Petrus Eldering
Geslacht: | Man | |
Vader: | Petrus Eldering | |
Moeder: | Petronella Everdina Veenhuizen | |
Geboren: | 1 Aug 1868 | Groningen |
Overleden: | 13 MRT 1954 | Rheden |
Religie: | Remonstrants | |
Beroep: | predikant | |
Aantekeningen: | Rotterdam/Oegstgeest. Tolk op Congres I.A.M.V. (Den Haag 1921). Dienstweigeringscongres (Rotterdam 1926). Remonstrants predikant. Radicaal anti-militarist. Medewerker Kerk en Vrede (1931). Bond van Christen-Socialisten. Comité voor Indische bannelingen (1927). Medewerker De Nieuwe Koers (1931). Bestuur Wuppertal Comité (1936). Bestuur Comité voor Steunverlening aan de burgerbevolking in China (1938). Lijst links-extremistische personen (1939). Rotterdam/Oegstgeest. Preker voor I.A.M.V.(zelfde als Pieter?!) Penningmeester Zeven Provinciën Amnestie Comité. Rotterdam. Remonstrants predikant. Ondertekent Dienstweigeringsmanifest Mobiliseren 1925. Ondertekent Dienstweigeringsmanifest Mobiliseren 1927. ELDERING, PETRUS, * Groningen 1 aug.1868, t Rheden (Gld.) 13 mrt. 1954. Zn. van Petrus Eldering, directeur Nutsspaarbank, en Petronella Everdina Veenhuizen. Stud. theol. Leiden 1886. Rem. pred. Friedrichstadt 1892- 1900, Rotterdam 1902-1933 (emer.). Hij huwde op 22 apr. 1908 te Rotterdam met Frederika Elisabeth Houtman (1887-1945). E. groeide op in een gezin waarin een brede aandacht voor cultuur was. In de richtingenstrijd binnen de herv. gemeente te Groningen volgde het gezin B.C.J. Mosselmans, toen deze radicaal-moderne theoloog als predikant de Ned. Herv. Kerk verliet en een rem. gemeente stichtte. Na zijn theol. studie, waarbij hij vooral de invloed van C.P. Tiele onderging, werd E. predikant in Friedrichstadt. In deze kleine, echter sterk verwaarloosde gemeente heeft E. het niet gemakkelijk gehad. Door tactvol en krachtig optreden wist hij aan een belangrijke misstand - het batig saldo van de gemeente werd onder de gemeenteleden verdeeld - een eind te maken. Mede door lezing van de geschriften van S.A. Kierkegaard rees bij E. twijfel aan het instituut kerk. Levend van gespaard geld was hij gedurende enige tijd ambteloos burger; een periode die hij gebruikte om zich verder te oriënteren; zo bracht hij in 1902 een maand door op F. van Eedens Walden. Met aarzeling nam E. tenslotte een beroep aan naar Rotterdam. In deze tijd was hij sterk bezig met de vragen van de christologie. Zijn toen voor modernen ongebruikelijke pleidooi voor een nieuwe christologie, met aandacht voor de Christus als verlossende kracht, baarde opzien. In het verlengde hiervan was E. actief in de beweging van de malcontenten, die een heroriëntatie van het modernisme in meer rechtzinnige richting voorstond. Gedurende zijn hele verdere leven zou Eldering actief deelnemen aan allerlei discussies binnen de Broederschap. Zonder een blad voor zijn mond te nemen, soms rechtlijnig, met gevoel voor humor stelde hij allerlei thema's aan de orde, zoals de verhouding tussen de predikant en de gemeente (de predikant dient allereerst dienaar van het Evangelie te zijn), de vormgeving van de eredienst (een verdediging van een bewuste bezinning hierop en het breken met sleur en gewoonte) en een pleidooi voor het recht doen aan het algemeen priesterschap van gelovigen. Intensief verdiepte hij zich in het spiritisme dat hij als berustend op