Suzanna Ignatia von Wolzogen Kühr

Geslacht: Vrouw
Vader: Carl Adolph Hugo von Wolzogen Kühr
Moeder: Wilhelmina Frederika Petronella Wijnmalen
Geboren: 6 Aug 1883 Surakarta, Ned. Indië
Overleden: 18 Apr 1953 Lunteren
Religie: theosofe
Beroep: onderwijzeres
Aantekeningen: Suzanna Kühr werd geboren als het vierde kind van bestuursambtenaar Dolf Kühr en Petronella Wijnmalen. Met haar oudere zus en drie broers (een ouder broertje was als baby gestorven) groeide ze op in een welgesteld koloniaal milieu waar veel werd gelezen en gemusiceerd. Beide ouders waren in Nederlands-Indië geboren en stamden uit bestuurdersfamilies. Ze waren vegetariër en lid van de Theosofische Vereeniging. De vader was bovendien vrijmetselaar. In 1902 kreeg hij toestemming om ook de naam van zijn grootmoeder van moederskant te voeren, om zijn familie te onderscheiden van andere Kührs in Nederlands-Indië; zo heette het gezin voortaan Von Wolzogen Kühr (Gouvernementsbesluit 24-3-1902). Vooral Suzanna’s moeder was actief in de Theosofische Vereeniging: ze deed veel schrijf- en vertaalwerk voor het Theosofisch Maandblad van Nederlandsch-Indië. Op 5 november 1903 werd ook Suzanna lid van de vereniging. Ze was toen twintig jaar oud en had, net als haar broers en zus, de HBS doorlopen.
In 1904 verhuisde Suzanna von Wolzogen Kühr met haar ouders en broers naar Rijswijk, waar het gezin introk bij grootmoeder Wijnmalen, die een jaar eerder naar Nederland was gekomen om kwartier te maken. Alleen zus Julia (1877-1967) bleef in Indië achter vanwege haar betrekking als lerares aan een meisjesschool in Soerabaja. Suzanna en haar broers begonnen meteen na aankomst aan de voorbereiding op het staatsexamen gymnasium, nodig voor toelating tot de universiteit. In 1907 schreef Suzanna zich in Leiden in als student Letteren. Het was in het jaar dat de historicus P.J. Blok zich met zijn artikel ‘Vrouwelijke studenten’ (in Onze Eeuw) afzette tegen het groeiend aantal meisjesstudenten, die in zijn ogen niet konden voldoen aan de wetenschappelijke eisen, ook niet binnen de letterenstudie. Suzanna von Wolzogen Kühr liep vooral colleges bij de letterkundige G. Kalff. Aan het studentenleven nam zij niet deel. Ze bleef bij haar ouders wonen, eerst in Rijswijk, vanaf 1911 in Den Haag.
Toen Von Wolzogen Kühr in 1912 afstudeerde, vroeg Kalff haar om het promotie-onderzoek van zijn dat jaar overleden promovenda Elise Scheffer af te ronden. Zij ging op zijn verzoek in en zo promoveerde ze op 8 juli 1914 op De Nederlandsche vrouw in de eerste helft der 18e eeuw. Het is een soort zedengeschiedenis van het vrouwenleven, gebaseerd op letterkundige bronnen: spectatoriale geschriften, kluchten, pamfletten, poëzie, reisverslagen, novellen. Ook maakte ze gebruik van prenten als bron voor het dagelijks leven van vrouwen. Het resultaat is een lange opsomming van allerhande passages met uitspraken over het doen en laten van de Nederlandse vrouw. Met talloze citaten schetst Von Wolzogen Kühr de fasen van het leven van vrouwen, van de wieg tot het graf. Pas in de slotbeschouwing laat ze iets van haar mening doorschemeren: het zijn altijd mannen die beschouwingen wijden aan de natuur van de vrouw. Nooit is de vrouw zelf aan het woord. Dat, aldus de schrijfster, begint pas in de tweede helft van de achttiende eeuw, een periode die ze belooft in een volgend deel te beschrijven.
