Aantekeningen: |
Op 14 augustus 1843 hing ds.Albert Jans van der Veen, vader van Jan van der Veen en voorbeeld voor Albert Steenbergen, zich op in zijn logeerkamer. Het was het slotdrama van een jarenlange richtingenstrijd tussen de verlichte ds.Albert Jans van der Veen en een overwegend op orthodoxe leest geschoeide kerkeraad. De strijd werd uitgevochten op het terrein van diverse onderwerpen, die op de kerkeraadsvergaderingen ter tafel kwamen, en ging gepaard met door de predikant als pesterij ervaren gedrag. Uiteindelijk wist de kerkeraad van de Hervormde Gemeente van Hoogeveen de predikant in 1843 te betrappen op een misstap. Wat er precies is gebeurd, is niet bekend. Ds.Van der Veen heeft openlijk en ruiterlijk schuld beleden en beloofde "het gedane misgrijp te zullen vergoeden". Het lijkt erop dat er financieel iets mis is gegaan, waarbij ds.Albert Jans van der Veen zich iets toeëigende, dat hem volgens de kerkeraad niet toekwam. De zaak leek opgelost, maar de predikant kon niet meer aan het werk. Zijn gezondheid was voorgoed geknakt. De kerkeraadsvergadering na het belijden van de misstap liet hij zich verontschuldigen. Hij liet meedelen dat hij zich niet meer geschikt voelde voor het ambt, omdat hij door hevige zenuwtoevallen gekweld werd, en vroeg emeritaat aan. De kerkeraad stelde een tijdelijke hulpprediker aan, in de persoon van kandidaat G.P.Kits van Heijningen. Op 14 augustus 1843 werd de kerkeraad met de meeste spoed samengeroepen vanwege het plotseling afsterven van ds.Albert van der Veen. Men sprak van een treurige mare, sombere gewaarwording en een treurige tijding. De opvolger van Ds.Albert van der Veen, ds.H.R.de Holl, kwam pas in 1844, omdat de weduwe Van der Veen nog recht had op een jaar weduwen-traktement.
Ds.De Holl kreeg het eveneens niet gemakkelijk bij tijd en wijle. Hij beschuldigde jaren later, en na veel moeilijkheden zelf verwerkt te moeten hebben, de kerkeraad ervan dat deze het leven van ds.Van der Veen zo benauwd hadden gemaakt, dat zij hem zedelijk vernield hadden. Daarmee bevestigde hij de afscheidsbrief, gevonden bij het lijk van ds.Van der Veen. Daarin gaf ds.Van der Veen de kerkeraad de schuld van zijn dood, met de dramatische woorden: O Broeders, zo vaak gij de mijnen in rouwgewaad ziet, zo vaak gij de grafplaats nadert of betreedt, zo vaak gij van mij hoort spreken, o! gij zult het moeten zeggen: dit is ons werk geweest. De grafplaats: Ds.Albert Jans van der Veen werd ter aarde besteld op 17 augustus 1843, in een eigen graf, op wat we nu kennen als het oude gedeelte van de Hoogeveense begraafplaats. Op 7 september 1876 werd zijn vrouw Hijlcke van der Tuuk in het zelfde graf bijgezet. Op 7 december 1918 volgde een kleindochter, Hyleke Henrica. Alleen de kleindochter staat op de steen vermeld. Naast hen rust hun zoon, Jan van der Veen Azn., en andere familie. |