Willem Anne Mouton
Geslacht: | Man | |
Vader: | Pieter Frederik Willem Mouton | |
Moeder: | Sara Martina Koppeschaar | |
Geboren: | 8 Sept 1856 | Den Haag |
Overleden: | 4 Dec 1946 | Den Haag |
Beroep: | vice-admiraal tit., oud-hoogl. Hoogere Marine Krijgsschool,. | |
Aantekeningen: | Willem Mouton groeide met vier broers en vier zusters op in een architectengezin in Den Haag, waar technische en kunstzinnige begaafdheid niet zeldzaam waren. Na de HBS volgde hij vanaf 1872 de opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord. Hij sloot deze opleiding af op 1 september 1875 in de rang van adelborst der eerste klasse. Daarna volgden plaatsingen volgens het toen voor een zeeofficier gebruikelijke patroon, dus vaak op varende schepen en zowel in het moederland als overzee. In 1888 werd Mouton bevorderd tot luitenant-ter-zee der eerste klasse. Zijn belangstelling voor meettechniek ontwikkelde zich onder meer tijdens verscheidene plaatsingen aan boord van opnemingsvaartuigen. Zijn werkzaamheid als hydrograaf eindigde met het commando over het nieuwe flottieljevaartuig Hr.Ms. 'Borneo' (1895-1897). Met dit schip nam hij deel aan de krijgsverrichtingen bij Lombok. In 1899 werd hij bevorderd tot kapitein-luitenant-ter-zee. Inmiddels had Mouton ook zijn sporen verdiend op een verwant terrein van de techniek. Tegen het einde van de 19de eeuw voltrokken zich grote veranderingen op het gebied van de constructie en het gebruik van zwaar scheepsgeschut. Onder meer door de toepassing van nieuwe materialen en de invoering van betrekkelijk langzaam en stabiel verbrandende kruitsoorten nam de afstand waarop een artilleriegevecht kon worden aangegaan, toe tot duizenden in plaats van honderden meters. Wil men op een dergelijke afstand goede resultaten bereiken dan moet men niet alleen de afstand tot het doel accuraat kunnen meten, maar ook rekening houden met de verplaatsing van het eigen schip en het doel tijdens vluchttijden tot dertig seconden en ook met factoren als de heersende wind(sterkte). Daarvoor was de ontwikkeling van nieuwe meet- en rekenapparatuur nodig. Deze is ook bij de Nederlandse marine ter hand genomen. Een betrekkelijk kleine groep technisch geïnteresseerde officieren, onder wie Mouton, had daarbij de leiding. De technische gaven van Mouton traden voor het eerst aan het licht tussen 1890 en 1894, toen hij als leraar artillerie verbonden was aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. Hij viel hier op door zijn gaven als docent en de kwaliteit van de door hem vervaardigde technische tekeningen. Daarna kon Mouton zich profileren als artillerist tijdens plaatsingen bij de afbouw van de pantserschepen Hr.Ms. 'Koningin Regentes' en Hr.Ms. 'Jacob van Heemskerck'. Na de indienstneming in 1902 werd hij van het eerstgenoemde schip eerste officier en in 1908 van het laatstgenoemde schip commandant. Tussendoor was hij in 1904/1905 anderhalf jaar lang hoofd van de afdeling personeel bij het departement der Marine in Batavia. In 1904 ontving hij de rang van kapitein-ter-zee. Moutons pensionering om gezondheidsredenen op 1 juli 1909 betekende niet het einde van zijn werk voor de Koninklijke Marine. Van oktober 1909 tot juli 1910 bekleedde hij het voorzitterschap van de commissie die een herzien Geschutsreglement uitbracht. Eind 1909 uitte hij zich krachtig in het door het liberale Tweede-Kamerlid L.W.J.K. Thomson ontketende debat over het vermeende monopolie van de Duitse firma Friedrich Krupp AG bij de levering van artilleriematerieel voor de Nederlandse krijgsmacht. In zijn artikel 'Het artillerie-debat in de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de behandeling der marine-begrooting voor 1910' (in: Marineblad 24 (1909/1910) 587-623) ontkende hij het bestaan van een dergelijk monopolie. Wel gaf hij te kennen prijs te stellen op de ontstane 'band