Frida Jeanne de Clercq Zubli
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Jacobus Emiel de Clercq Zubli | |
Moeder: | Jeanne Jacqueline Henriette Elizabeth Marguerite Jacobs | |
Geboren: | 24 MEI 1902 | Palembang, Sumatra |
Overleden: | 7 Nov 1985 | Apeldoorn |
Religie: | Ger. Kerk | |
Aantekeningen: | Dit nooit meer, moeten ze hebben gedacht. Frida de Clercq Zubli en Adèle Bordewijk-Roepman richtten kort na de Tweede Wereldoorlog een jeugdhuis op in Apeldoorn, waar ze een nieuwe generatie wilden opvoeden. Onafhankelijke, zuivere kinderen moesten het worden, niet gecorrumpeerd door de invloed van ouders. Een eerste stap op weg naar de wereldvrede, te beginnen in Apeldoorn. Het jeugdhuis heette De Branding en zou tot 1970 blijven bestaan. Rond het jeugdhuis bestond een groep van enkele tientallen volgelingen van De Clercq Zubli en Bordewijk, die jarenlang volkomen in de ban van het tweetal waren. Frida de Clercq Zubli (geb. 1902) had voor de oorlog al enige bekendheid als schrijfster van jeugdboeken. Het bekendst is 'De Blijde Stilte' (geb. 1937), een autobiografische roman over een meisje dat langzaam doof wordt. Ze leerde Bordewijk-Roepman (1890) tijdens de oorlog kennen via haar dochter, Hetty Bordewijk. Hetty zat bij De Clercq Zubli in een verzetsgroep in Groningen. De Clercq Zubli overleefde op wonderbaarlijke wijze een Duitse gevangenschap. Toen ze moest onderduiken bracht Hetty haar naar haar moeder, Adèle, die haar in huis opnam. Zo ontstond een vriendschap, die uitgroeide tot een hecht spiritueel verbond. Vanaf het einde van de oorlog tot 1967 waren ze onafscheidelijk: Frida en Adèle, beter bekend als Doeks en Dels. Ze hadden binnen de Branding-gemeenschap een bijna goddelijke status. Bordewijk gold als de 'telefoon', die in paranormale sessies boodschappen van buiten deze wereld doorgaf; Zubli als de 'microfoon', die in uiterst charismatische betogen de goddelijke boodschap verspreidde. Ze hadden een eigen tijdschrift, 'Het Dieplood', en gaven cursussen aan de School voor Wijsbegeerte in Amersfoort. Dan was het vooral De Clercq Zubli die sprak. Zonder enig spiekbriefje wist ze haar gehoor keer op keer te betoveren. Maar wát ze nu precies zei, dat was achteraf lastig na te vertellen. Een belangrijk onderdeel van de ideologie was het bestaan van de Godsvrouwe. Waarom zou God eigenlijk alleen maar mannelijk zijn? Als Jezus Christus een man was, en God misschien niet letterlijk een man maar toch een Hij, waar bleef dan dat vrouwelijke deel waar de helft van de mensheid uit bestaat? Volgens De Clercq Zubli en Bordewijk was het godsbeeld fundamenteel incompleet. De ontkenning van het vrouwelijk deel van God was voor hen een belangrijke verklaring voor de onvolmaaktheid van de mens. Kortom, de Godsvrouwe moest en zou onherroepelijk worden 'ontsluierd'. Ooit zou zij zich op aarde openbaren en dan zou ze terzijde worden gestaan door de volgelingen van de twee dames in Apeldoorn. En dan met name door de kinderen uit de Branding, die zo dichter bij hun ware, eeuwige ziel stonden. Aanvankelijk golden Bordewijk en Zubli vooral als doorgeefluik voor boodschappen van de Godsvrouwe, maar gaandeweg begonnen de figuren van de Godsvrouwe en De Clercq Zubli steeds meer in elkaar over te vloeien. Naarmate haar status binnen de groep groeide, groeide bij sommigen - inclusief haarzelf - de overtuiging dat zij niemand minder was dan de vrouwelijke reïncarnatie van Christus. Het wachten was alleen op het juiste moment om zich als zodanig te openbaren. Een ander kernpunt was