Margaretha Hofmans
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Fredrik Hermanus Hofmans | |
Moeder: | Hermania Penner | |
Geboren: | 23 Juni 1894 | Amsterdam |
Overleden: | 16 Nov 1968 | Amsterdam |
Beroep: | kantoorbediende en gebedsgenezeres | |
Aantekeningen: | Greet Hofmans kende een sombere jeugd. Haar vader verdiende een magere kost met uiteenlopende baantjes zoals bootwerker en sjouwerman, zodat het gezin van vier kinderen het niet breed had. Terwijl haar broer en twee zusters de kans kregen een beroep te leren, moest zij, als oudste, vroeg uit werken gaan. Greet werd dienstbode en vond later een baan als looninschrijfster bij confectieatelier 'Atex', waar zij uiteindelijk op de ontwerpafdeling terechtkwam. Toen de moeder in 1914 een dwarslaesie kreeg, was het een vanzelfsprekende zaak dat de oudste dochter de huishouding op zich nam. Moeder Hofmans bracht Greet belangstelling bij voor muziek en dichtkunst, maar ook voor de theosofie, waaruit zij in haar ziekte geestelijke inspiratie putte. Na de dood van haar moeder in 1929 en die van haar vader een jaar later klampte Greet Hofmans zich steeds meer vast aan de theosofie om richting te geven aan haar door tegenslagen getroffen leven. Een mislukte verloving en de vroege dood van haar lievelingszuster, in 1936, deden haar - verlegen en afstandelijk als zij was - in zichzelf keren. Tijdens de Duitse bezetting maakten haar idealistische instelling en haar machteloosheid ten aanzien van de manier waarop de Duitsers de joden behandelden haar wanhopig. Hofmans voelde zich geroepen de lijdende mens onvoorwaardelijk te helpen: zij was actief in de voedselvoorziening en spande zich in voor onderduikers. In deze mentale gesteldheid kreeg Greet Hofmans nog in de bezettingstijd contact met J.W. Kaiser, die zich geheel had overgegeven aan het occulte en het paranormale en lezingen gaf over zingevingsvraagstukken. Via hem kwam zij terecht in kringen van helderzienden en spiritisten. Begin 1946 was haar aanleg voor het hogere zover ontwikkeld dat zij de stem meende te horen van een 'Meester', die haar tot zijn werktuig wilde maken ter heling van de lijdende mensheid. Deze meester was de kippenfokker M.J.J. Exler, de in 1939 overleden homoseksuele vriend van Kaiser, een in kringen van het occultisme bekende figuur. Hofmans stond geheel voor hem open, en al zijn boodschappen - hoe bizar ook - voerde zij uit. Kaiser ging haar beschouwen als de geestelijke erfgenaam van Exler. Via Kaiser kwam Greet Hofmans eind 1946 in aanraking met de redactie van het aan esoterie gewijde blad Cosmisch Licht , gevestigd in villa 'Windekind' te Hattem. Hofmans ging in de weekends geregeld op bezoek in de villa, waar ze als Exlers medium al snel het middelpunt werd. De genodigden - onder wie nogal wat maatschappelijk gegoeden - geraakten in haar ban, ondanks haar verwarde betogen. In de loop van 1947 gaf Hofmans haar baan bij 'Atex' op en verhuisde ze van Amsterdam naar het Hattemse landgoed 'Molecaten'. Exler had hier tien jaar van zijn leven doorgebracht als gast van W.J. baron van Heeckeren, telg uit een met de koninklijke familie bevriend geslacht, die in januari 1950 particulier secretaris van koningin Juliana zou worden. Door allerlei wonderbaarlijke tussenkomsten, die werden toegeschreven aan haar magische krachten, had Hofmans de gunst van de Van Heeckerens verworven. Op 'Molecaten' legde Greet Hofmans zich toe op het paranormale genezen, waarbij zij zich aanvankelijk bleef beroepen op ingevingen van Exler. Echte resultaten boekte zij niet, maar mensen met psychosomatische klachten voelden zich door haar rustgevende optreden al gauw geholpen. In Hattem ging Hofmans gespreksgroepen organiseren, waarop vooral mensen uit de gegoede stand afkwamen. Hofmans' activiteiten bleven niet tot Hattem beperkt. In korte tijd verspreidde haar faam zich over het gehele land, zodat zij al reizend haar boodschappen begon uit te dragen. Begin 1948 kwamen die boodschappen plotseling niet meer van Exler, maar van Christus. Nu zij had gebroken met de kippenfokker, werd het voor meer mensen gemakkelijker met Greet Hofmans in contact te treden. Zo kreeg zij ook een entree bij de koninklijke familie, waar een zekere belangstelling voor