Hugo Willem Constantijn Bordewijk
Geslacht: | Man | |
Vader: | Hendrik Ferdinand Bordewijk | |
Moeder: | Johanna Wilhelmina Apolonia van Bijlevelt | |
Geboren: | 15 Dec 1879 | Den Haag |
Overleden: | 4 Jan 1939 | Groningen |
Beroep: | jurist en hoogleraar economie | |
Aantekeningen: | Bordewijk bereidde zich, daartoe door een zwakke gezondheid genoopt, door middel van privaatlessen en een staatsexamen voor op de rechtenstudie, die hij in 1898 te Leiden aanving. Daar promoveerde hij op 22 december 1905 bij prof. C. van Vollenhoven in de staatswetenschappen op het proefschrift Rechtspersoonlijkheid der Nederlandsche koloniën (Leiden, 1905) en op 15 mei 1906 op stellingen in de rechtswetenschap. In 1906 werd hij adjunct-secretaris van de Staatscommissie voor den Landbouw, ingesteld om de economische toestand van de landarbeiders te onderzoeken. In 1910 volgde een benoeming tot commies bij de departementale directie van den Landbouw, waar hij belast was met landbouwwetgeving, en in 1913 een docentschap in de staathuishoudkunde en rechtskennis aan de Rijks-Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen. In 1918 werd dit docentschap bij de omzetting van die school in de Landbouwhogeschool gewijzigd in een hoogleraarschap. In dat zelfde jaar nog werd Bordewijk hoogleraar staathuishoudkunde en statistiek aan de juridische faculteit van de Groninger universiteit, hetgeen hij bleef tot aan zijn dood. Hij maakte bovendien deel uit van enkele regeringscommissies en was vanaf 1929 tot zijn dood als sociaal-economisch deskundige lid van de Hooge Raad van Arbeid, terwijl hij voor De Economist van 1919 tot 1922 medewerker en daarna tot 1934 redactielid was. Bordewijks wetenschappelijke belangstelling ging blijkens zijn publikaties eerst uit naar het koloniale staatsrecht en later naar verschillende aspecten van staathuishoudkunde, onder meer de grondslagen en de geschiedenis van de economie, de economische bedrijfsorganisatie, de pachttheorie, de belastingen en de landbouw, ofschoon ook toen, maar dan in relatie tot de economie, de aandacht voor het recht aanwezig bleef. In economisch-theoretisch opzicht was Bordewijk, zoals de meeste Nederlandse theoretische economen van zijn tijd, een volgeling en verdediger van de Oostenrijkse School van de subjectivistische grenswaardeleer en met name van de waarde-, prijs-en inkomensleer van Eugen von Böhm-Bawerk. Vanuit dit standpunt verdedigde hij de deductief-causale, theoretische methode tegen de louter inductieve, antitheoretische methodenleer van de Historische School. Ten overstaan van het kathedersocialisme, het marxisme, het christelijke denken - vooral van de katholieke prof. Ch.A.M. Raaijmakers SJ - en de klassieke school in de economie poneerde Bordewijk het principe van de scheiding tussen economische theorie als wetenschap enerzijds en de economische politiek en de ethiek met hun normatieve inslag anderzijds. Een socialistische, liberale of christelijke economische wetenschap was volgens hem niet mogelijk. Stellingnemend in allerlei praktische vraagstukken, toonde Bordewijk zich een exponent van het liberalisme en keerde hij zich uit dien hoofde tegen de idee van socialisatie, het katholieke ideaal van publiekrechtelijke ordening van het bedrijfsleven, de handelsprotectie, 'managed currency' en het hanteren van de inkomstenbelasting als instrument van inkomensherverdeling. In het debat over de gouden standaard schaarde hij zich aan de zijde der antidevaluïsten. Bordewijk was een zeer produktief wetenschappelijk publicist, die een goede pen voerde, zonder evenwel in economisch-theoretisch opzicht oorspronkelijk werk te verrichten. P: Zie naast zijn hoofdwerken De theorie der belastingen en het Nederlandsche belastingstelsel (Zwolle, 1930); Theoretisch-historische inleiding tot de economie (Groningen, 1931); Leerboek der landhuishoudkunde (Haarlem, 1936-1938. 2 dl.) opsomming van publikaties in onder L genoemde necrologie van I.B. Cohen. L: I.B. Cohen in Jaarboek der Rijksuniversiteit te Groningen 1939, 54-57; [Red.], in De Economist 88 (1939) 1-2; H.H. Behrens, De ontwikkeling in het economisch denken (Utrecht [etc., 1969]) 440-443. A.C.A.M. Bots Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Henriette Maria Johanna Moret | geb. 15 OKT 1886 overl. 1966 |
Huwelijk: | 19 Aug 1909 | Den Haag |
Scheiding: | 6 OKT 1913 | Den Haag |
Gezin 2
Huwelijkspartner: | Adèle Catharina Roepman | geb. 25 MRT 1890 overl. 6 OKT 1975 |
Huwelijk: | 4 Apr 1914 | Den Haag |