John William Kruijt

Geslacht: Man
Vader: Johannes Hermanus Kruijt
Moeder: Maria Ida Perkins
Geboren: 8 Sept 1877 Amsterdam
Overleden: 1943 Berlijn, Duitsland
Religie: Ned. Hervormd, geen
Beroep: procuratiehouder, predikant, lid Tweede Kamer, jounalist
Aantekeningen: (roepnaam: Willy), christensocialist en communist, is geboren te Amsterdam op 8 september 1877 en gefusilleerd te Berlijn in juli 1943. Hij was de zoon van Johannes Hermanus Kruyt, uitgever, en Maria Ida Perkins. Op 30 april 1901 trad hij in het huwelijk met Catharina Geertruida Anna Maria Hogerzeil, met wie hij twee dochters en twee zoons kreeg. Na haar overlijden op 18 oktober 1922 hertrouwde hij op 18 september 1923 met Nelly Dentz, musicus, met wie hij twee zoons kreeg. Dit huwelijk werd op 4 juni 1932 ontbonden. Kruyt hertrouwde nog hetzelfde jaar met Gustel Schmidt, maatschappelijk werkster. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Na zijn schooltijd, die Kruyt voor een deel op een Engelse kostschool doorbracht (zijn moeder was Schotse), ging hij in de uitgeverij van zijn vader werken. Met zijn eerste vrouw Truus Kruyt-Hogerzeil verdiepte hij zich in maatschappelijke vragen en socialistische literatuur. Zij was de dochter van een Hervormd predikant en had een brede religieuze, culturele en maatschappelijke belangstelling. Zij was sterk beschouwend, terwijl Kruyt meer practicus zou blijven. Nadat hij het ambt van predikant was gaan ambiëren, ging hij alsnog naar het christelijk gymnasium in Utrecht. In 1907 begon hij zijn studie theologie in Utrecht. Van grote betekenis voor hem en zijn vrouw was de ontmoeting met de ouderejaarsstudent Bart de Ligt. Zijn vrouw, De Ligt en A.R. de Jong - die eveneens theologie in Utrecht had gestudeerd - traden in 1909 toe tot de redactie van het christelijk-sociale tijdschrift Wereldvrede. Zij ontwikkelden zich steeds meer naar het christen-socialisme en traden in 1910 toe tot de Bond van Christen-Socialisten. Zijn vrouw werd redactielid van het bondsorgaan Opwaarts, hij in 1913 bestuurslid van de Bond. In 1914 werd Kruyt als opvolger van Daan van der Zee tot voorzitter gekozen en steunde de door Van der Zee en theoretisch vooral door De Ligt onderbouwde zelfstandigheid van de christen-socialisten tegenover de SDAP.
Kruyt, die in 1913 predikant geworden was van de hervormde gemeente in Gennep, werkte tijdens de Wereldoorlog mee aan de anti-militaristische koers van de Bond. Samen met De Jong en De Ligt stelden de Kruyts het manifest 'De schuld der kerken' op. Hierin hekelden zij fel de verbinding tussen kerk en imperialisme. De Hervormde Synode reageerde hierop door Kruyt en De Ligt 'wegens aanstotelijk geschrijf' onder toezicht te stellen van het Classicaal Bestuur. Samen met De Ligt nam Kruyt in 1915 het initiatief tot de 'Actie voor Consciëntievrijheid', die zich richtte op legalisering van dienstweigering. Kruyt werd voorzitter van het Permanent Comité der Actie inzake Consciëntievrijheid. De poging van het comité een volkspetitionnement op te zetten, mislukte. Kruyt behoorde tot de ondertekenaars van het in hetzelfde jaar verschenen Dienstweigeringsmanifest, dat opriep niet mee te werken aan het militarisme en pleitte voor dienstweigering. Kruyt maakte deel uit van het Revolutionair-Socialistisch Comité tegen den Oorlog en zijn Gevolgen en sprak daarvoor op het demonstratieve Paascongres in 1916. Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1917 stond Kruyt kandidaat voor de BCS, maar onder het districtenstelsel lukte het niet een zetel te behalen. Onder het stelsel van evenredige vertegenwoordiging in 1918 was Kruyt lijsttrekker en werd hij tot Kamerlid gekozen. De links-revolutionaire partijen in de Tweede Kamer - de Communistische Partij in Nederland (CPN), de BCS en de Socialistische Partij - besloten met behoud van zelfstandigheid tot samenwerking in de Revolutionaire Kamerclub, waarvan Kruyt secretaris werd. Hij hanteerde een confronterende en principiële opstelling tegenover zowel de confessionele partijen als de SDAP. Fel bekritiseerde hij kapitalisme, militarisme, kolonialisme, de naar zijn mening halfslachtige opstelling van de SDAP in het revolutionaire tijdperk en de sociale politiek van de regering. Naast zijn Kamerlidmaatschap en voorzitterschap van de BCS werd Kruyt in 1919 redacteur van Opwaarts. Hij sprak ook voor het Religieus-Socialistisch Verbond en maakte deel uit van het Comité van Actie tegen de bestaande Opvattingen omtrent Misdaad en Straf. Intussen raakte de BCS onderling verdeeld. Naast de christenanarchistische stroming wilde de vleugel onder leiding van Enka (= A. Tjaden van der Vlies) de BCS op orthodox-protestantse grondslag plaatsen. Kruyt zelf koerste steeds meer in bolsjewistische richting. De