zeer aanvechtbare hypothesen afwees. Het meeste opzien baarden E.s politieke opvattingen. Hij behoorde tot de geestverwanten van de Blijde Werelddominees. De sfeer in de SDAP en de gedachte van klassenstrijd stootten hem echter af. Onder invloed van de eerste wereldoorlog radicaliseerde E. in zijn opvattingen. Als enig rem. predikant nam hij deel aan de acties voor gewetensvrijheid inzake militaire dienst en ondertekende hij het dienstweigeringsmanifest (1915). In een diepgaande discussie met G.J. Heering bleek deze toen nog niet op het christen-pacifistisch standpunt te staan. In datzelfde jaar werd hij lid van de Bond van Christen-Socialisten, was daar voor propagandistisch actief, stond voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1918 als derde op de kandidatenlijst en was in 1919-1920 lid van het landelijk bestuur van de Bond en redactielid van het Bondsorgaan Opwaarts. In de eerste periode na de oorlog bewoog E. zich in linksrevolutionaire organisaties als de Bond van revolutionair socialistische intellectuelen en de Bond van Religieuse Anarcho-communisten. Na de oprichting van Kerk en Vrede in 1924 sloot hij zich ook bij deze organisatie aan. Mede op zijn initiatief sprak de Broederschap zich in 1925 uit voor verruiming van de mogelijkheden tot dienstweigeren. Tevens pleitte E. ervoor dat de Broederschap en haar gemeenten actief zouden zijn voor de verandering van de grondslagen van de samenleving. Reeds vroeg onderkende E. het agressief militaristisch karakter van het fascisme en het nationaal-socialisme en stelde hij binnen Kerk en Vrede de vraag aan de orde of militaire sancties in geval van agressie niet nodig zouden zijn. Bij een aantal gemeenteleden riep vooral in de periode van de eerste wereldoorlog en de eerste jaren daarna E. door zijn optreden en openlijk uitgesproken opvattingen weerstanden op: zij verzetten zich tegen het politieke optreden van een predikant en zeker als dit revolutionaire trekken had. Pogingen om hem af te zetten leverden niets op, omdat het bestuur van de Rotterdamse gemeente op grond van de vrijheid van het woord weigerde daartoe over te gaan. Theologisch ontwikkelde E. zich steeds meer in links-moderne en rel.-humanistische richting. In dit opzicht stond hij tegenover G.J. Heering, met wie hij op maatschappelijk terrein veel verwantschap had. Hij behoorde in 1933 tot de oprichters van de Linker werkgroep van moderne theologen en was tot 1946 daarvan secretaris en penningmeester. Voorts publiceerde hij in het blad Zwingli en sloot hij zich in 1946 aan bij het Humanistisch Verbond. Hij keerde zich tegen alle ontwikkelingen die de vrijheid en de verdraagzaamheid in de Broederschap bedreigden, ook al beriep men zich daarbij op kerkelijke en bijbelse principes. G e s c h r. : Leichtfertigkeit im Glauben. Friedrichstadt 1899. - Glauben und Bekennen. Lunden 1900. - 'Lasset die Kindlein zu mir kommen.' Eine Taufpredigt. Friedrichstadt 1900. - Zweierlei Glaube. Friedrichstadt 1900. - Christliche Sorge und heidnische Sorge. Friedrichstadt 1900. - Die Nachfolge Christi. Friedrichstadt 1900. - Korte handleiding bij het onderwijs in de kerkgeschiedenis tot aan de hervorming. Tiel 1910. - De Genestet herdacht. Preek, den 2den Juli 1911 uitgesproken in de Remonstrant sehe Kerk te Rotterdam. Rott. 