In 1920 publiceerde Von Wolzogen Kühr het beloofde deel 2 van De Nederlandsche vrouw, nu over de tweede helft van de achttiende eeuw, volgens hetzelfde procedé. In die jaren, aldus de schrijfster, brak ‘een nieuw tijdperk voor de vrouw’ aan, want aan het einde van de achttiende eeuw werd eindelijk het vraagstuk van de vrouwenbeweging publiekelijk aan de orde gesteld. Ook dit tweede deel, dat ongetwijfeld meer dan deel 1 het werk is van Von Wolzogen Kühr zelf, is een aaneenrijging van interessante citaten. In de tussentijd had ze in 1918 ook twee artikelen gepubliceerd in Theosofia, het orgaan van de Theosofische Vereeniging in Nederland: een over het gevoel voor het dier in de achttiende eeuw (1918) en een over de Javaanse cultuur.
Na 1920 werd het stil rond de historica Von Wolzogen Kühr. Ze werd in dat jaar lerares Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium van Den Haag (het latere Haganum), en was daarmee de eerste en in die tijd ook de enige vrouwelijke leerkracht van de school. Lang heeft dat niet geduurd. Het gemeenteverslag van 1923 vermeldt dat Von Wolzogen Kühr met ziekteverlof was. Vermoedelijk had zich toen al de ziekte van Basedow (struma) bij haar geopenbaard. In 1928 verhuisde zij met haar moeder naar Lunteren, waar de familie een huis volgens theosofische inzichten had laten bouwen. Twee jaar later volgde zus Julia, die na Soerabaja lerares was geweest aan de Haarlemse HBS voor meisjes. Hun moeder was tot op hoge leeftijd actief in de Theosofische Vereeniging. Ook Suzanna bleef tot haar dood lid. Zij hoorde bovendien tot de Esoterische School, de geheime afdeling van ingewijden in de occulte wetenschap van de theosofie, maar leidde een teruggetrokken bestaan. Op 18 april 1953 stierf Suzanna von Wolzogen Kühr, 69 jaar oud. Ze werd gecremeerd.
Reputatie
Suzanna von Wolzogen Kühr heeft naam gemaakt als auteur van het tweedelige De Nederlandsche vrouw in de 18e eeuw, een uniek overzicht van alle mogelijke, vooral literaire uitingen over de rol die vrouwen in die tijd werd toebedacht. Haar werk werd gematigd positief ontvangen. Men roemde de nauwgezetheid van het onderzoek, maar bekritiseerde haar omdat ze voornamelijk aandacht besteedde aan de elite en haar materiaal niet echt tot leven wist te wekken. Daarna werd het stil rond deze vrouwenhistorica ‘avant la lettre’. In de jaren 1980 werd haar werk herontdekt door de vrouwenhistorici van Nederland, en vooral gebruikt als rijke ‘Fundgrube’ van bronnen. In 1996 wijdde de Atlas van Stolk een tentoonstelling aan haar werk, onder de titel De vrouw in achttiende-eeuws Nederland. Prentenexpositie naar een idee van Suzanna von Wolzogen Kühr (1883-1953).
Archivalia
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: dossier Kühr.
Publicaties
De Nederlandsche vrouw in de eerste helft der 18e eeuw (Leiden 1914).
‘Ontwakend medegevoel voor het dier in de 18e eeuw’, Theosofia 25 (1918) 417-420.
‘Stemmen over de Javaansche cultuur en de westersche wetenschap’, Theosofia 26 (1918) 281-284.
De Nederlandsche vrouw in de tweede helft der 18e eeuw (Leiden 1920).
Literatuur
P.J. Blok, ‘Vrouwelijke studenten’, Onze eeuw 7 (1907) dl.3, 447-462.
Dini Helmers en Els Kloek, ‘Suzanna Ignatia von Wolzogen Kühr (1883-1953). Vrouwenhistorica avant la lettre’, De Achttiende Eeuw 27 (1995) 177-192.
Illustratie
Detail van familiefoto, ca. 1908 (privécollectie).
Auteur: Els Kloek
laatst gewijzigd: 06/10/2011
Bronvermelding: Kloek Els, Kühr, Suzanna Ignatia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
URL: http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/kuhr [06/10/2011]