van vertrouwen' (p. 606). Zowel het departement van Marine als dat van Oorlog bleef ook na Moutons pensionering gebruik maken van zijn grote kennis van vooral de technische aspecten van de scheepsartillerie. Hij doceerde over dit onderwerp vanaf begin 1921 tot en met 1926 aan de Hoogere Marine Krijgsschool in Den Haag. Als blijk van waardering voor de in deze functie bewezen diensten werd hem aan deze instelling in mei 1925 de persoonlijke titel van hoogleraar verleend. Eerder al was hij onderscheiden met een bevordering in 1911 tot schout-bij-nacht titulair en tot vice-admiraal titulair in 1921. Na zijn pensionering bleef Moutons contacten onderhouden met het bedrijfsleven, zowel in Nederland als daarbuiten. Zo was hij van september 1911 tot december 1918 adviseur van de Britse firma Barr & Stroud Ltd. in Glasgow, een leidend bedrijf op het gebied van vuurleidingoptiek. Vanaf 1924 bekleedde Mouton een soortgelijke functie bij de Nederlandsche Instrumenten Compagnie (NEDINSCO) in Venlo, een dochteronderneming van Carl Zeiss in Jena, die onder meer vuurleidingoptiek vervaardigde. In de laatstgenoemde functie speelde hij op de achtergrond een niet onbelangrijke rol in het 'militair-industriële complex' dat zich tijdens het interbellum in Nederland ontwikkelde. Afname van zijn gezichtsvermogen noodzaakte Mouton in 1940 - op 84-jarige leeftijd - zijn adviseurschap bij NEDINSCO neer te leggen, maar hij bleef zich ook daarna levendig interesseren voor de meettechniek. Willem Mouton was een bevlogen technicus, die vooral uitblonk als tekenaar en constructeur. Naar eigen verklaring heeft hij zich steeds laten leiden door de motto's 'Werk voor het werk' en 'Wat ge doet, doe het goed'. Van de 'grote politiek' hield hij zich verre bij gebrek aan belangstelling en kennis van zaken. Deze houding vormt mede een verklaring voor zijn langdurige relatie met Zeiss, die ook na 1933 in stand bleef. Al vóór zijn dood - kort na het einde van de Duitse bezetting, op negentigjarige leeftijd - was Mouton in zekere zin een man uit het verleden geworden, omdat door de ontwikkelingen op vooral het terrein van de wapentechniek juist de kwesties die hem het meest interesseerden, hun actualiteit veelal hadden verloren. Mouton is niettemin van belang als een van de markantste 'officier savants' die er tussen 1890 en 1940 voor hebben gezorgd dat de Koninklijke Marine - ondanks financiële beperkingen en moeilijkheden van andere aard - in menig opzicht toch bij de tijd bleef. A: Dossier met o.a. aantekeningen over technische onderwerpen en enkele foto's van constructietekeningen in familiebezit van de familie. Dossier W.A. Mouton bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie te 's-Gravenhage. P: Behalve de in de tekst genoemde publicatie en diverse verhandelingen over vooral technische onderwerpen in het Marineblad: o.a. 'Pantserformules' in Marineblad 2 (1887) 687-695; samen met G.J. Kniphorst en C. Wäkerlin, Beschrijving van Hr.Ms. pantserschip 'Koningin Regentes' ('s-Gravenhage 1902); Beschouwingen over vuurleiding. [Lezing] ('s-Gravenhage 1907); Beschrijving van de vuurleiding-inrichtingen aan boord [van] H.M. pantserschip 'Heemskerck' ('s-Gravenhage 1909); 'Over tandradspiralen en hun toepassing', in De Ingenieur 35 (1920) 324-330; Beschouwingen over vuurleiding (z.pl. 1923). L: P.H. Berkelaar, Een ontmoeting van eind 1940 - eind 1946 met gepensioneerd prof. Willem Anne Mouton, vice-admiraal titulair 1856-1946 [Ongepubliceerd interview in het Marinemuseum te Den Helder]; Necrologie in Onze Vloot 3 (1947) 20. Ph.M. Bosscher Op te nemen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6 Laatst gewijzigd op 25-08-2008 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Erkina Gijsberta Jeannette Noordendorp | geb. 20 Sept 1858 overl. 25 Sept 1938 |
Huwelijk: | 30 Nov 1882 | Oosterbeek |