1911. - Het eeuwige leven. Baarn 1914. - Schoonheid en heiligheid. Rott. 1916. - Nu of nooit. Zes Preeken in oorlogstijd. Rott. 1917. - Het hedendaagsch spiritisme. In zijne wetenschappelijke en godsdienstige waarde beoordeeld. Zaltbommel 1917. - De predikant als dienaar van de gemeente, de kerk en hel Evangelie. Rede gehouden op de Algemeene Vergadering der Remonstranlsche Broederschap. Hillegom [1923]. - Drieërlei godsdienstigheid. Amst. 1924. - Johannes en Jezus. Advenlspreek. Rott. (z.j.). |ca. 1926]. - Evangelie en wereld. Assen 1928. - Wal gelooven en denken vrijzinnige protestanten? II: Wie was Jezus?. Huis ter Heide 1929 (VPRO.-uitgave. 44). - Oogsttijd. Rott. |ca. 1930]. - God. mensch en menschheid. Arnhem 1933. - Onredelijk en onzedelijk godsgeloof . Assen 1937. - Wondergeloof en wonderverhalen. Lochem (1938). - Religieuze vernieuwing. Odoorn (1954). - Vertrouwen. Gedachten en getuigenissen, (z.p.) (ca. 1954]. Preken verschenen in de series: Blijde Wereldpreekjes, Vrijzinnige godsdienstprediking en Preekverspreiding De Ploeg. Zestig jaar in dienst van de Broederschap. In: Remonstrants weekblad. 19 juli 1952. - Voorts artikelen in: Uit de Remonstranlsche Broederschap. De Hervorming. De Blijde Wereld. Opwaarts. Bevrijding. Kerk en Vrede. Opbouw. Ons godsdienstig leven. Het Vaderland. Levensrichting, Zwingli, Remonstrants Weekblad. L i t. : K.H. Roessingh, Het modernisme in Nederland, Haarlem 1922, 219. 221 vlg. - B. de Ligt. Kerk, cultuur en samenleving, Arnhem 1925. xxxvii. - Dez.. Vrede als daad. Beginselen, geschiedenis en strijdmethinlen van de direkte aktie tegen oorlog. Eerste deel, Arnhem 1931. 305 vlg. - J.C.A. Fetter. Herinneringen. Arnhem 1958. 114 vlg. - J.J. Buskes. Hoera voor het leven. 4e dr.. Amst. 1963. 161. - D. van der Zee. Een tijdsverschijnsel. De voormalige Bond van Christen-Socialisten. Den Haag (1966). 82 vlg.. 93. 95. - H. van den Berg. T. Coppes. Dominees in het geweer. Het christen-antimilitarisme van Kerk en Vrede 1924-1950. Nijmegen 1982, 107 vlg.. 115. 169. - F. van den Burg. De Vrije Katheder 1945-1950. Een platform van communisten en niei-communisten. Amst. 1983. 46. 147 vlg. - Tussen Geest en tijdgeest, reg. in v. - L. Molenaar, 'Wij kunnen het niet langer aan de politici overlaten...' De geschiedenis van het Verbond van Wetenschappelijke Onderzoekers 1946-1980. Delft 1994, 233. 237. - H. Noordegraaf. Niet met de wapenen der barbaren. Het christen-socialisme van Bart de Ligt. Baarn 1994, reg. in v. - Dez.. E.. enfant terrible. In: Ad Rem, X/l 1 (nov. 1999), 7 - E. Etty, Liefde is heel het leven niet. Henriëtte Roland Holst 1869-1952, Amst. 1996, 384. 704. H. NOORDEGRAAF Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, deel 5 (2001) |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Frederika Elisabeth Houtman | geb. 22 MRT 1887 overl. 1945 |
Huwelijk: | 21 Apr 1908 | Rotterdam |
Kinderen: | ||
Petronella Everina Eldering | geb. 6 OKT 1909 overl. 19 Juni 1989 | |
Frans Boudewijn Eldering | geb. 8 MRT 1911 overl. 26 Juli 1944 | |
Hugo Bernard Eldering | geb. 23 Feb 1912 overl. 11 MRT 1986 | |
Frederika Helena Augustina Eldering | geb. 14 Aug 1914 | |
Mia Eldering | geb. 6 Feb 1920 | |
Herta Eldering | geb. 6 Feb 1920 | |
Petrus Bartelomeus Eldering | geb. 12 Juli 1927 overl. 8 Sept 1977 |