het paranormale en een hang naar het mystieke altijd al aanwezig waren geweest. Waarschijnlijk geschiedde haar introductie door A.R.Z. graaf van Rechteren Limpurg uit Dalfsen, die tot haar cliënten behoorde en een vertrouweling was van prins Bernhard, tegenover wie hij hoog had opgegeven over de bijzondere krachten van de gebedsgenezeres. Toen de ernstige oogafwijking van de in februari 1947 geboren prinses Marijke niet door medisch ingrijpen te verhelpen bleek, kwam de gedachte op dat 'juffrouw Hofmans' - zoals zij in kringen van haar bewonderaars heette - wellicht uitkomst kon bieden. De informatie die zowel Bernhard als Juliana door middel van vrienden en bekenden over haar had ingewonnen, viel positief uit, waarna eind 1948 de kennismaking van Greet Hofmans met het koninklijk paar plaatsvond. Vanaf dat moment reisde zij geregeld op en neer tussen Hattem en paleis Soestdijk, soms op het paleis of in de omgeving logerend. Juliana kon het onmiddellijk goed met Greet Hofmans vinden. Sociaal en ethisch bevlogen als zij was, kreeg de Koningin groot respect voor de in haar ogen bijzondere vrouw, die een rotsvast vertrouwen in een betere wereld uitstraalde, mits de mensen maar in harmonie en vrede met elkaar zouden omgaan. In Hofmans' optreden - onbaatzuchtig, eenvoudig en dienstbaar aan de mensheid - meende zij veel van haar eigen idealen te herkennen. Het contrast met de nogal losse levensstijl van Bernhard was scherp, en alleen daarom al belastte haar aanwezigheid in Juliana's directe omgeving de verhoudingen aan het hof. Naarmate vorderingen in de genezing van zijn dochter uitbleven, verontrustte het Bernhard meer dat zijn echtgenote zich aan het hof bleef omgeven met personen die heilig in Hofmans geloofden. Na anderhalf jaar wilde hij dat Juliana het contact met de gebedsgenezeres zou verbreken. Ofschoon zij weigerde, wist de Prins wel te bereiken dat Hofmans geen onderdak meer op Soestdijk kreeg. Op den duur zou haar invloed op de Koningin in de beleving van Bernhard demonische vormen aannemen. Hofmans wees dan ook de Prins aan als degene die de harmonie op Soestdijk verstoorde en droeg op haar manier bij tot verwijdering tussen de echtelieden. Toen het in 1951 minder goed ging met haar gezondheid, verhuisde Greet Hofmans van Hattem naar Baarn, dichtbij Soestdijk dus. Zij nam haar intrek bij het met Juliana bevriende echtpaar Mijnssen-s'Jacob te Baarn, in een speciaal voor haar bij hun huis geplaatste salonwagen. Zo bleef zij tot groeiend ongenoegen van Bernhard een prominente verschijning in Juliana's omgeving. In deze jaren van oplopende spanning tussen Oost en West zag de Prins - een overtuigde NAVO-aanhanger - met lede ogen aan hoe gemakkelijk daar allerhande pacifistische gedachten, zoals van de 'Derde Weg', ingang vonden. Hij moest niets hebben van de conferenties die vanaf 1951 op het door prinses Wilhelmina beschikbaar gestelde jachtslot Het Oude Loo bij Apeldoorn werden gehouden. Internationaal vooraanstaande sprekers behandelden daar vanuit een religieus-filosofisch perspectief voor een select gezelschap vraagstukken van vrede en gerechtigheid. Deze bijeenkomsten werden georganiseerd door Kaiser, en behalve Juliana en haar moeder was ook Hofmans steeds van de partij. Bij haar konden de deelnemers een consult krijgen. Onder deze omstandigheden legden ingewijden die bekend waren met Greet Hofmans' zweverig-pacifistisch wereldbeeld, nogal gemakkelijk een verband tussen haar aanwezigheid en Derde-Wegachtige uitlatingen van Juliana in haar toespraken, onder meer tijdens het staatsbezoek van het koninklijk paar aan de Verenigde Staten in 1952. Aldus werd Hofmans de rol van souffleuse van de Koningin toegedicht. Aangezien de pers er - op een enkele krant na - het zwijgen toe deed, vernam de buitenwacht nauwelijks iets over de tegenstellingen op Soestdijk en over de eventuele invloed van Hofmans daarop. Intussen zette deze haar helende werkzaamheden voort, onder andere vanuit een Amsterdamse dansschool aan de Overtoom, waar ze regelmatig zitting hield. Overigens beperkte zij zich niet langer tot Nederland; in 1954 bracht zij bijna het gehele jaar in Venezuela door. Intussen werd in kringen van bondgenoten met toenemende bezorgdheid gesproken