de Ene Ware. De volgelingen van De Clercq Zubli en Bordewijk geloofden in reïncarnatie, maar daar kwam nog iets bij. Er bestonden niet alleen eeuwige zielen, maar ook eeuwige partnerschappen. Voor iedereen was er één, maar dan ook slechts één Eeuwige Ware. In het aardse leven, gevangen in een menselijk lichaam, was het zaak die Ene Ware te 'herkennen'. En daarbij konden De Clercq Zubli en Bordewijk helpen. Het kwam voor dat schijnbaar gelukkige stellen zich aansloten bij de Branding, om er na lange gesprekken, paranormale sessies en uitgebreide 'zelfpeiling' achter te komen dat ze toch niet elkaars eeuwige partner waren. Dat heeft diverse keren tot scheiding geleid. Na zo'n scheiding herkenden de betrokkenen in de regel alsnog de Ware in een ander lid van de groep. Homoseksuele liefde paste overigens niet binnen dit wereldbeeld: homo's waren zielen die toevallig in dit leven in een verkeerd lichaam gevangen zaten. Kinderen zijn bij de geboorte puur, en staan veel dichter bij het goddelijke en het eeuwige dan volwassenen. Dat was het uitgangspunt. De vraag is, hoe houd je die puurheid vast? De Clercq Zubli en Bordewijk kwamen met een eenvoudige maar drastische oplossing: verbreek de band tussen ouder en kind. De gedachte was als volgt. Ouders geven, bewust en onbewust, allerlei (voor)oordelen en gedragspatronen door aan hun kinderen. Als je die invloed nu eens weg zou halen, en de kinderen zou laten opvoeden door professionele, ideologisch gelijkgezinde opvoeders, zou je dan niet de ideale mens creëren? En zo gebeurde het. Wie zich aansloot bij de Branding deed daarmee feitelijk afstand van zijn kinderen. Ouders dienden de opvoeding over te laten aan de drie leidsters in het jeugdhuis. Ze mochten hun kinderen wel af en toe zien - vooral niet te vaak -, maar onder één voorwaarde: de kinderen mochten niet weten wie hun ouders waren. Voor de kinderen waren alle volwassenen uit de groep rond de Branding gelijk. Ze heetten allemaal oom of tante; over vaders of moeders werd überhaupt niet gesproken. Hoewel de kinderen in de regel onder één dak woonden met hun natuurlijke ouders, hadden ze daar zelf geen idee van. En de ouders deden er alles aan, onder druk van de leiding, om die onwetendheid in stand te houden. Dat betekende dus nooit samen eten, je eigen kind in bed stoppen, verzorgen bij ziekte, helpen met huiswerk, troosten, etc. Daar waren de leidsters voor. Eeuwig kon de geheimhouding niet duren, maar in een aantal gevallen toch verbazingwekkend lang. Sommige kinderen uit de Branding hoorden pas op hun twaalfde dat de mensen die ze hun hele leven als 'oom zus' en 'tante zo' hadden gekend eigenlijk hun vader en moeder waren. Na die openbaring veranderde er eigenlijk weinig, want het principe bleef overeind: ouders en kinderen moesten geen band opbouwen, dat kon alleen maar tot ellende leiden. Hoogstens voelde voortaan niet alleen de ouder, maar ook het kind de groepsdruk om vooral zo min mogelijk een band op te bouwen. Naast de kerngroep van zo'n vijftien kinderen waren er veel tijdelijke kinderen, van wie de ouders voor werk een tijd in het buitenland verbleven. Zij bleven soms een paar maanden, soms een paar jaar in de Branding. Voor hen was het gewoon een jeugdhuis. Streng misschien soms, met veel nadruk op normen en waarden, maar vaak ook gezellig en in ieder geval niet sektarisch. De tijdelijke kinderen, en hun ouders, werden zorgvuldig buiten de ideologie gehouden. Dat gold al helemaal voor schoolvriendjes en -vriendinnetjes: over de ideële kant van de Branding werd