - is rond 1850 betaalde arbeid taboe. Ook als de familie verarmd is, wordt het als een schande gezien als een vrouw zou gaan werken. De stand - de schijn moet worden opgeho uden. Dit is vooral ongunstig voo r vrouwen die ongetrouwd blijven en nu hun hand moeten ophouden bij mannelijke familieleden. In haar roman De opstandigen uit 1925 sche tst Jo van Arnmers-Küller de afhankelijke situ atie van deze vrouwen, waart egen ze langzamerh and in verzet komen.'? De roman speelt zich af in Leiden en beslaat drie perioden: de jaren veertig en zevent ig in de negenti ende eeuw en de jaren twintig in de twintigste eeuw. Die derde period e laat ik hier buiten beschouwing, omdat die buiten het tijdsbestek van dit artikel valt. Van Ammers-Küller beschrijft de situat ie van de vrouwen aan de hand van de verwikkelingen in het fictieve Leidse textielgeslacht Coornvelt. In de jaren veert ig is de in Parijs opgegroeide en vrijgevochren Miebetje Sylvain na het overlijden van haar moeder - haar vader was al dood - onder de voogdij van haar Leid se oom Coornvelt gekomen. Zij wordt opgenomen in diens gezin, maar ontvlucht dit op het moment dat zij te strikt aan banden wordt gelegd. Zij wil zelf de kost verdienen, maar zelfs het bero ep van gouvernante wordt door haar oom rond 1840 als ongepast gezien. In de jaren zevent ig keert Miebetje naar Leiden terug en verstoort daar een lezing van Nicolaas Beets in het Nursgebouw - het gebouw van de Maatschappij tot Nut van 'r Algemeen aan het Steenschuur - in die zin dat zij na zijn anti-vrouwenemancipatiebetoog een kritisch e kanttekening durft te plaatsen . Dit was niet gebruikelijk na een lezing, en zeker niet door een De Ondergeteekenden maken bekend dat zij voornemens zijn op aandag 24 November. ten huize van ~lejufYrouw VAN NIEUWENHOVE. Breêstraat bij het Gangetje. een epGt te openen. van de door deze Vereeniging (tmaakte GOE EREN, bestaande in: Kinderen- en Damesgoed Kragen, Mouwen. Strikken. Boezelaars. Ména· Jères. Wollen Goederen. Kant-, Brei- en Haakwerk, verschillende Luxe.\ rtikelen. bijzonder geschikt voor het St. NICOLAASFEEST. enz. enz. vrouw. In de roman komt het betoog van predikant Beers erop neer dat vrouwen bestemd zijn voor het huwelijk. Maar ook vrouwen die die bestemming missen, dus ongehuwd blijven, moeten in financiële afhankelijkheid gedijen. " Miebetje is het daar nog steeds niet mee eens en is een zelfstandige journaliste geworden. Zij is daarmee een voorbeeld voor meisjes die ook zelfstandig willen zijn, al kunnen deze nog steeds op veel weerstand rekenen. Zij heeft ook een eigen blad opgericht: Onze Roeping. De schrijfster Van AmmersKüller refereert hiermee aan de realiteit, waarin de feministe van het eerste uur, Betsy Perk, een eigen blad met dezelfde naam uitgeeft om haar ideeën te verkondigen. Die ideeën behelzen onder meer dat vrouwen uit de betere kringen wél in hun eigen onderhoud moeten kunnen voorzien. Daartoe richt ZIJ In 1871 vanuit Delft de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging 'Arbeid Adelt' op.I" 'Arbeid Adelt' streeft naar verbetering van het lot van de onvermogende vrouw uit de beschaafde stand , door aanmoediging en bevordering van haar kunst- en arbeidszin. De vrouwen - die werksters worden genoemd -leveren borduur-, brei, naai- en haakwerk, dat door 'Arbeid Adelt' wordt verkocht. Met de keus voor de leus 'Arbeid Adelt' geeft Betsy Perk aan dat vrouwen trots moeten zijn op hun werk, zich daarvoor niet hoeven te schamen en dat zij daarom hun werk niet anoniem moeten leveren. Dit gaat velen echter te ver en nog geen jaar na oprichting van 'Arbeid Adelt' stapt een deel van de leden op - onder aanvoering van de Amsterdamse jonkvrouw jelrje de Bosch Kemper - en vormen een nieuwe vereniging met hetzelfde doel. Dit is de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging 'Tesselschade'. Net als bij 'Arbeid Adelt' wordt de anonimiteit hier een punt van discussie. Het wordt uiteindelijk bij beide verenigingen overgelaten aan