Johan Nikolaas Heinrich Eisenloeffel

Geslacht: Man
Vader: Johan Nikolaas Heinrich Eisenloeffel
Moeder: Maria van Middelhoven
Geboren: 19 OKT 1881 Amsterdam
Overleden: 4 Apr 1974
Religie: Ev. Luthers
Beroep: kunsthandelaar
Aantekeningen: Nico Eisenloeffel (1881-1974) was kunsthandelaar, aan het Rokin te Amsterdam. Hij handelde in werken van kunstenaars als James Ensor, Gauguin, Van Gogh, Picasso, Redon en Willem de Zwart. In het Algemeen Handelsblad (22 oktober 1915) schreef een verslaggever over de galerieën van hem en De Bois: ‘Het zijn van die rustige, bescheidene, kleine exposities, waarvan kunsthandels als Eisenloeffel en De Bois, die hoofdzakelijk op zwart-en-wit kunst zijn ingericht, gaandeweg hun specialiteit hebben gemaakt en die men, tusschen de opzichtiger schilderijen-tentoonstellingen in, niet gaarne zou verzuimen.’ In 1920 deden De Bois en Eisenloeffel mee aan een tentoonstelling in het Stedelijk Museum. Tijdens de expositie brandde Eisenloeffels kunsthandel volledig uit. Verloren gingen onder andere een schilderij van Van Gogh, een van Gauguin en een collectie werken van Redon. Een kleine troost was dat de belangrijkste werken uit zijn collectie net op de tentoonstelling hingen. Verslagen vertrok Eisenloeffel daarop naar Italië, en vervolgens naar Parijs, om in 1922 terug te keren en een nieuwe kunsthandel aan het Rokin te openen.
Een andere overeenkomst was dat Eisenloeffel, net als De Bois, stukjes had geschreven. In De Amsterdammer waren in 1905 acht korte verhalen van hem gepubliceerd onder de naam Nicolaas van Middelhoven. Dit pseudoniem had Endt wel goed onthuld: Van Middelhoven was de meisjesnaam van de moeder van Eisenloeffel. In de naam Nescio had Endt wellicht een gedeeltelijk anagram gezien van Nico Eisenloeffel. In de stukjes komen gedeelten voor die enigszins doen denken aan de verhalen van Nescio, zoals de teleurstelling in de kolonie-beweging, de moderne kunst en de schendig van natuurschoon.
In ‘Teleurstelling of de gevolgen van een aanplakbiljet’ (29 oktober) vertelt Van Middelhoven over een bezoek aan een tentoonstelling. Samen met een vriend gaat hij er heen, verkleed als Romeinen zoals die op de aankondiging stonden afgebeeld. De ontvangst was allesbehalve hartelijk. Teleurgesteld verlaten zij hun ‘lang geleden vrienden, de kunstnijveraren’, ‘die toen dadelijk hun geprevel over de vierkantjes, de in partjes verdeelde cirkeltjes, de spiraaltjes en de punten en streepen, waarmede hunne voorwerpen vercierd zijn, voortzetten’. Ook de Titaantjes laten zich weinig positief uit over de moderne kunst van die dagen: ‘Schilderen? Wie kon er nog schilderen, als je Bavink hoorde?’ Volgens Van Middelhoven waren het deze kunstenaars, die ‘straks de moderne steden bouwen, de landwegen aanleggen en adressen zenden naar de betrokken gemeentebesturen, waarin zij verzoeken, de kronkelende rivierlinten, de reuzen-eiken en de gekartelde bergen, die hun in hun voornemen hinderen, te verplaatsen of te vercieren ter wille van een architectonisch effect’. Een aanklacht die ook Nescio uit het hart gegrepen was. Dit gedeelte lijkt onder andere op het slot van ‘De uitvreter’, wanneer Japi in Amsterdam is, ‘waar ze druk bezig geweest waren, mooie huizen af te breken en er leelijke voor in de plaats te zetten, al tobbende’.
Vier verhalen verschenen onder de titel: ‘Reisherinneringen van Nicolaas v. Middelhoven’. In de eerste (5 februari) noemt hij terloops Frederik van Eeden, die hij kende van een kortstondig verblijf op Walden in 1900: ‘v. Eeden met je geloof in hoofdletters en kaas’. Zijn vierde en laatste herinnering (17 september) gaat over een bezoek aan de kolonie van de christen-anarchisten te Blaricum. Eén keer is hij daar geweest in zijn jonge jaren, ‘dat is de tijd toen ik er ’s nachts alleen op uit ging snippertjes maanlicht te vangen in mijn jeugd was er geen toestand, waar ik tevreden mee kon blijven’. Helaas is de kolonie geen alternatief voor zijn onbestemde verlangen. Van Middelhoven wilde mogen twijfelen, net als Nescio in ‘Titaantjes’: ‘’k Zal toch eens informeeren of ’t mag, dat twijfelen.’ In de kolonie echter door Van Middelhoven ‘de aether’ genoemd ‘waren geen monden als vraagteekens, geen oogen als vuurtorens. Zij wisten daar, zijn wisten wat geweest was en wat komen zou. Zij hadden het gelezen, het had in het boek van den grooten Rus gestaan.’ Hij verbaast zich over de mistroostigheid van de mensen in de kolonie. In plaats van vrolijk en blij te zijn, snauwden de bewoners elkaar af, ‘zij deelden geen lachjes als prinselijk goud in het rond’. Voor de schoonheid van het leven hadden ze geen oog. Teleurgesteld eindigt hij: ‘Ik was alleen met mijn verlangen en wilde, maar kon niet naar mijn eigen hemel. [...] De aether. Ik ben er eindelijk nu geweest: en weet wat er achter is. Het is het niets. Het is er mee als met elk ander ideaal: de foutieve conclusie van de reedenering. Had ik de deksel er maar liever op gelaten, dan zou ik de moed niet verloren hebben. Van verveling moe, ben ik maar naar de aarde gaan kijken, die begon toen juist te bloeien.’

Gezin 1

Huwelijkspartner: Christina Geertruida Maria Duijs geb. 13 Juli 1882 overl. 29 MEI 1971
Huwelijk: 18 MEI 1910 Zeist
Scheiding: 4 MEI 1917
Kinderen:
  Else Maria Eisenloeffel Male geb. 28 MRT 1911
  Nora Eisenloeffel Male geb. 19 Sept 1913

Gezin 2

Huwelijkspartner: Clara Anna Willekes MacDonald geb. 2 Feb 1893 overl. 10 Apr 1986
Huwelijk: 28 Juni 1917 Amsterdam
Kinderen:
  Frans Eisenloeffel Male geb. 13 MEI 1922
  Eva Eisenloeffel Male geb. 11 Nov 1917
  Arend Eisenloeffel Male geb. 23 Nov 1918
  Marion Eisenloeffel Male geb. 20 Juli 1920
  Paula Eisenloeffel Male geb. 6 Juni 1926
  Clara Eisenloeffel Male geb. 17 Nov 1928