over een 'pacifistische cel' aan het Nederlandse hof en zagen ministers zich bij herhaling voor problemen gesteld bij het dragen van ministeriële verantwoordelijkheid voor Juliana's handelingen. Het grote publiek kreeg echter pas in juni 1956 van Greet Hofmans' rol op Soestdijk te horen. Dat gebeurde door middel van een artikel in het Duitse weekblad Der Spiegel (13-6-1956), dat onder de sensationele kop 'Staatskrise; Die Gesundbeterin' Hofmans voorstelde als een door goddelijke opdrachten geleide wonderdokteres, een Raspoetin, met grote invloed op de staatszaken. Informant van het weekblad was Bernhard zelf, die verwachtte dat publicatie vanzelf zou leiden tot de verwijdering van de voor zijn positie lastige aanhang van Hofmans onder het paleispersoneel. De buitenlandse pers stortte zich gretig op de affaire en deed het voorkomen alsof Nederland in een ernstige constitutionele crisis verzeild was geraakt: Juliana zou al enige tijd echtscheiding overwegen - waar een kern van waarheid in zat - wat onvermijdelijk tot haar abdicatie zou leiden. In Nederland bleven de pers en ook het parlement terughoudend. Daardoor kon een door het kabinet-Drees op 28 juni 1956 ingestelde commissie van drie wijze mannen, bestaande uit L.J.M. Beel, P.S. Gerbrandy en jhr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, ten paleize orde op zaken stellen zonder hinderlijk door de publiciteit te worden gevolgd. Bernhard kreeg zijn zin. De Koningin zag af van echtscheiding, en de gebedsgenezeres moest het veld ruimen. Tegelijkertijd werden de Hofmans toegewijden uit de hofhouding verwijderd, en met Juliana's bezoeken aan de conferenties op Het Oude Loo was het gedaan. Ook al had Greet Hofmans nu geen toegang meer tot de koninklijke familie, haar praktijk leed er niet onder. Tot aan haar dood heeft zij bewonderaars in de hoogste kringen gekend, die zich privé of op samenkomsten graag door haar lieten adviseren en hoog opgaven van haar rustgevende uitstraling. De salonwagen in Baarn bleef de uitvalsbasis, totdat zij in 1964 met de familie Mijnssen-s'Jacob naar Amsterdam verhuisde. Vier jaar later overleed ze daar aan kanker. Greet Hofmans heeft haar leven lang mensen aangetrokken en afgestoten. Sommigen zagen in haar een charlatan, een intrigant, een gevaarlijke toverkol of op zijn gunstigst een wereldvreemde figuur. Voor anderen was zij daarentegen de verpersoonlijking van het ideale leven: sober, vreedzaam, onbaatzuchtig, gericht op de medemens. De gebeurtenissen op Soestdijk in 1956 deden allerlei fantastische verhalen over en rond haar ontstaan. De geheimzinnigheid waarmee men van officiële zijde de affaire is blijven omgeven, gaf volop aanleiding tot speculaties. Hofmans' betekenis wordt mede daardoor verschillend gewaardeerd. Tegenover het overgeleverde Raspoetinbeeld is later de opvatting komen te staan dat de affaire van l956 in feite een dreigende echtscheiding van het koninklijk paar betrof en dat de beroering rond de gebedsgenezeres dit moest maskeren. L: Interview door H.A. Lunshof, in Elseviers Weekblad , 23-6-1956; interview door Aad van der Mijn, in Het Parool , 19-11-1966; H.J.A. Hofland, Tegels lichten of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten (Amsterdam 1972) 106-127; Wim Klinkenberg, Prins Bernhard. Een politieke biografie, 1911-1979 (Amsterdam 1979) 367-450; M.G. Schenk en Magdaleen van Herk, Juliana, vorstin naast de rode loper (Amsterdam [etc.] 1980); Hugo Arlman en Gerard Mulder, Van de Prins geen kwaad. Prins Hendrik & andere dossiers van Oranje (Alphen aan den Rijn 1982) 110-164; Harry van Wijnen, De prins-gemaal. Vogelvrij en gekooid (Amsterdam 1992) 126-132 en 273-277; L.J. Giebels, Beel. Van vazal tot onderkoning. Biografie, 1902-1977 ('s-Gravenhage [etc.] 1995) 391-420; A. Bredenhoff en J.T. Offringa, Greet Hofmans. Occult licht op een koninklijke affaire (Z.pl. 1996); J.G. Kikkert, Crisis op Soestdijk. Nederland als bananenmonarchie (Breda 1996); Gerard Mulder en Paul Koedijk, Lees die krant! Geschiedenis van het naoorlogse Parool, 1945-1970 (Amsterdam 1996) 307-336. I: Vrij Nederland , 25-12-1982 (p. 12) [foto: Benelux Press]. J. Bosmans Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002) Laatst gewijzigd op 13-03-2008 |