gezwegen. Dat zou allemaal ooit wel eens komen, als de tijd rijp was. Tot dan toe waren de tijdelijke kinderen een prettige en noodzakelijke bron van inkomsten. Met buitenstaanders werd niet gepraat, althans niet over de ideologie. Toen er in 1967 een journalist van Vrij Nederland opbelde werd hij dan ook direct afgewimpeld. Dat zou altijd zijn gebeurd, maar hij belde op een uiterst ongelukkig moment. Kort tevoren waren De Clercq Zubli en Bordewijk, de schijnbaar onafscheidelijke spilfiguren van de Branding, met een knallende ruzie uit elkaar gegaan. Hun ideologische conflict was onnavolgbaar, maar de gevolgen waren pijnlijk concreet. Bordewijk trok zich met haar dochter terug in Oostenrijk. De Apeldoornse groep, nu alleen nog rond De Clercq Zubli, deed alsof er niets aan de hand was, maar de Branding stond op wankelen. En juist toen belde Dick van de Pol van Vrij Nederland. Journalist Van de Pol had gehoord over 'Scientology-achtige toestanden' in Apeldoorn en wilde meer weten. Toen hij niet tot de Branding werd toegelaten besloot hij tot onorthodoxe methodes. Hij belde aan en deed zich voor als Shell-employee. Hij vertelde dat hij naar het buitenland zou worden uitgezonden en tijdelijk onderdak zocht voor zijn kind. Toen was hij opeens van harte welkom. Na een uitgebreide rondleiding - en wat stiekeme aantekeningen - nam hij vriendelijk afscheid, om vervolgens een vernietigend artikel over de Branding te schrijven. Voor publicatie belde hij opnieuw op, om De Clercq Zubli een laatste kans te geven de schade te beperken. Nu mocht hij wel komen, voor een persoonlijk onderhoud met De Clercq Zubli, maar veel leverde dat niet op. Ze wuifde alle kritiek van Van de Pol lachend weg, en het artikel werd er niet milder op. 'Doeks en Dels, de Lieve Lita's van het Onderbewuste' verscheen op 21 september 1968 in Vrij Nederland. Bij de Branding sloeg het in als een bom. Eind jaren zestig leek alles mis te gaan voor de Apeldoornse idealisten. Aangevallen en belachelijk gemaakt in Vrij Nederland, steeds meer interne ruzies, steeds minder betalende expat-kinderen, maar natuurlijk vooral die onvoorstelbare breuk tussen Doeks en Dels. Als dat innige verbond op een misverstand had berust, wat was er dan eigenlijk wel waar geweest al die jaren? De leden, voor het eerst ook de jongeren, begonnen langzaam aan in opstand te komen. Dat had ook met de tijd te maken. De kinderen van de pioniers van de Branding naderden de leeftijd om uit huis te gaan, en wat bleef er dan nog over? Nieuwe aanwas was er niet meer. Na een paar rommelige jaren viel in 1970 definitief het doek voor de Branding. Adèle Bordewijk overleed in 1975, een paar jaar nadat de villa in Apeldoorn was afgebroken. De groep rond De Clercq Zubli bleef nog regelmatig bijeen komen rond het ziekbed van de oude dame. Pas toen zij overleed, in 1985, was het definitief voorbij. En toen kon de verwerking nog beginnen. Tekst en research: Laura van Hasselt Regie: Yaèl Koren Beeldmateriaal De archieffilmpjes komen uit de privécollectie van Charlotte Querido, die van 1957 tot 1970 filmde in de Branding. Foto's zijn van Hens Odinot en Niels Klinkenberg, en een van Querido. Andere Tijden Frida Jeanne de Clercq Zubli, 'Sprookjes, gedichten en zinspreuken', samengesteld door Jacob Jean Mulder, 175 blz, ISBN 978-90-816109-1-9, NUR 730, Drukkerij ORO Grafisch Projectmanagement, Koekange |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Jacob Mulder | geb. 5 MEI 1901 |
Huwelijk: | 27 Aug 1926 | Den Haag |
Scheiding: | 11 Aug 1944 | Groningen |