Russische Revolutie had hij vanaf het begin met vreugde begroet. In de Kamer pleitte hij voor vrijlating van Russische gedetineerden en het aangaan van betrekkingen met Sovjet-Rusland. Hij steunde de actie tegen het rondom Sovjet-Rusland gelegd 'cordon des doods'. In toenemende mate kreeg hij het verwijt dat hij zich te zeer vereenzelvigde met de CPN. In 1920 bezocht hij samen met D. Wijnkoop en W. van Leuven het tweede congres van de Communistische Internationale. Dit bezoek deed hem nog positiever oordelen over Sovjet-Rusland. Ook zijn opvatting over geweldloosheid veranderde. In revolutionaire situaties kon geweld onvermijdelijk zijn. Toen de BCS aan de onderlinge verdeeldheid ten onder ging en in april 1921 werd opgeheven, sloot Kruyt zich aan bij de CPN. De Revolutionaire Kamerclub was al eerder uiteengevallen. Kruyt meende dat, nu de kerk verzuimd had haar taak te vervullen, het aan het communisme was deze taak over te nemen. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1922 was een vierde plaats op de lijst van de CPN onvoldoende om gekozen te worden. Inmiddels was hij redacteur van De Plattelandstribune.
Na de beëindiging van zijn Kamerlidmaatschap en het overlijden van zijn vrouw vestigde Kruyt zich in Berlijn om te werken voor de Internationale Arbeidershulp onder leiding van Willy Münzenberg, die hem vanwege zijn organisatorische capaciteiten en internationale contacten goed kon gebruiken. In de daarop volgende jaren woonde hij in Parijs, Bussum en wederom Berlijn. Hij deed journalistiek werk voor de Arbeiter Illustrierte Zeitung en Nos Regards. Ten slotte werkte hij in Berlijn bij het Gezantschap van de Sovjet Unie. Nadat zijn tweede huwelijk met de Utrechtse communiste Nelly Dentz op een mislukking was uitgelopen, hertrouwde hij met de Duitse communiste Gustel Schmidt. Na de machtsovername van de Nazi's in 1933 bleef hij aanvankelijk nog in Berlijn werkzaam maar vluchtte waarschijnlijk in 1935 met zijn vrouw en de jongste zoon uit zijn eerste huwelijk, Niko, naar Moskou. Daar werkte hij als bibliothecaris in de Lenin-bibliotheek. Kruyt, die vanwege de stalinistische terreur steeds kritischer tegenover het communisme was komen te staan, volgde om terug te kunnen naar Nederland samen met zijn zoon Niko een opleiding tot geheim agent. Vanuit Engeland werd hij op 24 juni 1942 boven België gedropt. Bij de landing brak hij een been. Gearresteerd door de Duitsers werd hij naar Fort Breedonk gebracht, waar hij ondanks zware martelingen niets losliet bij de verhoren. Ten slotte werd hij naar Berlijn gevoerd, waar hij waarschijnlijk in juli 1943 in de gevangenis Moabit gefusilleerd werd.
Publicaties:
Openingsrede van den voorzitter' in: Het karakter van den B.v.C.S. (Schiedam 1915) 45-54; Verleden, heden en toekomst. Een politieke beschouwing (Rotterdam 1917); De Tragedie van de Tweede Internationale inzake Georgië (Amsterdam 1922).
Literatuur:
G.H. van Senden, Een woord over en tot den Bond van Christen-socialisten. Naar aanleiding van de discussie Rutgers-Kruyt in Opwaarts (Eibergen 1919); B. de Ligt, 'Truus Kruyt-Hogerzeil' in: De Wapens Neder, november 1922, en Kerk, cultuur en samenleving (Arnhem 1925) 345-351; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel IX ('s-Gravenhage 1979) 841-842; G. Harmsen, Rondom Daan Goulooze. Uit het leven van kommunisten (Nijmegen 1980) 170; A.M. Buitink, W. M. van der Poel, 'In het oosten is het licht opgegaan'. Leven en werk van John William Kruyt (1877-1943) (scriptie Leiden 1986); I. Comelissen, 'Idealen' in: Vrij Nederland, 12 en 19.11.1988; H. Noordegraaf, 'Leven vanuit een volstrekt idealisme. John William Kruyt - Van christen tot communist' in: Tijd & Taak, 5.8.1989, 11-13; H. Noordegraaf, Het Christensocialisme van Johan Willem Kruyt en Truus Kruyt-Hogerzeil (Voorburg 1990); G. Voerman, De meridiaan van Moskou. De CPN en de Communistische Internationale (1919-1930) (Amsterdam 2001).
Auteur: Herman Noordegraaf
Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 4 (1990), p. 111-114
Laatst gewijzigd: 05-08-2002

Gezin 1

Huwelijkspartner: Gustel Schmidt overl. 1941
Huwelijk: 9 OKT 1933 Berlijn-Neukölln

Gezin 2

Huwelijkspartner: Catharina Geertruida Anna Maria Hogerzeil geb. 21 Sept 1876 overl. 19 OKT 1922
Huwelijk: 30 Apr 1901 Amsterdam
Kinderen:
  Geertruida Kruijt Male geb. 13 Feb 1903
  Herman Kruijt Male geb. 30 Aug 1905
  Elisabeth Kruijt Male geb. 8 Sept 1907
  Nicodemus Kruijt Male geb. 18 Dec 1916 overl. 18 Juli 1954

Gezin 3

Huwelijkspartner: Nelly Dentz geb. 10 MRT 1890 overl. 15 Dec 1981
Huwelijk: 18 Sept 1923 Berlijn-Charlottenburg
Scheiding: 13 Apr 1932 Utrecht
Kinderen:
  John William Kruijt Male geb. 25 Aug 1926
  Leopold Ferdinand Kruijt Male geb. 22 Nov 1927