de afdelingsbesturen zelf Aanvankelijk is het handwerk van de werksters niet altijd van goede kwaliteit. Dit verbetert door aan de vrouwen onderwijs in deze vorm van 'kunstnijverheid' te geven, een gezamenlijke aangelegenheid van 'Arbeid Adelt' en 'Tesselschade'. Aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam komt in 1883 de eerste lerares; nota bene uit Oostenrijk. In 1886 behalen de eerste drie leerlingen hun diploma. Vrouwen uit het Koninklijk Huis treden op als beschermvrouwe van de beide verenigingen. Voor "Iesselschade' is dit eerst 'prinses Hendrik', dat is Maria van Pruisen, die later wordt opgevolgd door koningin Emrna, weer later door Emma en koningin Wilhelmina samen. " Zij steunen de verenigingen actief door bijvoorbeeld het aankopen van handwerk op een van de jaarlijkse bazaars - een soort markt - of, zoals in 1913, door het bestellen van poppenkleerrjes voor de poppen van het prinsesje Juliana. In 1915, tijdens de oorlog, koopt het koningshuis een grote voorraad wol, waarvan het soldatensokken wil laten breien door werkzoekende vrouwen en meisjes, aangezocht via 'Arbeid Adelt' ofTesselschade'." 'Tesselschade' in Leiden Van 'Arbeid Adelt' komt geen afdeling in Leiden, van 'Tesselschade' wel, in mei 1873. Vanaf 1875 zijn de jaarverslagen van deze vereniging opgenomen in de Gemeenteverslagen van Leiden. Hieruit blijkt dat in 1875 het aantal werksters 21 is, het jaar erop 24 en dat het daarna niet meer boven de twintig komt. Het aantal betalende verenigingsleden overschrijdt binnen enkele jaren de 150. Het bestuur in Leiden, dat alles regelt, bestaat uit vijf vrouwen. In 1874 zit hierin zowel de nicht van Aletta Lorentz-Kaiser, Aletra Rebecca Maria, dochter van de sterrenkundige Frederik Kaiser, als de vrouw van haar neef Pieter Jan, Maria Cernelia Fabius. " De voorzitters zijn achtereenvolgens de dames A. de Frernery-Herckenrath, dan M. van der Kaaij-Biskanter en CG.). de Goeje-Brillenburg, en vervolgens tot haar overlijden in 1929 Marie Kluijver-Honigh." Ook de Leidse afdeling van "Tesselschade' koopt het werk van de handwerksters en tracht dit vervolgens te verkopen door middel van advertenties, een depot met etalage of een bestelhuis en het houden van een bazaar. Het depot is in november 1873 geopend en in de etalage wordt het handwerk tentoongesteld. Deze etalage bevindt zich veelal in de voorkamer van het huis van de depothoudster, een weduwe of ongetrouwde vrouw, zoals eerst aan de Breesrraar 154, vervolgens op nummer 137, dan op de hoek van de Langebrug en Diefsteeg en later aan het Steenschuur I. Een belangrijk verkoopartikel vormt het ondergoed, zowel voor kinderen als volwassenen en speciaal voor dienstboden, als aparte categorie, zo blijkt uit de advertenties. Jaarlijks adverteert de vereniging ook met 'een ruime voorraad handwerk', waaronder ook reistassen en knikkerzakjes, 'geschikt als St.-Nicolaascadeaux'. Begin twintigste eeuw wordt het depot opgeheven en komt er een bestelhuis voor in de plaats in Breestraat 110. Nu wordt alleen nog gemaakt wat besteld is, zodat de vereniging niet met een onverkochte voorraad blijft zitten, al probeerde ze de onverkochte handwerkproducten soms op creatieve wijze - bijvoorbeeld door middel van een loterij - alsnog te slijten. In 1889 wordt door het hoofdbestuur van 'Tesselschade' Leiden aangewezen als de plaats om een bazaar te organiseren. Deze is te bezoeken op 5 en 6 november in de Nutszaal aan het Steenschuur, De vrouwenorganisatie beperkt zich niet tot het laten vervaardigen en verkopen van het handwerk van de vrouwen, maar biedt ook een opleiding in een beroep, dat voor vrouwen in deze kringen acceptabel is. Samen met andere afdelingen bekostigt Leiden af en toe een opleiding, zoals in 1889 voor een INGEKORT WEGENS LENGTE |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Hendrik Antoon Lorentz | geb. 18 Juli 1853 overl. 4 Feb 1928 |
Huwelijk: | 15 Juli 1881 | Amsterdam |
Kinderen: | ||
Geertruida Luberta Lorentz | geb. 20 Nov 1885 |