Roeland Duco Kollewijn
Geslacht: | Man | |
Vader: | Roeland Anthonie Kollewijn | |
Moeder: | Dieuwke van Wijk | |
Geboren: | 7 Dec 1892 | Amsterdam |
Overleden: | 1 Sept 1972 | Leiden |
Beroep: | hoogleraar intergentiel en internationaal privaatrecht | |
Aantekeningen: | In zijn geboorteplaats doorliep Kollewijn de HBS en studeerde na staatsexamen gedaan te hebben van 1912 tot 1915 rechten aan de Universiteit van Amsterdam. In 1917 promoveerde hij cum laude bij prof. I. Henri Hijmans op het proefschrift Het beginsel der openbare orde in het internationaal privaatrecht ('s-Gravenhage, 1917). Zijn Nederlandsch-Indische periode van 1919 af zou worden ingeleid met een korte rechten- en letterenstudie te Leiden, waar hij aansluitend op het hier afgelegde doctoraal op 31 mei 1918 nog eens op stellingen -eveneens cum laude - promoveerde in de staatswetenschap. Na enige jaren als ambtenaar bij de rechterlijke macht in het voormalig Nederlandsch-Indië werkzaam te zijn geweest werd hem de mogelijkheid geboden zich in 1924 als hoogleraar in de rechtswetenschap aan de Rechtshogeschool te Batavia verder te ontplooien. Hier verwierf hij op het terrein van het intergentiel recht een internationaal gezag door zijn talrijke publikaties. Zijn vooruitstrevende politieke denkbeelden brachten hem in de jaren '30 in contact met De Stuwgroep die zich op basis van zelfbeschikkingsrecht der volkeren stelde en de uiteindelijke onafhankelijkheid van door Nederlanders en Indonesiërs bestuurd Indonesië als beleidsdoel van de koloniale politiek vooropstelde. Gezondheidsredenen maakte in 1936 een einde aan zijn Indische carrière. Na een tweetal jaren in Groningen o.a. burgerlijk recht gedoceerd te hebben als opvolger van prof. I.B. Cohen vertrok hij in 1938 naar Leiden waar de plaats van H.G.P. Duyfjes werd ingenomen en vooral het Nederlandsch-Indisch intergentiel recht door Kollewijn gedoceerd werd. Zijn inaugurele rede ging over Interregionaal en internationaal privaatrecht. Kollewijn verrichtte op het terrein van het internationaal en intergentiel privaatrecht baanbrekend werk in zijn colleges zowel als in zijn rijke publicistische arbeid. Kenmerkend voor Kollewijns sterke persoonlijkheid ware mede zijn scherp analytisch-systematisch vermogen dat, te zamen met zijn vaardige hantering der inductieve methode in het juridisch onderzoek, ten grondslag ligt aan een rechtsgeleerde werkzaamheid die in het Nederlands internationaal privaatrecht medewerkte tot een ingrijpende vernieuwing waarvoor kenmerkend waren: een relativering van het gezag van het objectieve recht en de aanvaarding van het recht als open systeem waarin aan de feiten van het bijzondere geval en aan de maatschappelijke werkelijkheid gezag is toe te kennen voor de rechtsvorming. Kollewijn behoorde met zijn leermeester I. Henri Hijmans en de voormalige Amsterdamse hoogleraar J. Offerhaus, eveneens bij Hijmans gepromoveerd, tot de voormannen van een sterk door Paul Scholten geïnspireerde stroming in de wetenschap van het Nederlandse internationaal privaatrecht, die aan het begin staat van een ingrijpende modernisering zowel in de rechtspraktijk als in de doctrine. Als voorman en als kritisch annotator - vooral in zijn rechtspraak-commentaren - van de moderne ontwikkelingen in toepassing en onderzoek van het internationaal privaatrecht, maar evenzo als autoriteit op het gebied van het Indisch Burgerlijk Recht en het Intergentiel Recht, heeft Kollewijn binnen en buiten onze grenzen groot gezag verworven. In onderzoek en beschrijving van het recht richt hij zich primair op het proces van rechtsvinding in het spanningsveld tussen objectief recht en de rechtsbeslissing in het bijzondere geval. De positie van de rechter en zijn rechtscheppende functie in het open systeem van het privaatrecht is het thema dat Kollewijn bij uitstek boeit en dat in al zijn geschriften doorklinkt. Internationaal, intergentiel en interregionaal privaatrecht alsmede Indisch privaatrecht waren bij uitstek de gebieden waarop Kollewijn als rechtsgeleerde werkzaam was en zijn groot gezag verwierf. De oorlog, alsmede zijn gijzeling in 1941 en de verbanning naar Hoogeveen maakten een voorlopig einde aan zijn werkzaamheden te Leiden, ofschoon hij van het begin van de bezetting af binnen de Leidse Senaat en later in de moeilijk te nemen beslissingen ten aanzien van de Universiteit een krachtig afwijzende houding beoogde en in dit opzicht binnen de kring van de Leidse hoogleraren een invloedrijke rol. speelde. Na de bevrijding wijdde hij zich niet alleen met energie aan het herstel van het Leidse universitaire onderwijs, maar vervulde talrijke maatschappelijke functies. Zo maakte hij van 1945 tot 1967 (van 1946 tot 1950 was hij tevens voorzitter) van de afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel, was lid van de Staatscommissie voor Internationaal Privaatrecht (van 1 december 1947 tot 1 november 1963), maakte deel uit van de Nederlandse delegatie naar de Haagse conferentie voor Internationaal Privaatrecht (1951, VIIe zitting), werkte vanaf 1962 mee tot aan de oprichting in 1965 van het T.M.C. Asser Instituut voor Internationaal en Europees Recht in Den Haag. Hoewel zijn gezondheidstoestand in de laatste vijftien jaren voor zijn dood steeds slechter werd -op het eind van zijn leven was hij verlamd - werkte hij zonder zich te sparen met grote zelfdiscipline en moed door totdat hij het contact met zijn naaste omgeving verloor. P: Behalve zijn dissertatie, de diesrede Ontaarding van het nationaliteitsbeginsel in het moderne internationaal privaatrecht (Weltevreden, 1929), inaugurele redes in Groningen: Zekerheid van recht (Groningen, 1936) en te Leiden: Interregionaal en internationaal privaatrecht (Groningen, 1938), Intergentiel recht... ('s-Gravenhage [enz.], 1955); American-Dutch private international law, 2nd ed. (New York, 1961) en Tien jaren Nederlandse rechtspraak internationaal privaatrecht 1964-1968 (Deventer, 1972). L: J.H.A. Logemann, 'Biography of Roeland Duco Kollewijn', in Nederlands Tijdschrift voor Internationaal Recht 9 (1962), (oktober) 17-22; L.I. de Winter, ibidem, 19 (1972) 1-5; C.W. Dubbink, in Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1972, 160-165. I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1972 (Amsterdam 1973) afbeelding tegenover pagina 160. C.C.A. Voskuil Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Bartha Idema | geb. 7 Sept 1891 |
Huwelijk: | 10 OKT 1918 | Amsterdam |